MAANDAG
4 JULI 1932.
247
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulphetoon.
aan, dat algemeen dat gevoel onder de steuntrekkenden
leeft.
De steuntrekkenden van Maatschappelijk Hulpbetoon ge
voelen zich in alle opzichten als niet meer mensonwaardig
behandeld, als aan de zwartste armoede overgeleverd, als
degenenuit wie alles gehaald wordtwat er nog in
hen zit.
Die geheele toestand wordt in den raad als het ware ge
loochend. Men zet een zeer onnoozel gezicht en zegt: ik weet
er niets van, of er iets niet in den haak zou zijn. Indien
daaraan geen paal en perk wordt gesteld, zal men voortgaan
op den weg van bezuiniging en zullen de gezinnen, die lijden
van de ontbering, tot absoluut broodsgebrek worden gebracht,
doordat zij gaandeweg niets meer krijgen.
Het maakt een ontzaglijk onnoozelen indruk, dat men
triomfantelijk iri het adres aanvoert, dat een van de leden
der commissie het woord «satanisch" gebruikt heeft. Men
schijnt dit een mooie vondst te achten en te denken: ze
zullen wel bang worden, als het door deze brave burgers zoo
uitgedrukt wordt.
Dit woord heeft spreker de vraag doen stellen, of er geen
andere dingen zijn, waarop het van toepassing is. Het is
satanisch, dat in een tijd, waarin voor den langs de straat
loopenden koopman in het algemeen niets te verdienen is,
waarin de deur wordt platgeloopen door kooplieden, zoodat
men er toe komt niet meer naar de deur te gaan, wanneer
gebeld wordt, waarin de kooplieden, die gewoon waren een
schamel kostje op te halen, daartoe niet meer in staat zijn
door de groote concurrentie, welke hun wordt aangedaan
door degenen, die uit andere vakken zijn gestooten en nu ook
probeeren op deze manier aan den kost te komen, tot een
deel van de steuntrekkenden wordt gezegd: je bent koopman,
wordt daarom afgeschreven en moet maar op een andere
wijze trachten geld te verdienen.
Nadat zoo'n koopman zich tot spreker had gewend, heeft
spreker zich telefonisch met Maatschappelijk Hulpbetoon in
verbinding gesteld en gevraagd, waarom de man was afge
schreven. Spreker ontving daarop een stumperig antwoord:
de man was als koopman afgevoerd. Op sprekers vraag, of
de ambtenaar meende, dat voor dezen man (colporteur) iets
te verdienen was, nu eiken morgen een tiental van deze
colporteurs aan de deur komt, werd geantwoord: het is voor
deze menschen heel moeilijk. Toch worden zij op een bepaald
oogenblik van den steun afgevoerd. Men kan niet tegen
spreken, dat er voor hen niets te verdienen is, maar men
zegt eenvoudig: zij zijn niet te controleeren. Laat men zich
eens voorstellen, wat het zou beteekenen, indien de justitie
zei: je kunt niet bewijzen, dat je den diefstal niet hebt ge
pleegd en daarom word je opgesloten.
Maatschappelijk Hulpbetoon bewijst niet, dat deze menschen
geen verdiensten hebbende menschen moeten het zelf
bewijzen. Dit bewijs is niet te leveren en zoolang zij het
niet bewijzen, krijgen zij niets.
Aan een ander, die tot een gegeven oogenblik ƒ5.steun
per week had ontvangen, werd op dat oogenblik de steun
onthouden op grond van de overweging, dat hij voor een
politieke partij colporteerde met couranten en brochures en
daarmede, naar men vermoedde, wel iets zou verdienen.
De heer Eikerbout sprak over onvoldoende onderzoekingen,
die gedaan zijn; hier is stellig het minste onderzoek ingesteld,
want aan dat werk wordt geen cent verdiend. Nu kan men
in een tijd van overvloedig werk nog zeggenje verdoet je
tijd met andere dingen en je zoekt geen werk, maar nu men,
in een tijd, dat er in zijn vak absoluut geen werk te vinden is,
en zeker niet voor iemand, die toch al wegens zijn vroegere
activiteit overal in dat vak op de zwarte lijst staat, terwijl
er duizenden werkloos op het oogenblik rondloopen, maar
zegt: ga maar werk zoeken op het platteland; daar is het
nu de tijd van intensief grondwerk weer, dan zou men
vragen: heeft Maatschappelijk Hulpbetoon wel eens van een
crisis gehoord; het moet zich bepaald eens op de hoogte
stellen, dat er op het oogenblik een crisis heerscht; dat
schijnt nog niet tot Maatschappelijk Hulpbetoon doorgedrongen
te zijn. Op de dorpen zit men evenwel overal vol met werk-
loozen; de toestand in de omstreken is op het oogenblik zoo
dat in verschillende gemeenten (Sassenheim, Noordwijk,
Lisse, e. a.) een aanschrijving tot de werkgevers is gericht om
voor het bollen-pellen en -rooien zelfs voor dat ruwe
werk, dat niet eens werk voor volwassen arbeiders is, maar
meestal door vrouwen en kinderen geschiedt geen arbeids
krachten van buiten de gemeente te nemen; is het dan geen
volkomen nonsens en satanische ironie om den raad te geven
om buiten werk te zoeken; het is intens gemeen om dat te
zeggendat is liederlijk en spreker wil wel eens weten hoe
de voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon dergelijke
practijken wil verdedigen.
