254 MAANDAG 4 JULI 1932. Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Komijn e.h.) enkele dagen een voorstel tot wijziging van het huishoudelijk reglement en de daaraan verbonden verordening is te ver wachten. Het gaat echter niet van harte, want in Maatschappelijk Hulpbetoon bestaat bij alle leden het zeer te waardeeren streven, dat door spreker wordt geapprecieerd, om volkomen op de hoogte te zijn van alles, wat gebeurt. Ook spreker heelt liever, dat elk geval hem onder de oogen komt en hij er een woordje in kan meespreken, maar spreker voorziet, dat het noodig zal zijn een gedeelte van de taak, die men op zich heelt genomen, aan anderen over te dragen en dat de commissie met die veranderde werkwijze ook genoegen zal nemen. In de motie van den heer Wilmer c.s. ziet spreker een waardeering voor datgene, wat Maatschappelijk Hulpbetoon doet. De wijze, waarop Maatschappelijk Hulpbetoon met de bestaande outillage en de middelen, waarover de dienst op het oogenblik beschikt, datgene doet, wat in dezen tijd ge daan moet worden, is inderdaad waardeering waard. Er wordt ontzettend veel arbeid van de menschen gevorderd en spreker waardeert het, dat men hen van een gedeelte van hun werk wil ontlasten. Spreker zal het ook waardeeren, indien Burgemeester en Wethouders zooveel mogelijk hun medewerking zullen verleenen, indien een voorstel tot reor ganisatie van den dienst wordt ingediend. Men is in Maatschappelijk Hulpbetoon zelf, maar ook in het College van Burgemeester en Wethouders reeds in die richting doende, want meermalen heelt spreker deze zaak in het College ter sprake gebracht. Er bestaat dan ook bij spreker geen enkel bezwaar tegen de aanneming van de motie van den heer Wilmer c.s., waarin de noodzakelijkheid van de wijziging wordt onderstreept. Na aanneming van die motie kan Maatschappelijk Hulpbetoon er van overtuigd zijn, dat het gezag van den Raad hierachter staat. De heer Kooistra merkt op, dat dit van te voren klaar gemaakt is. De heer Wilmer vraagt, of de heer Kooistra zoo aan politiek doet. Zoo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten! De heer Komijn zegt, dat Maatschappelijk Hulpbetoon zelf gevoelt, dat het bij het vele werk, hetwelk verricht moet worden, niet altijd mogelijk is de juiste beslissing te nemen en daarom bezig is zoo goed mogelijk daarin verandering te brengen. Spreker komt thans tot enkele detailpunten van de geoefende critiek. Zoowel door mevrouw Braggaarde Does als door den heer Eikerbout is de wensch uitgesproken om tot de vast stelling van een norm te komen. Dan is de zaak wel zeer vereenvoudigd en heel wat ge makkelijker gewordendan heeft men een Commissie van Maatschappelijk Hulpbetoon eigenlijk niet meer zoozeer noodig, omdat het dan wordt het toepassen van de norm in indivi- dueele gevallen en men dan meer krijgt ambtenarenwerk. Bij den Dienst van Sociale Zaken wordt voor de crisiswerkloosheid ook met een norm gewerkt; daarbij heeft men ook geen adviezen noodig; slechts enkele gevallen worden in die com missie besproken, waarbij het dan niet zoozeer gaat over die individueele gevallen, maar over de daarbij betrokken quaesties, waarover men nog wel eens wil denken en spreken. Door die norm wordt de taak van Maatschappelijk Hulp betoon voor een groot deel gedenatureerd, maar bovendien veronderstelt spreker, dat het vaststellen *van normen ten aanzien van de personen, die bij Maatschappelijk Hulpbetoon komen, toch ook niet wel mogelijk is; die personen kan men onderbrengen in verschillende categorieën. Een aparte groote groep wordt b.v. gevormd door de verlaten vrouwen, die ineens door hun man in den steek worden gelaten en verder zich maar met hun kinderen in de maatschappij moeten zien te redden. Die groep kan men niet gelijk stellen met b.v. de geor