MAANDAG 4 JULI 1Ü32. 261 Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Groeneveld e.a.) orde zijnde voorstel, want wanneer het laatste wordt aange nomen, heeft sprekers voorstel geen beteekenis meer. Spreker moet dan ook protesteeren tegen de wijze, waarop met zijn voorstel door het College wordt gehandeld; dit is geen manier van doen. Men behoelt geen profeet te zijn om te kunnen voorspellen, dat de Directeur van den Reinigingsdienst den Wethouder de aanneming van sprekers voorstel zou ontraden. Wanneer de Wethouder over het voorstel met alle directeuren gaat spreken, zullen zij het een voor een airaden. De directeuren willen allen in hun diensten of bedrijven de baas zijn en elk uur van den dag en den nacht een aantal auto's met de noodige reserve-auto's te hunner beschikking hebben. Dat neemt spreker den directeuren persoonlijk niet kwalijk. Het algemeene gemeentebelang moet echter domineeren. Wat nu geschiedt, is voor de gemeente niet het voordee- ligste. Op het oogenblik heeft men bij de diensten en bedrijven een ruim aantal auto's met de noodige reserve-auto's. Elke directeur laat de auto's stallen en repareeren op zijn manier, hetgeen dus op verschillende plaatsen in de stad geschiedt. Op het oogenblik kan het voorkomen, dat bij Gemeentewerken een vrachtauto niet gebruikt wordt, terwijl de Lichtfabrieken er een te kort komen. Wanneer men een centrale garage had, dan kon men elkaar helpen. Het is volstrekt niet juist, dat alle auto's altijd in gebruik zijn. Nu heeft ieder bedrijf zijn eigen reparatie-inrichting, met afzonderlijken voorraad reserve-onderdeelen of laat de reparaties door particulieren uitvoeren. Wanneer het onderhavige voorstel wordt aangenomen, heeft het stichten van een centrale autogarage geen zin meer voor de andere bedrijven, aangezien dan voor het bedrijf, dat de meeste auto's in gebruik heeft, een afzonderlijke garage wordt ingericht. Dat neemt niet weg, dat spreker blijft volhouden, dat het stichten van een centrale autogarage het meest econo misch zou zijn. Spreker stelt daarom voor thans te besluiten tot het bouwen van een centrale autogarage. Dit is een be zuinigingsvoorstel, waaraan nog andere voordeelen zijn ver bonden, waarover spreker thans zwijgen zal. Het prae-advies op sprekers vroegere voorstel heeft wel is waar niet veel zin meer, maar toch stelt spreker er prijs op, dat het wordt uitgebracht. Hij zal daaruit kunnen vernemen, hoe de zaak in andere plaatsen geregeld is en welke resul taten men daar bereikt heeft. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Groeneveld, luidende: «Ondergeteekende stelt voor bij punt 3 van de agenda te besluiten tot het stichten van een gemeentelijke centrale auto garage met bijbehoorende reparatie-inrichting ten behoeve van de gemeentelijke bedrijven en diensten." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt mits dien een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Huurman acht het zeer moeilijk zijn stem over dit voorstel te bepalen. Spreker is het met den heer Knuttel eens, dat dit onderwerp niet zoo eenvoudig is. Dezelfde opmerkingen als de heer Wilbrink maakte, zijn ook gemaakt in de Commissie van Fabricage, die zich evenwel door den directeur heeft laten overtuigen, dat het heel moeilijk is op deze wijze den dienst verder voort te zetten. Omtrent gemengde tractie deelde de Directeur mede, dat van de paarden de helft ziek, sommige zelfs ongeneeslijk ziek zijn, en dat het materiaal zoo slecht is onderhouden, dat het eigenlijk niet meer te herstellen valt. Nu is 18 jaar geleden bij de invoering van het tegenwoordige systeem van reiniging gezegd, dat men er dan voorgoed vanaf zou zijn, het tegendeel is echter gebleken. Nu staat in de stukken, dat volgens de Commissie van Financiën dit onderwerp dadelijk in behandeling moest komen; zoo sterk is het echter niet gezegd; door de opmerkingen van den directeur is de commissie overtuigd van de nood zakelijkheid, maar men schrok zeer terug van het bedrag. Spreker wil het College van Burgemeester en Wethouders een vraag stellen. Indien dit voorstel wordt aangenomen, zijn we dan voor- loopig klaar, of staan we binnen vijf jaar weer voor nieuwe uitgaven voor de reiniging? Spreker heeft in de Commissie van Financiën hetzelfde bezwaar naar voren gebracht als de heer Bosman hier, n l. dat men met alle respect voor den directeur toch maar eenzijdig wordt voorgelicht; door de overtuigende wijze, waarop hij sprak, heeft de commissie er in vredesnaam maar in toegestemdspreker zou er zich echter van harte over verheugen, wanneer rr in dezen tijd een weg was om van deze kosten af te komen; als Raadslid durft spreker echter de