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulphetoon.
(Vallentgoed e.a.)
De heer Vallentgoed zegt, dat dit zijn oorzaak vindt in het
gebrek aan arbeiders vertegenwoordigers.
De heer Knuttel zegt, dat de heer Vallentgoed zich dwaze
illusies maakt over de bezittende klasse; het is niet waar dat
die het niet weet en niet ingelicht is, maar die wil het geld
houden; dat is de werkelijkheid. Laat de heer Vallentgoed
zich geen illusies maken, dat de door hem gevraagde uit
breiding van Maatschappelijk Hulpbetoon de zaak veranderen
zou. Zelfs bij zoodanige uitbreiding van Maatschappelijk Hulp
betoon, dat de arbeiders er de meerderheid vormden, zal men
die verbeteringen tegenhouden door andere remmen, desnoods
door de Regeering erbij te halen en die te laten verbieden
het doen van hoogere uitkeeringenspreker voorspelt, dat het
tenslotte ook tot dergelijke dingen zal komen.
Hetzelfde is het geval met het verwijzen naar de Werk
inrichting. Spreker ondersteunt hetgeen daarover door me
vrouw Braggaar is gezegd. Het is ook volstrekt niet waar, dat
de menschen er op aangekeken worden; er worden zelfs
zekere elementen naar de Werkinrichting gezonden, die voor
dit volkomen geestdoodende werk, dat eigenlijk bestemd is
voor absoluut uit de maatschappij uitgestooten menschen, die
op geen andere wijze te helpen zijn, niet in aanmerking
komen wat hun geheelen persoon betreft; dit wordt dan wel
degelijk toegepast als een gemakkelijke manier om van steun
aan al die menschen af te komen.
Hetgeen Maatschappelijk Hulpbetoon daarover zegt:
«De Commissie vraagt zich integendeel steeds nauwkeurig
af, of voor plaatsing in die inrichting een bepaalde reden
valt aan te nemen."
is een dooddoener; een reden is altijd wel te vinden; de
vraag is alleen maar, of het een goede reden is. Met derge
lijke dingen dekt men zich niet; de vraag is of men op een
hardvochtige en vreeselijke manier is opgetreden. De bezit
tende klasse toont zich eenvoudig onbekwaam om eenigszins
te begrijpen, althans om te handelen als eenigszins begrij
pende de positie, waarin een nog steeds toenemend aantal
arbeiders in de tegenwoordige omstandigheden geplaatst is.
Het moet nu maar eens goed begrepen worden, dat de
toekomst van 1/3 of 1jl van de arbeiders volstrekt hopeloos
geworden is.
Men is weer bezig te trachten met behulp van allerlei
maatregelen van loonsverlaging, bezuiniging, rationalisatie,
afschrijving, verschillende bedrijven rendabel te maken. Dit
moge een uitweg bieden voor de eigenaren van de bedrijven
en de aandeelhouders, een uitweg voor de werkloozen is het
niet, want al die maatregelen hebben geen vermindering, maar
wel vergrooting van de werkloosheid tot gevolg. De bedrijven
zullen op kleinere schaal dan vroeger gaan of blijven werken
en doordat de koopkracht daardoor en door de loonsverla
gingen geringer wordt, zal hierop een nieuwe crisis volgen,
wanneer het gelukt deze crisis voor het sterkere deel van de
ondernemers te remmen en tot staan te brengen. D. w. z.
dat de positie van deze arbeiders niet gedurende een kwaden
winter, zooals vroeger weieens het geval was, maar voor hun
geheele verdere toekomst slecht zal zijn, tenzij een buiten
gewoon geluk voor hen uit de lucht valt, waarna dan echter
andere slachtoffers in hun plaats zullen treden.
Maatschappelijk Hulpbetoon houdt daarmede bij de uitkee
ringen, die een volstrekt onmenschwaardig bestaan scheppen,
geen rekening.
Men is zoover gegaan, dat men den menschen in plaats
van een geldelijken steun een portie eten en zelfs een brood
per dag kan geven. Wat stelt men zich voor van hetgeen
met de menschen, die geen andere inkomsten hebben, gebeu
ren zal, wanneer zij een brood per dag krijgen. Ten slotte
zullen zij niet kunnen leven van droog brood zonder meer;
dat veroorzaakt scheurbuik. Wil men dan het verbod van
bedelarij opheffen en toestaan, dat de menschen de hand
ophouden langs de huizen Wenscht men, dat er gestolen
wordt? Moet het gaan als met den man, die geen steun
kreeg en tot wien men zei, dat hij maar met zijn netten
moest gaan visschen en die, toen hij dit deed, proces-verbaal
tegen zich zag opgemaakt, terwijl zijn netten werden verbeurd
verklaard
Wanneer men een hoogen toon aanslaat en doet, alsof een
beschuldiging wordt uitgesproken, terwijl alles in de beste
orde zou zijn bij Maatschappelijk Hulpbetoon, is het een aanval
van zeldzame brutaliteit, die zal terugslaan op de hoofden van
degenen, die hem gedaan hebben.
De heer Wilmer kan de wijze, waarop mevrouw Braggaar
in overleg met haar fractie deze zaak van Maatschappelijk
Hulphetoon heeft behandeld, niet waardeeren; spreker heeft
er reeds den eersten keer, toen deze zaak in den Raad kwam,
op gewezen dat, wanneer men een aanklacht indient tegen