262
MAANDAG
4 JU LI 1932.
Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
(Knuttel e.a.)
niet groot is te noemen; het is niet aan te nemen, dat dit
voor de gemeente zoo'n groot risico zou zijn.
Over de ijzeren wagens kan spreker ook niet oordeelen,
maar hij vindt eigenaardig de wijze, waarop die paarden naar
voren geschoven worden; er is toch wel een weg om daarin
voorloopig te voorziende gemeente heeft zelfs wel paarden
in huur gehad, hoewel later besloten is, ze te koopen, daar
dat voordeeliger was.
Spreker sluit zich aan bij den heer Wilbrink, dat het heel
wonderlijk is, dat een verbouwing van den paardenstal tot
ontsmettingsinrichting a kost van hetgeen noodigisvoor
een nieuw gebouwde ontsmettingsinrichting; dat geeft geen
groot vertrouwen in die cijfers. Men kan den Raadsleden als
ondeskundigen alle cijfers voor den neus zetten, maar dit
klinkt buitengewoon onwaarschijnlijk; van het geheelegebouw
van die ontsmettingsinrichting zouden de buitenmuren dus
verreweg het duurste zijn; daarin kan spreker niet veel ver
trouwen hebben.
Het heeft spreker verder getroffen, dat deze geheele uitgave
gefinancierd zal moeten worden uit leening; van deze
ƒ119.400.wordt ƒ76.000.besteed aan auto's. Nu is bij
de laatste begrooting besloten tot aankoop van een vracht
auto voor Gemeentewerken, die moest worden afgeschreven
in 3 jaar; neemt men aan, dat deze auto's 5, desnoods 6jaar
dienst zullen doen en dus in dien tijd afgeschreven moeten
worden, dan is het toch zeker in strijd met een gezonde
financieele politiek om voor dergelijke op korten termijn
loopende uitgaven leeningen te sluiten. Welke waarborg is
er dat de nieuwe dure auto's met hun gecompliceerd mecha
nisme zooveel langer zullen meegaan dan gemiddeld als levens
duur voor een auto berekend wordt? De heer Huurman
vroeg, of de Raad in de eerste 5 jaar nu niet voor nieuwe
uitgaven geplaatst zal worden, maar spreker vraagt: zalmen
niet na 5 jaar voor algeheele vernieuwing van dit nieuwe
materieel staan en is het dan werkelijk verdedigbaar een
dergelijk bedrag te leenen.
Spreker is verbaasd over de woorden vanxlen heer Verweij,
die als een soort dreigement tegen niet-aanneming van dit
voorstel aanvoerde, dat er dan meer personeel noodig zou
zijn; het zou haast aanlokkelijk zijn, hoewel spreker die manier
van werkverschaffing niet altijd wil zien toegepast, om voor
loopig niet tot deze verandering over te gaan.
Spreker zou schromen om mee te gaan met het betoog
van den heer Wilbrink ten gunste van goedkooper auto's,
die hier te lande gemaakt zouden worden; spreker vindt het
een ongezond protectionisme om, wanneer er een beter en
moderner systeem bestaat, met alle geweld een andere soort
te nemen, omdat het hier te lande gemaakt wordt, wat
bovendien misschien nog niet eens vaststaat. Heeft men een
directeur, die deskundig is en weet, welk systeem vuilnisauto
het beste is, dan is het het beste zich aan hem te refereeren
en niet aan eventueele leveranciers van andere auto's, die
de voordeelen van hun systeem komen demonstreeren.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van
den heer Wilbrink, luidende:
»De Raad spreekt de wenschelijkheid uit dat het stichten
van een gebouw voor den gemeentelijken ontsmettingsdienst
op de meest economische wijze geschiedt en dat de reinigings
dienst op de voordeeligste wijze wordt uitgebreid met auto-
tractie, getoetst aan de financieele mogelijkheden der gemeente."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Rergers zal zijn stem aan dit voorstel van het
College geven, waar men dus voor een verschil van slechts
6 cent per ms een beteren dienst kan krijgen, die dan wer
kelijk ook af zal zijn. Het is beter de zaak ineens goed aan
te pakken dan half werk te doen en spreker kan daarom
met een gerust hart met dit voorstel meegaan.
De heer Coster zegt, dat de Wethouder een brief voorge
lezen heeft van 10 jaar geleden, waarbij afwijzend werd be
schikt op een verzoek om subsidie voor den ontsmettings
dienst. Krijgt de gemeente nü subsidie in den ontsmettings
dienst?
De heer Splinter antwoordt bevestigend; 50
De heer Coster vraagt, of met het totaal bedrag, dat nu
aangevraagd wordt, volstaan zal worden, dan wel of telkens
weer opnieuw geld aangevraagd zal moeten worden, zooals
bij het radiodistributiebedrijf.
De heer Splinter zegt, dat als hij met een voorstel komt,
het af is.
Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst.
(de Reede e.a.)
