256 MAANDAG 4 JU] J 1932. Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon; Voorzitter e.a. e.a. De Voorzitter zegt, dat de Raad besloten heeft vanavond om 8 uur de reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmet- tingsdienst aan de orde te stellen en de verdere punten, die bepaaldelijk vandaag behandeld moeten worden. Indien mevrouw Braggaarde Does weer zoo'n langen tijd noodig zal hebben om over het gesprokene haar meening kenbaar te maken en begrijpelijkerwijze nog eenigen tijd noodig heeft om haar gedachten te formuleeren, verdient het aanbeveling deze discussie voort te zetten op een daarvoor beter geschikt oogenblik. De Raad zal het met spreker eens zijn, dat het gewenscht is sommige zaken, die keer op keer zijn uitgesteld, thans af te doen. Mevrouw Braggaarde Does vindt het niet wenschelijk, dat de behandeling van deze zaak weer uitgesteld wordt. Reeds bij de behandeling van het voorstel van orde omtrent de behandeling van het adres van de commissie heeft spreekster gezegd, dat uitstel van behandeling uit den booze was, omdat het noodlottig zou werken voor de menschen, die snakken naar verbetering. De verbetering is hoog noodig. De zaak is van zoo groot belang en betreft zoo'n groot aantal personen, die hulp en steun verlangen, dat het adres als een belangrijk stuk mag worden beschouwd. Spreekster zou niets liever willen dan dat de zaak thans afgedaan werd. De Voorzitter zegt, dat er geen bezwaar tegen bestaat na de behandeling van de zaken, die nu afgedaan dienen te worden en die, behoudens het voorstel tot reorganisatie van den reinigingsdienst, weinig aanleiding tot discussie zullen geven, de discussie over het adres voort te zetten. Juist met het oog op de mogelijkheid daartoe is de vergadering ook uitgeschreven tegen Dinsdag 5 Juli. Deze discussie kan dus morgenavond, indien ze althans hedenavond niet tot een einde wordt ge bracht, worden voortgezet. Spreker stelt derhalve voor de behandeling van het adres te schorsen tot na de behandeling van de andere agenda punten. De heer Eikerbout vraagt, of het niet wenschelijk zou wezen, dat mevrouw Braggaarde Loes, met het'oog op het feit, dat sommige personen wachten op een beslissing betreffende een uitkeering, de namen van de door haar bedoelde personen bij de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon bekend maakt, zoodat alvast een onderzoek kan worden ingesteld. De Voorzitter zegt, dat Maatschappelijk Hulpbetoon kennis kan nemen van alle klachten, die mevrouw Braggaar-de Does heeft. Maatschappelijk Hulpbetoon kan dan een nader onder zoek instellen, waartoe in den Raad echter geen gelegenheid bestaat. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des avonds te 8 uur. Voortzetting van de geschorste openbare vergadering des avonds te 8 uur. Afwezig zijn ook thans de heeren Schüller, Simonis en Donders. De Voorzitter stelt thans eerst aan de orde: III. Voorstel in zake de reorganisatie van den Gemeentelijken Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Zie lng. St. No. 128.) De heer Coster acht het, hoe noodzakelijk de reorganisatie van den Reinigingsdienst ook is, toch wenschelijk dit voorstel niet aan te nemen, maar het te veranderen in een drie jarenplan; wanneer men het ongewijzigd aanneemt, moeteen leening gesloten worden, terwijl wanneer het in een termijn van 3 jaar gebeurt, de kosten elk jaar op de begrooting ge bracht kunnen worden, hetgeen niet zulke groote onkosten voor de gemeente zal meebrengen. Den heer Wilbrink zou het bijna moeilijk vallen over dit voorstel enkele opmerkingen te maken, gezien het bericht in een der plaatselijke bladen, dat er blijkbaar een scherpe, gespannen verhouding bestaat tusschen spreker en den heer Splinter, hetgeen den laatsten tijd wel gebleken zou zijn uit de door spreker gemaakte opmerkingen. Spreker is zich niet anders bewust dan dat wanneer hij opmerkingen gemaakt Reorganisatie van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Wilbrink e.a.) heelt over voorstellen van den heer Splinter, waaruit eenig meeningsverschil bleek, deze zeer zakelijk waren; als de liefde tegen zulke kleine botsingen niet bestand is, dan is het maar beter uit elkaar te gaan en absoluut geen omgang met elkaar te hebben. Wanneer spreker nu weer een voorstel van den heer Splinter moet bestrijden, dan is dat niet een principieel verschil van opvatting, maar