MAANDAG 4 JULI 1932. 257 Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Groeneveld e.a.) geheele geschiedenis maakt op spreker toch wel een eigen- aardigen indruk; terwijl deze zaak nog hangende is, stelt het College maar voor om voor een bepaalden dienst een garage te stichten, die dan wel de grootste zal zijn, die totnutoe bij de gemeentebedrijven is. Moet spreker het nu serieus nemen, wanneer het College een voorstel van spreker overneemt; spreker heeft daarvan een heel eigenaardigen indruk; het is misschien er veel meer om te doen om zoo'n voorstel weg te werken, met de gedachtetijd gewonnen is veel gewonnen. Spreker vindt dat geen manier van handelen en onhebbelijk. Het onderzoek naar sprekers voorstel is nog hangende en hiermede wordt het eigenlijk al weer stuk gemaakt en voor- uitgeloopen op de beslissing erover. Bij aanneming van dit voorstel van het College zal er geen sprake meer kunnen zijn van stichting van een centrale gemeentelijke autogarage. Hoe stelt het College zich nu voor te handelen met sprekers voorstel, dat toch door het College overgenomen is? De heer Kooistra kan zich met dit voorstel van het College wel vereenigen; hoewel de gemeente al zoovele uitgaven moet doen voor andere doeleinden, in deze tijdsomstandigheden, mag dit toch geen beletsel zijn voor een reorganisatie van den Reinigingsdienst. Men heeft hier een geheel verouderd systeem. Nu zijn er 2 rapporten uitgebracht, door den heer Nop pen en door den Directeur van den Reinigingsdienst. De heer Noppen spreekt zich uit voor een gemengd bedrijf, zoowel paarden- als autotractie, maar de Directeur wenscht een geheele reorganisatie van het bedrijf. Nu zal een gemengd bedrijf de gemeente toch nog op veel geld komen te staan. Wanneer een gedeelte van het materiaal uit auto's zou bestaan, zou men voor de nauwe stegen smalle auto's noodig hebben. De paarden en wagens van den geheelen dienst zijn zoodanig in verval, dat vernieuwing noodzakelijk is. Aangezien een gedeeltelijke vernieuwing groote uitgaven zou vragen, is het beter den geheelen dienst te vernieuwen, vooral in verband met de reorganisatie van den ontsmettingsdienst, die noodzakelijk verbetering behoeft, aangezien men thans bijna I niet kan spreken van een ontsmettingsdienst, omdat er geen enkele gelegenheid voor ontsmetting is. Wanneer ontsmetting moet plaats hebben, wendt men zich tot het Academisch Ziekenhuis, waar de verbrandingsovens echter zoo vaak in gebruik zijn, dat de gemeente er bijna nooit gebruik van kan maken. Ook wanneer men bij den Reinigingsdienst gedeeltelijk motor en gedeeltelijk paardentractie had, zou men tot een geheele reorganisatie van den ontsmettingsdienst moeten komen, waar voor toch een nieuw gebouw gezet zou moeten worden. Op het oogenblik is er slechts één sproeiwagen in de ge meente. De schuiten, die hier en daar in de stad liggen, ver spreiden een vreeselijken stankdeze vuilnisschuiten kunnen niet opgeruimd worden, als er een gemengde tractie is. Ondanks het feit, dat deze reorganisatie groote uitgaven zal vragen, meent sprekers fractie voor het voorstel te moeten stemmen. Wat zal er met de leden van het personeel geschieden, als het voorstel wordt aangenomen? Zij, die nu op den bok zitten, zullen niet allen chauffeur kunnen worden. Het spreekt van zelf dat deze menschen in dienst moeten blijven. Er is geen sprake van, dat de directeur nieuw personeel wil aanstellen, maar bij verandering van werkzaamheden zal men rekening moeten houden met het tegenwoordige salaris van deze menschen. De heer de Reede zegt, dat de gedachte om den dienst te reorganiseeren reeds van betrekkelijk ouden datum is en al leefde, toen de vorige directeur nog hoog en breed in functie was. Burgemeester en Wethouders hebben toen gemeend het advies te moeten vragen aan een zeer deskundig man, geen ingezetene van deze gemeente, wiens oordeel echter niet buitengewoon vlug is tot stand gekomen. De raad behoeft zich daarover niet al te bezorgd te maken, want het gevolg is geweest, dat de nieuwe Directeur van den reinigingsdienst deze zaak krachtig heeft aangevat en een reorganisatieplan heeft uitgewerkt, dat er inderdaad zijn mag. Dit reorganisatieplan is een degelijk stuk, dat sterk den indruk geeft afkomstig te zijn van iemand, die weet in welke richting hij wil werken; dat alleen is de gemeente al een felicitatie waardhet is van zeer veel beteekenis, dat aan het hoofd van een dergelijk bedrijf iemand staat, die niet alleen zijn vak kent, maar ook organisatietalent bezit en dit in een krachtig rapport weet te verwerken. Spreker kan zich voor stellen, dat in de plaatselijke bladen een en ander over deze reorganisatie is gezegd; de menschen, die tegen deze zaak van buiten af aankijken, zooals toch die schrijvers in de couranten, zien natuurlijk alleen het praeadvies van het College, maar Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (de Reede e.a.) niet