244 MAANDAG 4 JULI 1932.
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Vallentgocd e a.)
II. Voortzetting van de behandeling van de missive van
de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon,
naar aanleiding van de beschuldigingen door Mevr. Bragg aar
de Does aan het adres dier Commissie geuit in de raadsver
gaderingen, waarin de bcgrooting voor 1932 werd behandeld.
(Zie Ing. St. No. 134.)
De heer Vallentgoed zou gaarne, alvorens de Voorzitter het
woord geeft aan den heer Eikerbout, die het het eerst gevraagd
heeft, het een en ander willen mededeelen, omtrent de werk
wijze van Maatschappelijk Hulpbetoon, aangezien hij meent,
dat de zaak daardoor voor verschillende raadsleden duidelijker
zal worden.
De heer Elkcrbout heeft er geen bezwaar tegen na den heer
Vallentgoed te spreken.
De heer Vallentgocd zegt den heer Eikerbout dank voor
diens welwillendheid.
Volgens art. 28 van de Armenwet dient een commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon te worden ingesteld. De uitdrukking
«noodzakelijk levensonderhoud" in dat artikel heeft in de
Tweede Kamer zeer veel stof doen opjagen. De heer Miegen
heeft alle pogingen aangewend om deze bepaling te doen
wijzigen, maar het is hem niet gelukt haar uit het artikel te
laten schrappen.
Wanneer iemand zich tot de Commissie voor Maatschappe
lijk Hulpbetoon met het verzoek om steun wendt, wordt een
armbezoeker opgedragen dit geval te onderzoeken en daarover
rapport uit te brengen.
Deze kan dan een voorstel doen, dat echter altijd adviseerend
is en op den volgenden Dinsdag in behandeling komt en dan
toegestaan of afgewezen wordt; wordt de aanvrage afgewezen
of is men niet tevreden met het toegestane bedrag, dan kan
men zich wenden tot den Burgemeester of tot Gedeputeerde
Statendie weg is den meesten echter onbekend en wordt
dus in den regel niet bewandeld; daarom wenden 90% van
die menschen zich tot de sociaal-democratische leden van
Maatschappelijk Hulpbetoon.
Werden die zaken nu aangebracht bij spreker kort voor
de vergadering van Maatschappelijk Hulpbetoon, dan vroeg
hij inlichtingen over dat geval; gebeurde het eenige dagen
daarvoor, dan stelde hij zelf een onderzoek in en kwam hij
op de vergadering zelf met een goed zakelijk rapport. Voor
die menschen is er geen andere instantie, tot welke zij zich
kunnen wendenmen heelt wel eens getracht daarin wijziging
te brengen door de bepaling, dat de Secretaresse des Vrijdags
een uur zitting houdt om die menschen te ontvangen, maar
daarvan is vrij wel niets terechtgekomendie menschen zijn nu
eenmaal op de sociaal-democratische leden van Maatschappelijk
Hulpbetoon aangewezen. Spreker zal niet beoordeelen waarom
zij zich bij voorkeur tot die leden wenden; hij constateert
alleen, dat men, van welke richting ook, bij hen komt. Dit
teekent echter hunne houding in Maatschappelijk Hulpbetoon;
daardoor vatten de sociaal-democratische leden hun werkkring
in Maatschappelijk Hulpbetoon zeer uitgebreid op; men heeft
spreker vaak verweten, dat hij er een armbestuur op zich zelf
op na houdt, maar de andere leden brengen ook wel eens
gevallen ter sprake; dat is dus slechts een quaestie van hoe
veelheid, niet van principe.
Wat nu betreft de samenstelling van Maatschappelijk Hulp
betoon, bij de benoeming van nieuwe leden ziet men uit naar
menschen, die gewerkt hebben aan de diaconale zorg, dus
meest op kerkelijk gebied; sprekers ervaring is, dat die echter
te veel het wettelijk recht uit het oog verliezen en zich te
veel overgeven aan de gedachte van de diaconale zorg. Spreker
heeft meermalen in Maatschappelijk Hulpbetoon bij de christe
lijke en katholieke leden aangedrongen op het doen plaats
nemen in Maatschappelijk Hulpbetoon van afgevaardigden van
hun vakbonden, o.a. op de laatste vergadering, die spreker
meemaakte, omdat hij overtuigd is, dat deze door hun om
geving en hun alkomst veel beter over de behoeften van de
klasse, waaruit zij zelf voortgekomen zijn, kunnen oordeelen
dan de burgerlijke leden, hoe goed deze het overigens ook
bedoelen. Spreker wijst het onmiddellijk af, wanneer men
zegt, dat dezen niets voor armoede en maatschappelijken nood
zouden gevoelen.
Zeer zeker staat hun hart daarvoor open, maar het werk
wordt veel te veel bezien uit het oogpunt van diaconie.
Het zou een verbetering zijn, indien van protestantsch-
christelijke en katholieke zijde vertegenwoordigers van de
arbeiders in de Commissie werden benoemd. Bovendien zou
de Commissie uitgebreid kunnen worden met personen, die
zich bewegen op het gebied van de drankbestrijding en de
reclasseering, zooals ook in Arnhem is geschied. De tegen
woordige leden hebben te weinig contact met de betrokkenen
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Vallentgoed e.a.)
en de leden, die het contact met de steuntrekkenden wel
onderhouden, zijn in het algemeen de vertegenwoordigers van
de sociaal-democraten.