De heer de Reede kan niet aan de zijde van den heer
Wilbrink staan, ondanks diens flink betoog. Niet dat de heer
Wilbrink en spreker het samen niet zouden kunnen vinden,
integendeel, alleen heeft spreker een anderen kijk op de
zaak. Spreker is nooit in de fout vervallen de nieuwe ontsmet
tingsinrichting al te zeer te verbinden aan de quaestie van
den vuilverwijderingsdienst.
De cijfers spreken echter zoo'n duidelijke taal, dat men
aan alle kanten gevoelt er niet aan te kunnen ontkomen.
Wanneer men vraagt: zou niet meer uit de wagens te halen
zijn, zou het antwoord luiden: een beetje, het is betrekkelijk
spoedig afgeloopen. Als de deelen van het materiaal in de
ongelijke verhouding van het voorstel-Wilbrink zouden wer
ken, zou de dienst zeer zeker niet zoo functionneeren als wel
gewenscht is.
Het financieele bezwaar kan spreker niet zoo ernstig zien,
omdat per slot van rekening de druk per jaar niet zoo buiten
gewoon groot is en de meerdere afschrijving daarin begrepen
is. Wanneer men het zou betalen uit leeningsgeld, zou de
leening in 40 jaren worden afgelost, maar zou de gewone
dienst elk jaar met het werkelijk afgeschreven bedrag worden
belast. Daarmede is deze kwestie in het reine.
Men heeft gewezen op de vuilverbranding. Spreker geeft
direct toe, dat dit indertijd .geen gelukkige greep is geweest.
Zoo staat het echter niet met de vervoermiddelen bij de reini
ging, want op dit gebied is de ervaring grooter en staat men
dus niet zoozeer voor een experiment als indertijd bij de vuil
verbranding het geval was.
De Raad kan thans niet beter doen dan een einde te maken
aan de ongelukkige werking van den reinigingsdienst en de
vele klachten, welke worden geuit, door te besluiten den dienst
beter in te richten.
De heer Manders' zegt, dat hem zeer veel waard zou zijn,
indien deze uitgave over eenige jaren kon worden verdeeld
en het betoog van den heer Wilbrink heeft hem in deze
eenigszins gesterkt.
De Wethouder heeft nu wel gezegd, dat de kosten van den
nieuwen ophaaldienst ƒ0.06 per m3 meer zullen bedragen dan
de kosten van den tegenwoordigen dienst, maar hij kan voor
deze cijfers absoluut niet instaan. Het zou wel eens kunnen
tegenvallen, zooals ook bij andere aangebrachte veranderingen
het geval is geweest.
Spreker erkent, dat het aangenaam zou zijn, indien men
den dienst beter zou kunnen inrichten en het huisvuil spoediger
zou kunnen ophalen, maar dit kan even goed, wanneer thans
geen financiën beschikbaar zijn, eenigen tijd worden uitgesteld.
Het heeft spreker getroffen, dat de heer Verweij het als een
nadeel beschouwt, dat meer personeel zou noodig zijn, wanneer
de dienst op de oude wijze wordt voortgezet. Het is voor
spreker een motief geweest om niet zoo vlug met het voorstel
mede te gaan. Spreker is alleen gezwicht voor de redeneering
van den directeur, dat deze dienst het niet langer kon uit
houden en de reorganisatie in eens moest worden uitgevoerd,
wilde de zaak niet nog duurder worden.
Waar de heer Wilbrink heeft gewezen op de mogelijkheid
om den ontsmettingsdienst op een andere plaats in te richten
en 50 van de kosten als subsidie van het Rijk wordt ont
vangen, acht spreker het zeer zeker op zijn plaats dit punt
nogeens nader onder de oogen te zien.
Indien deze uitgave van ƒ100.000.werd gevraagd voor
werkloozensteun, voor den dienst van Maatschappelijk Hulp
betoon of voor werkverruiming b.v. voor de demping van het
Levendaal, zou spreker er veel meer voor gevoelen en er van
harte voor stemmen.
Aangezien spreker het niet onmogelijk acht, dat straks de
uitvoering van werken in werkverschaffing, niet zooals men
dit hier pleegt op te nemen onder de voorwaarden van de
Rijksregeling, maar onder normale voorwaarden, zal geweigerd
worden, acht hij het gewenscht, dat deze zaak nog een poos
blijft liggen en andere, zaken voorgaan.
Spreker zal dan ook gaarne zijn stem aan het voorstel van
den heer Wilbrink geven.
De heer Wilbrink zegt zijn motie te hebben ingediend om
den Raad in de gelegenheid te stellen zich uit te spreken voor
een oplossing van het vraagstuk, dat den Raad thans bezig
houdt, die, althans op dit oogenblik, voordeeliger is dan de
oplossing, die Burgemeester en Wethouders voorstellen.
Het argument van den heer de Reede, dat het met ongelijk
soortig materiaal lastig werken is, kan geen steek houden,
want ook in het systeem van den Directeur moet met ongelijk
soortig materiaal worden gewerktmet groote en kleine wagens.
Dat kan dus in geen geval als een bezwaar tegen sprekers
voorstel worden aangevoerd.
De heer Knuttel heeft wel gezegd: men moet het beste