verantwoordelijkheid niet te aanvaar- Rcorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Huurman e.a.) den om tegen te stemmen, wanneer daardoor en die over tuiging heeft spreker gekregen de zaak zou vastloopen. Indien het College dus de verzekering geeft, dat de Raad in de eerste 5 jaar niet voor verdere uitgaven voor dezen dienst zal worden gesteld, zal spreker nolens volens voor dit voorstel stemmen, maar als dit de eerste stap is op een weg, waarop binnenkort een tweede gezet moet worden, dan schrikt spreker daarvoor terug. De heer Verweij acht het, na alles wat gezegd is en na kennisneming van het rapport van den directeur betrekkelijk gemakkelijk zijn stem te bepalen. De gemeente kan niet ontkomen aan verbetering van dezen dienst; althans volgens de aan spreker verstrekte inlichtingen behoeft de ontsmettings dienst noodzakelijk verbetering, wil hij tenminste nog den naam van ontsmettingsdienst hebben; het materieel schreeuwt om vernieuwing en ook moeten de paarden langzamerhand beschouwd worden als niet meer voor hun taak berekend. Waar de zaken zoo staan, kan men het in principe met elkaar er over eens zijn, dat deze dienst op een andere leest zal moeten worden geschoeid. Het is echter de vraag: moet men voortgaan op den tot nu toe gevolgden weg of is het in het belang van den dienst en dus ook in het belang van de ingezetenen gewenscht, dat men zich aanpast bij de eischen, die de moderne techniek ten aanzien van den reinigings- en ophaaldienst stelt. De Raad kan hierover zeer lang spreken, maar kan toch niet ontkomen aan het voteeren van uitgaven voor het op peil houden van dezen dienst, ook al zou hij besluiten het bestaande stelsel te handhaven. Het lijkt spreker daarom verstandiger in de gegeven om standigheden gebruik te maken van den vooruitgang van de techniek op dat punt en daarbij vast te stellen, dat de dienst dan ook veel beter zal functionneeren voor de ingezetenen. In dit verband is het goed er aan te herinneren, dat men her haaldelijk klaagt over de gebrekkige wijze, waarop het vuil wordt opgehaald. De Raad kan zich dus volkomen verantwoord achten, wanneer het besluit tot het doen van deze uitgave wordt genomen. Wil het op den duur goed gaan, dan zal-uitbreiding van hel bestaande personeel noodzakelijk zijn. Spreker citeert thans uitingen van den directeur, die, Uiteraard gevoelig zijnde voor de klachten, die in de gemeente worden geuit ten aanzien van dezen tak van dienst, als zijn meening heeft te kennen gegeven, dat uitbreiding van het personeel, mede ten gevolge van de uitbreiding der stad, noodzakelijk is. Dat is heelemaal niet erg, doch spreker vreest, dat daarvoor geen meerderheid in den Raad zal gevonden worden. Voorts is de mededeeling gedaan, dat, mede in verband met de uitbreiding der stad, geen enkel lid van het personeel behoeft te worden ontslagen, als de dienst op moderne leest geschoeid wordt. Op deze gronden meent spreker, dat indien in den Raad de behoefte wordt gevoeld ten opzichte van dit voorstel de bezuinigingstrompet te laten schallen, er in den Raad wel geschiktere gelegenheden zijn om dat te doen. Het is sprekers heilige overtuiging, dat niet alleen de dienst, maar door den dienst ook de ingezetenen in zeer belangrijke mate gebaat zullen zijn bij het voteeren van dit bedrag. Wanneer men aan de crisis het recht meent te mogen ontleenen om niet verder te gaan, zal men er nog niet zijn en zal het er op neerkomen, dat verder voor de betere functionneering van de gemeentediensten geen geld meer kan worden gevoteerd. Deze uitgave zal de Raad tegenover de ingezetenen volkomen kunnen verantwoorden. De heer Knuttel zegt, dat enkele van de door den Wet houder aangevoerde argumenten zwaar voor hem wegen. Spreker zou het slecht kunnen verantwoorden, indien geen modern materiaal zou worden aangeschaft, als het oude alge- heele vernieuwing behoefde. Spreker is echter nog niet overtuigd, dat gezien de wijze, waarop in de stukken handig met de cijfers wordt gegoocheld, de cijfers, welke thans gegeven worden, volkomen met de werkelijkheid zullen kloppen. Is nu werkelijk bij het optreden van den nieuwen Directeur al het materieel zoo onbruikbaar, dat vervanging moet plaats hebben? Spreker is huiverig om dat aan te nemen, juist door de wijze, waarop de kwestie van de paarden voorop geschoven wordt. Spreker kent natuurlijk den toestand van die paarden niet zoo precies, maar de prijzen in den paardenhandel zijn nu toch op een zoodanig laag peil gekomen, dat bij aankoop van nieuwe paarden, die dan over een paar jaar weer verkocht zouden worden, het gevaar van een sterke daling inmiddels

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 19