Nadat mevrouw Braggaarde Does haar aanklacht in den
Raad had uitgesproken, heeft de Voorzitter het woord «ver
dachtmakingen" gebruikt. Die qualificatie is onjuist, aangezien
het niet meer was dan een aanklacht.
De Voorzitter meent, dat een aanklacht meer is dan een
verdachtmaking.
De heer Vallentgoed zegt, dat men een aanklacht altijd
kan uitspreken. Wanneer men de juistheid er van met be
wijzen wil staven, is het een beschuldiging. Het uitspreken
van een beschuldiging is nooit strafbaar; het uitspreken van
een verdachtmaking is wel strafbaar en is ook van inferieure
qualiteit.
Spreker hoopt, dat de Voorzitter het woord «verdacht
making", dat zeer onaangenaam klinkt, zal terugnemen.
Spreker heeft na het betoog van mevrouw Braggaarde
Does gezegd te hopen, dat deze Wethouder, voorzitter der
commissie, genoeg kracht zou bezitten, om zich niet onder
geschikt te maken aan de secretaresse. In de commissie heeft
men spreker deze uitdrukking zeer euvel geduid en men
heeft zelfs gesproken van «lafheid". Spreker dacht daarbij
echter aan een bepaald geval, want hij zegt niets, dat hij
niet kan bewijzen.
De secretaresse is volgens artikel 5 van haar instructie
verplicht de besluiten der vergaderingen van de commissie
zoo spoedig mogelijk uit te voeren en nu is het eigenaardige,
dat hetzelfde lid, dat spreker van lafheid beschuldigde, een
geval heeft aangehaald, waarin de secretaresse in gebreke
werd gesteld. De commissie had n.l. een besluit genomen ten
aanzien van de leverantie van brood. Drie maanden, nadat
dit besluit was genomen, bleek, dat de secretaresse het niet
uitvoerde. Toen het meergenoemde lid daarover opmerkingen
maakte, heeft de Voorzitter de secretaresse niet tot de orde ge
roepen en haar niet gedwongen het besluit uit te voeren.
Hieraan heeft spreker bij het maken van zijn opmerking
gedacht.
Spreker hoopt, dat dat lid, waar hij kennis nam van een
uitlating in de vorige zitting, ook hiervan kennis zal nemen
en het over zich zal kunnen verkrijgen om het woord lafheid
aan sprekers adres in te trekken; dat staat niet in sprekers
woordenboekhij is niet laf, noch in zijn woorden, noch in
zijn daden.
Het ingediende adres vindt spreker een onvergeeflijke dom
heid; Maatschappelijk Hulpbetoon had moeten volstaan met
de zaak weer te geven en eenvoudig af te wijzen zonder
meer, maar de gebruikte qualificaties zijn toch beneden peil.
Er wordt gezegd, dat door mevrouw Braggaar zoo is
opgetreden, om eigen voortreffelijkheid te doen uitkomen.
Zien deze dames en heeren dan niet, dat wat de sociaal
democratische leden in Maatschappelijk Hulpbetoon doen, is
zuiver het opkomen voor die menschen, die aangewezen zijn
op Maatschappelijk Hulpbetoon, eenvoudig volgens hun plicht?
Dacht men een oogenblik, dat zij behoefte hadden hun eigen
voortreffelijkheid aan het licht te doen komen? Spreker kan
het niet aannemen. Er is vreeselijk gezwamd en dit zal wel
ondoordacht gezegd zijn, maar tusschen zeggen en doen
drukken is nog een heel verschil; men had dat heel gemak
kelijk terug kunnen nemen.
Spreker weet er geen woorden voor om zijn afkeuring uit
te spreken over de woorden «politieke partij-propaganda van
het laagste allooi"; door dergelijke woorden haalt men zich
zelf naar beneden, niet degene, tegen wie men ze gebruikt;
dat kan absoluut niet door den beugel.
Verder wordt in het adres ontkend, dat men menschen
naar de Werkinrichting zou zenden, die daarvoor niet in
aanmerking komen; indien noodzakelijk, zal spreker dit met
bewijzen staven, maar voorloopig bepaalt hij zich tot het
ontkennen van de juistheid van die bewering; spreker heeft
nog oude aanteekeningen helaas heeft hij bij zijn ontslag
als lid er vele verscheurd waaruit hij door het noemen
van namen kan bewijzen, dat bij het zenden naar de Werk
inrichting tamelijk willekeurig te werk is gegaan.
Spreker brengt mevrouw Braggaar hulde voor de wijze,
waarop zij haar werk in deze verdedigd heeft en waarop zij
de op haar gerichte aanvallen heeft beantwoord.
Men zou spreker kunnen verwijten, dat hij dit nooit gedaan
heeft; meermalen heeft spreker erover gedacht, om wanneer
hij tevergeefs werkte of stond tegenover leden, die hem niet
wilden begrijpen, of afkamden, het eens in den Raad te
brengen; dat mevrouw Braggaar dit gedaan heeft, bewijst
dat zij meer voortvarend is dan spreker; daarvoor zou als
verontschuldiging aangevoerd kunnen worden zijn gezondheids-