MAANDAG
4 JULI 1932.
251
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Wilbrink.)
komen tot samenwerking inzake Maatschappelijk Hulpbetoon,
indien zij den practischen weg hadden gevolgd en hun ver
tegenwoordigster in Maatschappelijk Hulpbetoon niet een
wenk hadden gegeven om daar afzijdig te blijven, maar om
ten volle mede te werken aan het onderzoek. Het is mogelijk,
dat men zijn vertegenwoordiger in een commissie, wanneer
werkelijk moeilijkheden dreigen, eenigen steun wil verleenen,
omdat men hem soms niet tegen de omstandigheden opge
wassen acht, maar de heer van Eek heeft vanmiddag gezegd,
dat de sociaal-democraten wel overtuigd waren, een verte
genwoordigster in Maatschappelijk Hulpbetoon te hebben, die
voor zich zelf en haar overtuiging kan opkomen en zich
werkelijk niet op zijde laat dringen. En dan kon het in het
geheel toch geen bezwaar ontmoeten om de door haar ge
noemde feiten met naam en toenaam in de commissie in het
volle licht te stellen; dan was natuurlijk mogelijk geweest,
dat de meerderheid van Maatschappelijk Hulpbetoon een
andere conclusie getrokken had dan mevr. Braggaar, maar
dan waren in elk geval de zaken zeer zuiver behandeld en
objectief gesteld; was dan geen overeenstemming mogelijk,
dan had men nog in den Raad kunnen komen en had men
hier de zaken nog kunnen bespreken; van medewerking in
dit opzicht is echter van de zijde van de sociaal-democraten
helaas niet gebleken.
Dat moet men ook betreuren, omdat ieder volkomen over
tuigd is dat natuurlijk aan het werk van Maatschappelijk
Hulpbetoon gebreken kleven; hoe kan het ook anders? Die
organisatie heeft op het oogenblik ongeveer 1000 gevallen
te behandelen, waaronder zeer moeilijke; men kan dat niet
langs lijnen van geleidelijkheid afmaken, maar ieder onder
zoek zou eigenlijk weer subjectief moeten plaats hebben en
tot allerlei bijzondere resultaten leiden. Bij zoo'n «massa
productie" komt men er onwillekeurig toe in sommige ge
vallen de massale lijn te volgen, om in elk geval er door
te komen. Dat dan fouten worden gemaakt, is zeer begrijpe
lijk; spreker zou het zelfs onbegrijpelijk vinden als in deze
geen fouten werden gemaakt; dan zouden de qualiteiten van
Maatschappelijk Hulpbetoon en zijn leden moeten staan op
een zoodanig hoog peil als eigenlijk niet denkbaar is.
De Raad zelf neeft de leden der Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon benoemd en in hen zijn vertrouwen
uitgesproken, waarom spreker zich niet kan vereenigen met
de motie van den heer van Eek, waarin gevraagd wordt het
vertrouwen in deze personen op te zeggen. De sociaal-demo
craten hadden dezen leden dan ook ten volle de gelegenheid
moeten geven om zich te verantwoorden. Het is beneden de
waardigheid van den Raad om, indien deze leden door de
omstandigheden voor een bovenmenschelijke taak zijn ge
plaatst en daarbij fouten maken, hen zoo scherp mogelijk te
hekelen. De Raad heeft ter dege rekening te houden met
de omstandigheden, waarin gewerkt wordt en moet worden.
Spreker is er van overtuigd, dat door Maatschappelijk Hulp
betoon fouten gemaakt worden. Ook hem zijn gevallen ter
oore gekomen, waarbij hij het met de toepassing van de
middelen, die Maatschappelijk Hulpbetoon gebruikt en de
normen, die vastgesteld worden, absoluut niet eens kan zijn.
Om die reden veroordeelt spreker Maatschappelijk Hulpbetoon
niet, aangezien hij er van overtuigd is zelf fouten te zullen
maken, als hij lid der Commissie is. Men is immers niet in
staat alles te overzien.
Het is altijd gemakkelijk om, evenals mevrouw Braggaar
de Does deed, te zeggen «deze menschen, die in nood ver-
keeren, zijn allen slachtoffers van het kapitalistische stelsel,
dat ik voor hun nood verantwoordelijk stel en daarom ook
moeten die menschen goed worden geholpen."
Men behoeft zich dan niet af te vragen is hier ook sprake
van persoonlijke schuld
Ook 'al zou spreker deel uitmaken van de Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon, dan nog zou hij dat standpunt
niet kunnen innemen, maar zou hij een anderen maatstaf
moeten aanleggen dan mevrouw Braggaarde Does doet.
Ongetwijfeld zullen er onder de leden van de Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon zijn, die dien anderen maatstaf
aanleggen en het is de vraag, hoeveel van de gevallen, door
mevrouw Braggaarde Does genoemd, zouden afvallen, indien
daarbij deze maatstaf werd aangelegd en men dus rekening
hield met de verschillende omstandigheden van de betrok
kenen. Het is zeer goed mogelijk, dat er dan ook nog geen
enkel geval zou worden afgewezen en men zou moeten zeggen
ik zou persoonlijk toch anders hebben gehandeld.
