MAANDAG 4 JULI 1932. 263 Reorganisatie van den Rcinigings- en Ontsmettingsdienst. (Wilbrink c.a.) hebben, dat er is. Waarschijnlijk zal echter op dat beste patent zijn verleend, zoodat het materiaal op het oogenblik nog duur is, terwijl het over een of twee jaar belangrijk goedkooper zal zijn te verkrijgen. Het is volstrekt niet sprekers bedoeling, dat de gemeente verouderd materiaal zal koopen en waar de wagens, die hij op het oog heeft, in elk geval niet weg zijn, acht hij het gewenscht, dat, gezien de omstandigheden, men tot het volgende jaar zal wachten en dan zal nagaan, of tot de uitbreiding in den zin als door den directeur wenschelijk wordt geacht, kan worden overgegaan. De heer Splinter zegt, dat de heer Wilbrink wel een beetje erg luchtig over deze zaak heen loopt; deze doet het voor komen, alsof het maar een heel eenvoudig zaakje is om een paar wagentjes aan te schaffen, maar daaraan heeft men niet voldoende; bij autotractie zijn tenminste 4 wagens noodig; daaraan kan men niet ontkomen. De heer Wilbrink zegt: neem maar wat goedkoopere wagentjes. De Directeur heeft deze zaak echter nagezien en is tot de conclusie gekomen, dat men deze wagens moet hebben. Spreker geeft den heer Wilbrink toe, dat er patenten op zitten, maar door de tijds omstandigheden heeft de gemeente deze wagens, die oor spronkelijk ƒ12.000.per stuk kostten, voor/7.600.kunnen krijgen;een andere autofabrikant deelde bij informatie mede, aan de hand van zijn gegevens omtrent deze wagens, dat hij zoo'n wagen voor dien prijs niet kon leveren. Ten aanzien van den prijs is het juist een gunstig tijdstip voor aanschaffing van deze wagens. Spreker heeft nog een aanbieding gehad van wagens met een inhoud van 4 a 4J m3; de betrokken firma schrijft: «Eventueel zou in de toekomst, wanneer intusschen de al- gemeene situatie wat gunstiger geworden zal zijn, bij ver vanging van dit materiaal successievelijk het z.g. trommel systeem kunnen worden ingevoerd." Die man biedt dus zijn eigen wagens aan, maar is zelf overtuigd, dat het trommelsysteem het beste is. De heer Wilbrink loopt ook luchtig over de zaak van den Ontsmettingsdienst heen en zegt niet te kunnen begrijpen, dat de inrichting van den paardenstal voor den ontsmettingsdienst maar ƒ20.000.kost; dat is juist het mooie van dien stal, die heelemaal gemaakt is met pijlers van gewapend beton, zoodat er in dit gebouw niets behoeft weggebroken te worden; alleen moet een indeeling voor de ontsmettingsinrichting zelf gemaakt worden, die maar ƒ5.500.zal kosten; spreker overdrijft niet wanneer hij zegt, dat stichting van een nieuw gebouw, met zulk een inrichting veel duurder is dan wanneer het aldus gebeurt. De heer Knuttel vroeg: is het tegenwoordige materiaal werkelijk zoo onbruikbaar. Het verkeert in een desolaten toestand. De heer Knuttel vraagt of de Wethouder dat nooit eerder bemerkt heeft. De heer Splinter heeft dat al jaren eerder bemerkt, maar de vorige directeur was niet zoo voortvarend, waardoor de zaak is blijven slepen; waar een reorganisatievoorstel van dien Directeur niet verwacht kon worden, heeft hij een rapport gevraagd aan den heer Noppen, te Amsterdam, dat is verschenen tijdens de ambtsvervulling van den tegenwoordigen Directeur. Het rapport van den tegenwoordigen Directeur biedt naar de meening van het College een betere basis voor de te ondernemen reorganisatie dan dat van den heer Noppen. Men heeft nu een goed rapport van een goeden Directeur, nu wil men daarnaast nog een rapport hebben; de logica daarvan ontgaat spreker ten eenen male. Het vroeger ingediende voorstel van den heer Groeneveld is met de aanneming van het onderhavige voorstel van Burgemeester en Wethouders niet begraven. De Directeur van den reinigingsdienst heeft spreker ge schreven: »De bouw van een centrale garage moet worden ontraden 1. omdat de ophaalwagens van den Reinigingsdienst be zwaarlijk kunnen worden ondergebracht in een garage, waar eveneens personenauto's of wagens van andere gemeentelijke diensten zijn gestald. Eerstgenoemde wagens vervoeren zeer dikwijls goederen, welke óf zijn besmet óf vol ongedierte zitten, 2. omdat de reinigingsdienst in hoofdzaak is een transport bedrijf, zal het bezit van een garage in de onmiddellijke nabijheid van de plaats van lossing noodzakelijk zijn, aan gezien de regeling der gevraagde werkzaamheden voor de wagens vanaf deze plaats moet geschieden. In den winter en ook in den schoonmaaktijd komt het veel voor, dat in bepaalde wijken midden in den voormiddag of in den namiddag hulp moet worden verstrekt, zelfs aan be- Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Splinter