alleen een verschil in zienswijze over de zakelijke mogelijkheden en wenschelijkheden in het belang van de gemeente. Gelukkig is bij de christelijk-historischen altijd zakelijk verschil van opvatting mogelijk; anders zou spreker ook weer niet christelijk-historisch zijndit zal hopelijk ook altijd mogelijk blijven; daarom kan en mag spreker ook niet nalaten om, waar hij met dit voorstel niet zoo de directe belangen der gemeente gemoeid ziet, ook tegen dit voorstel zijn stem te verheffen; tenzij overtuigende argumenten aan gevoerd worden, zal spreker ook tegen dit voorstel moeten stemmen. Spreker apprecieert het in den Wethouder dat hij, waar het spreker bekend was, dat de Wethouder met den toestand bij den Reinigingsdienst in zijn geheel niet tevreden was, getracht heeft tot reorganisatie te komen; daarvoor moest hij natuurlijk een plan van zijn hoofdambtenaren, van die Directie afwachten; spreker weet ook, dat het langer geduurd heeft dan hem aangenaam was, maar door omstandigheden was dat nu eenmaal niet anders. Waar spreker zeer groote waardeering heeft voor het rapport van den Directeur, die hierdoor bewijst als hoofd van dien dienst de behoeften en' verlangens van alle geledingen daarvan te overzien, daar spijt het hem om den Directeur, die hier blijkt de rechte man op de rechte plaats te zijn, dat hij op het oogenblik niet met dit voorstel kan meegaan. Spreker heelt alle respect voor den opzet van het rapport, maar gezien de tegenwoordige, bijzonder moeilijke omstandig heden, kan hij er niet toe medewerken den dienst zoozeer te perfectionneeren, waardoor aan de Leidsche schatkist zulke belangrijke offers zullen worden gevraagd. Spreker geeft toe, dat indien het rapport twee jaar geleden was verschenen, hij zijn stem er wel aan gegeven zou hebben. Aan de gemeentelijke schatkist worden thans zware eischen gesteld. De eischen zullen straks nog zwaarder worden. De kracht om aan die eischen te voldoen, zal geleidelijk vermin deren. Daarom meent spreker, dat men thans den wensch, die in de stukken tot uiting komt, om den dienst hier zoo danig in te richten, dat hij in ons land op den eersten rang komt te staan, niet in vervulling kan doen gaan. De eischen op sociaal gebied zullen straks zulke offers van de schatkist vragen, dat het moeilijk zal zijn rond te komen. Spreker meent daarom zijn stem aan dit voorstel te moeten onthouden, al heeft het zoowel om ideëeele als practische redenen zijn instemming. De verbetering kan op zuiniger wijze worden verkregen. Het zal misschien noodzakelijk zijn het materiaal, dat ver betering behoeft, aan te vullen met een auto voor de buiten wijken. In dezen tijd moet men de verbetering echter in een zeer langzaam tempo aanbrengen en niet meer verbeteren dan strikt noodzakelijk is en door de omstandigheden wordt vereischt. Spreker zou het toejuichen, indien Burgemeester en Wet houders met dit reorganisatieplan zouden terugkomen, zoodra de omstandigheden zich ten gunste van den linancieelen toe stand der gemeente zouden hebben gewijzigd. Spreker meent thans in het belang van de gemeente Leiden in het algemeen en van den financieelen toestand der gemeente in het bijzonder zijn stem aan dit voorstel te moeten ont houden. De heer Groeneveld herinnert er aan, dat hij 20 Januari 1931 het navolgende voorstel bij den Raad heeft ingediend: »De Raad verzoekt Burgemeester en Wethouders een onder zoek in te stellen naar de inrichting en de resultaten van gemeentelijke centrale garages in andere plaatsen en den Raad daarvan rapport uit te brengen." Dit voorstel heeft bij de behandeling der begrooting niet veel tijd in beslag genomen, want het College heeft het over genomen en een rapport aan den Raad toegezegdhet gebeurt niet dikwijls, dat het College zoo maar een voorstel van spreker overneemt; bij de behandeling der begrooting voor 1932 was dat rapport nog niet verschenen en spreker heeft verondersteld, dat er nog niets aan gedaan was, hetgeen de Voorzitter hem toen kwalijk genomen heefter werd wel degelijk aan gewerkt, maar er moest worden gewacht op de gegevens uit andere plaatsen, die pas aan het einde van den zomer in 1931 waren ingekomen; het rapport zou toen echter wel spoedig komen. Spreker weet niet, of hij dit voorstel van het College nu als een praeadvies moet opvatten, maar deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 14