De houding van de sociaal-democraten is niet reëel. Waar
zij niet op hetzelfde standpunt staan en de taak van Maat
schappelijk Hulpbetoon niet op dezelfde wijze zien als de
burgerlijke leden van de Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon, hadden zij met de bijzondere omstandigheden
rekening moeten houden en Maatschappelijk Hulpbetoon de
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Wilbrink e.a.)
gelegenheid moeten geven de feiten ook naar den maatstaf
van de andere leden te meten.
Spreker kan zich dan ook niet vereenigen met de motie
van den heer van Eek. Ging het daarin alleen over de be
woordingen, waarin de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon zich heeft verdedigd tegen de gestie van de sociaal
democratische fractie, dan zou er misschien iets voor te zeggen
zijn. Ook spreker zou die bewoordingen niet geheel voor zijn
rekening willen nemen. Daartegenover staat echter, dat de
andere leden van de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon door de wijze van doen van de sociaal-democraten
zoodanig zijn geprikkeld, dat uit hun pen uitdrukkingen zijn
gevloeid, die zij in andere omstandigheden niet voor hun
rekening zouden wenschen te nemen, en later er over na
denkende het misschien betreurd hebben het adres zoo scherp
te hebben gesteld.
Dit is echter niet de bedoeling van de motie, die strekt
om een veroordeelend vonnis uit te spreken over den arbdd
van Maatschappelijk Hulpbetoon en daartoe wenscht spreker
op het oogenblik niet mede te werken, gezien de moeilijk
heden waarvoor de Commissie is geplaatst.
Ook aan de instelling van een commissie van onderzoek
naar de door mevrouw Braggaarde Does medegedeelde feiten
kan spreker niet medewerken. De sociaal-democraten willen
den Raad daarbij den abnormalen weg doen opgaan, terwijl
de meerderheid van den Raad bij de begrooting heeft te
kennen gegeven, wat zij als den normalen weg in dezen
beschouwt.
Dat spreker zich wel degelijk bewust is van de moeilijk
heden bij en de bezwaren tegen de werkwijze van Maat
schappelijk Hulpbetoon, blijkt uit het voorstel, dat door de
heeren Wilmer, Beekenkamp en hem is ingediend. Spreker
onderschat niet de moeilijkheden en wil er gaarne toe mede
werken, dat de mogelijkheid wordt onderzocht om verandering
te brengen in de werkwijze van Maatschappelijk Hulpbetoon,
althans dat wordt nagegaan, of de Commissie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon op de juiste wijze werkt.
Men zegt wel eens, dat zij, die lang werkzaam zijn op sociaal
terrein, afgestompt worden en gekarakteriseerd worden
eigenlijk menschen zonder hart te zijn. Het kan voorkomen, dat
men na vele teleurstellingen te hebben ondervonden en zijn
vertrouwen vaak te hebben zien beschaamd, ten slotte alleen
het nuchtere verstand laat werken en het hart het zwijgen
oplegt. In een zaak als die van Maatschappelijk Hulpbetoon
moet het verstand zeer zeker een woord meespreken, maar
het gevoel mag toch niet ontbreken. In Leiden heeft men
wel het voorrecht, dat aan het hoofd van Maatschappelijk
Hulpbetoon staat een vrouw, terwijl de vrouw in het algemeen
meer dan de man als gevoelsmensch wordt beschouwd, waarom
men aanneemt, dat een vrouw gemakkelijker met de nooden
en behoeften van anderen kan medeleven. Het is echter ook
een feit, dat als een vrouw eenmaal is afgestompt en door
allerlei omstandigheden haar hart voor de zaak heeft verloren,
het moeilijker is bij haar dan bij den man het sociale gevoel
weer wakker te roepen.
De eventueel in te stellen commissie zal dan ook niet alleen
moeten onderzoeken, hoe in de vergaderingen der commissie
wordt gehandeld, maar ook naar de wijze, waarop de rap
porten worden samengesteld en de instructies, die de samen
stellers ontvangen van het hoofd van Maatschappelijk Hulp
betoon.
Aangezien de motie van den heer Wilmer c.s. ook een veel
wijdere strekking heeft dan die van den heer van Eek, be
veelt spreker de eerstgenoemde motie met vrijmoedigheid bij
den Raad aan.
De heer Kuipers is als agent van politie dikwijls in contact
gekomen met Maatschappelijk Hulpbetoon en om aan de
feiten, meegedeeld door de heeren Eikerbout en Knuttel,
nog een feit in zake de houding van Maatschappelijk Hulp
betoon alhier vast te leggen, deelt spreker het volgende mede:
In Maart 1931 werd door den heer van der Wilk assistentie
gevraagd en spreker werd daarheen gestuurd; er stond daar
een vrouw te huilen met 2 kinderen, een oud 2 jaar en een van
circa 2 maanden, die voor den derden keer afgewezen was;
het bleek spreker, dat zij geen voedsel en zelfs geen melk
voor haar kinderen had. Maatschappelijk Hulpbetoon had
deze vrouw gezegd, dat zij maar uit werken moest gaan;
het slot was, dat die vrouw daar weg moest op last van
Maatschappelijk Hulpbetoon, zonder dat haar geld of melk
verstrekt was; ten einde raad heeft spreker den heer van
der Wilk gevraagd, of zij dan ten minste niet een bon voor
eten voor haar kinderen kon krijgen; die vrouw huilde van
den honger en had in 2 dagen niet gegeten; haar man was
varensgezel en had haar wegens de beroerde omstandigheden
tijdelijk verlaten. Er was echter niets aan te doen en die