e.a.) paalde wagens bijzondere voorzieningen of ombouwingen moeten plaats vinden, waarvoor de aanwezige vaklieden, thans onder gebracht in de werkplaatsen op het terrein, worden benut. Het behoeft geen betoog, dat met het heen en weer loopen van deze menschen en het vervoer der gereedschappen veel kostbare tijd zal verloren gaan. 3. zal een garage, gelegen op eenigen afstand van het centrale terrein, noodwendig moeten worden een plaats van waaruit de werkzaamheden mede worden geregeld met het gevolg, dat meerder controleerend personeel zal zijn benoodigd. Het geheele reorganisatieplan zoowel van den Reinigings als ook voor den Ontsmettingsdienst, is juist uitgegaan van de gedachte, zooveel mogelijk alles onder te brengen op één terrein, waar hierdoor afdoende contróle op het geheel ten allen tijde mogelijk is." Spreker heeft den reinigingsdienst in Rotterdam bezocht en gezien, dat ook daar de dienst een eigen garage heeft. De Directeur staat in deze dus niet alleen. In antwoord op de vraag van den heer Huurman deelt spreker mede, dat de paarden voor het meerendeel op zijn. De helft zal moeten worden opgeruimd; de overige kunnen nog een poosje in dienst gehouden worden. De zaak van de vuilverbranding is een geheel andere ge weest dan die van de reorganisatie van den reinigingsdienst. Toen de vuilverbranding werd gebouwd, had niemand eenige ervaring op dat gebied. De verandering van het systeem van vuilverwijdering is een stap in de goede richting geweest. Het gebouw van de vuilverbranding is aan de lichtfabrieken overgedaan tegen de boekwaarde, terwijl de gemeente anders een ton gouds had moeten besteden wegens uitbreiding, enz. van het gebouw aan de Langegracht. Als de raad nu A zegt, zal hij bij de totstandkoming dezer reorganisatie over 5 jaar geen B behoeven te zeggenhet zal naar sprekers meening wel langer duren. De heer Huurman vraagt, of Burgemeester en Wethouders ook niet in dien tijd zullen voorstellen emmers aan te schaffen. De heer Splinter zegt, dat een desbetreffend voorstel eerst aan de orde zal worden gesteld, wanneer de financieele toe stand van Leiden zich zoo laat aanzien, dat de emmers gekocht kunnen worden. De aanschaffing van die emmers staat echter los van het onderhavige voorstel. In den Haag gaat men nu pas bij wijze van proef tot aanschaffing der uniforme vuilnis emmers over. Wat de afschrijving van de wagens betreft: in den Haag, waar men soortgelijke wagens in gebruik heeft, is de af schrijvingstermijn gesteld op 10 jaar, waarna ze nog niet op, doch misschien wel een weinig verouderd zijn. Zij kunnen in elk geval dan nog gebruikt worden. De wagens zullen volgens de exploitatierekening hier in 7 jaar worden afgeschreven en dan kunnen zij nog wel enkele jaren mee. Spreker krijgt geregeld klachten over den ge- brekkigen ophaaldienst van thans; op het oogenblik nijpt het; er moet komen een goede dienst. Het materiaal is in zulk een desolaten toestand, dat het werkelijk noodig is de zaak ter hand te nemen. Spreker kan niet anders dan het voorstel van fiet College warm aanbevelen hoezeer het spreker ook spijt, dat de heer Wilbrink hiermede niet zal meegaan, toch hoopt spreker, dat dit voorstel van het College zal worden aangenomen, omdat het in het waarachtig belang van Leiden is. De heer Verweij wenscht nog een enkele opmerking te maken, om legendenvorming te voorkomen. De heeren Knuttel en Manders stelden het voor, alsof spreker tegenstander zou zijn van uitbreiding van het personeel bij dezen dienst bij verwerping van dit voorstel. Sprekers bedoeling was echter geheel anders. De heer Bosman achtte dit voorstel wel aanlokkelijk, mits daartegenover de noodige bezuiniging op het personeel stond spreker heeft daartegenover gesteld, dat volgens den Directeur uitbreiding van personeel voor een goede functionneering van den dienst noodzakelijk was en, om dat bezwaar van den heer Bosman weg te nemen, dat dat bezwaar echter niet geldt bij doorvoering van een op moderne leest geschoeiden dienst. Mocht echter in de toekomst, door uitbreiding van de stad of anderszins, aanstelling van meer personeel noodig zijn bij dezen, en trouwens bij eiken dienst, dan is van spreker daartegen natuurlijk geen oppositie te verwachten. Spreker heeft dit dus alleen als argument tegen het betoog van den heer Bosman bedoeld. De Voorzitter zal thans allereerst het voorstel-Groeneveld in stemming brengen; mocht dit worden aangenomen, hetgeen het College ontraadt, dan zal het geheele voorstel van het Col lege gewijzigd moeten worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 21