het rapport, dat daarvan eigenlijk de grondslag is, en kunnen daarom de zaak niet tenvolle overzien. Het lange uitstel van deze reorganisatie heeft voor de gemeente althans het gunstige gevolg gehad, dat het materiaal zoo weinig mogelijk is vernieuwd, aangevuld en hersteld en nu in een zoodanigen toestand is, dat het niet veel langer meer mee kan; het zou nu noodzakelijk zijn om het te vernieuwen en velerlei kosten te maken. Wat nu betreft de wenschelijkheid, om in dezen tijd die kosten te maken, spreker heeft wel eens gehoord, dit is een zeer conservatieve opmerking, dat de duurste weg tenslotte toch dikwijls de goedkoopste is; dat kon ook hier wel eens zijn. Natuurlijk is met die reorganisatie iets meer geld gemoeid dan met het voortbestaan op peil houden kan spreker niet zeggen, want de tegenwoordige dienst heeft geen peil van den dienst, maar daarmede is men er niet, want als men kosten maakt, zit men daaraan voor jaren vast en moeten die er op de een of andere wijze uitkomen en blijft de ontevredenheid over de allerbelabberdste tunctionneering van den dienst der gemeentereiniging. Moet men dus over die meerdere kosten heenstappen en de zaak zoo organiseeren, dat men er voor betrekkelijk langen tijd af is, behoudens dan zekere uitbreidingen, die noodig zullen zijn, maar die altijd noodig blijven, omdat de stad zich, naar men hoopt, blijft uitbreiden, of moet men doorgaan in het oude sop? Na ernstige bestudeering van het rapport van den Directeur is dit voor spreker tenslotte geen vraagpunt meer gebleven; het verschil is niet voldoende om daarop de zaak te laten stranden waar men voor het meerdere geld een goed verzorgden dienst krijgt, die meer presteert dan nu en beter werkt, daar is voor spreker de keuze niet moeilijk en zal spreker gaarne het voorstel van het College helpen aannemen. De heer Rosman kan zich gedeeltelijk aansluiten bij den heer de Reede. Deze vindt het een voordeel, dat dit rapport zoolang is weggebleven; spreker wil zelfs nog verder gaan; het spijt hem, dat het nog niet wat langer weggebleven is, omdat hij het op het oogenblik zoo verbazend moeilijk vindt in deze materie een beslissing te nemen. Het rapport van den Directeur is in de Commissie van Fabricage natuurlijk besproken en spreker onderschrijft geheel de woorden van den heer de Reede, dat dit rapport alleszins den indruk maakt zeer deskundig te zijn en dat de zaak door den Directeur van alle kanten is bezien; het maakt dus een uitstekenden indruk, maar spreker en ook de andere leden bezien deze zaak min of meer met een leekenoogdat is altijd het moei lijke; men zit niet in zoo'n bedrijf en moet maar aannemen wat de Directeur voorstelt; men kan een enkele vraag stellen, maar ten slotte moet men geheel op het compas van den deskundigen Directeur varen. Dat is in het ambtelijke leven altijd het moeilijke. In andere gevallen zou men kunnen zeggen: laat er nog eens een ander deskundige bijkomen, om te zien of het niet goed kooperkan, want hoe deskundig de Directeur ook moge zijn, wij krijgen toch altijd slechts bet persoonlijk inzicht van dien eenen Directeur. Zoodra men er echter een ander bij zou halen, denkt de samensteller van het rapport, dat men hem niet ten volle vertrouwt, wat natuurlijk allerminst het geval is, en voelt zich beleedigd. De vorige Directeur was in het geheel geen voorstander van de motortractie, die volgens hem in elk geval duurder zou zijn, terwijl men het nog best met paarden aan kon. Ook de tegenwoordige Directeur komt helaas tot de slotsom, dat de exploitatie duurder zal worden; spreker stond er anders tegenover, indien tegenover deze belangrijke kapitaals uitgave een vermindering van de jaarlijksche uitgaven stond. Het is spreker niet recht duidelijk, waarom het duurder moet worden, aangezien toch kans moet bestaan, dat er op de personeelsuitgaven bezuinigd kon worden. Voor den heer Kooistra is een reden om voor het voorstel te stemmen gelegen in het feit, dat geen personeel ontslagen wordt, voor spreker bestaat die reden niet, omdat, naar zijn oordeel, iedere dienst op zichzelf zoo zuinig mogelijk moet worden beheerd, ook wat de personeelssterkte betreft. Het schijnt niet mogelijk, de kapitaalsuitgaven te vermin deren, door slechts een gedeeltelijke motortractie in te voeren en volgens den directeur zouden er uitgaven, ook al ging de reorganisatie niet door, moeten worden gedaan, doordat er nieuwe paarden moeten worden aangeschaft. Schoorvoetend heeft spreker zich in de Commissie van Fabricage vereenigd met de conclusie, dat er niets anders op zit dan het reorganisatieplan in zijn geheel te accepteeren, maar langzamerhand heeft de spijt hem bekropen, dat hij meegegaan is, omdat de tijdsomstandigheden hoe langer hoe ongunstiger worden en hij de uitgave zoo bezwaarlijk vindt, dat hij er veel voor gevoelt thans tegen het voorstel te stemmen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 15