ganiseerde werkloozen, die op het oogenblik door werkloosheid in behoeftige omstandigheden verkeeren. De ouden van dagen, die bij hun ouderdomspensioentje waarbij soms nog eenige ondersteuning van kinderen komt, nog eenigen steun van Maatschappelijk Hulpbetoon moeten hebben, kan men weer niet gelijkstellen met ongehuwde, los- loopende kerels, die door werkloosheid op het oogenblik niet in hun behoeften kunnen voorzien. Men heeft verder een groote groep gedegenereerden, die door psychische of physische gebreken niet in staat zijn in hun eigen onderhoud te voor zien ook de groep van de kooplieden moet op zich zelf bezien en beoordeeld wordenmen heeft verder de menschen, die bij den Dienst van sociale zaken wegens fraude enz. af- Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Komijn e.a.) gevoerd zijn en ten slotte ook bij Maatschappelijk Hulpbetoon aankloppen. Verder heeft men het verschil tusschen de ge- organiseerden en de ongeorganiseerden, ten aanzien waarvan vooral de sociaal-democraten nogal eens onderscheid maken, terecht, omdat men tegenover iemand, die zelf tijdig heeft gezorgd voor een appeltje voor den dorst, althans zich ver zekerd heeft tegen werkloosheid, anders moet staan dan- tegenover iemand, die maar Gods water over Gods akker laat loopen, die maar afwacht wat er te zijner tijd van komt en dan bij de gemeenschap om hulp aanklopt. Al die categorieën moeten onderscheiden worden en hoezeer men de zaak ook liever zou unilormeeren, bij vaststelling van normen zou met al die bijzondere omstandigheden onvol doende rekening gehouden kunnen worden. Daarom zou spreker er op het oogenblik als voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon niet gaarne aan willen medewerken, in dezen geest een oplossing te zoeken. De heer Vallentgoed acht de samenstelling van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon onjuist; daarin moeten vooral menschen uit de vakbeweging zitting hebben en niet, zooals nu, uit de diaconale zorg, omdat die met de ondersteunden niet in aanraking komen. Spreker is in Maatschappelijk Hulp betoon eigenlijk de eenige, die die verschillende personen niet persoonlijk kent en ziet; elk oogenblik hoort men van ver schillende leden opmerkingen, waaruit blijkt, dat zij met de persoonlijke omstandigheden der ondersteunden bekend zijn en vaak zelfs door hun diaconalen arbeid met die gezinnen in aanraking zijn gekomen en over de omstandigheden daarvan kunnen oordeelen en van voorlichting dienen. Het is volgens den heer Vallentgoed zeer gewenscht, dat in de commissie personen zitten, die op het gebied van de drankbestrijding en de reclasseering werkzaam zijn. De com missie staat echter met dergelijke personen, op wier adviezen zij zeer veel prijs stelt, in verbinding, al hebben zij dan ook geen zitting in de commissie. Maatschappelijk Hulpbetoon heeft zelf het bezwaar er van gevoeld, dat eiken dag bons voor voedselvoorziening moesten worden gehaald en daarom worden thans bons verstrekt voor een geheele week. De kooplieden ontvangen in de wintermaanden een steun van 5.tot 7.50 per week. Zoodra in het voorjaar het seizoen voor de kooplieden is aangebroken, worden zij af gevoerd en wordt tot hen gezegd: ge moet u zelf zien te redden, daarvoor zijt ge koopman en zit ge in dit bedrijf met zijn lusten en lasten. Dit is altijd goed gegaan. Dezelfde kooplieden, die in het voorjaar werden afgevoerd, kwamen in het najaar terug en kregen hun kleinen steun, zonder dat te bemerken was, dat zij in de zomermaanden geweldig met zeer bijzondere ellende en moeilijke omstandigheden te kampen hadden gehad. Ook in het begin van dit jaar stond Maatschappelijk Hulp betoon voor de vraag: moeten wij overgaan tot de afvoering van de kooplieden. Het heelt eenige maanden geduurd, voor men er toe overgegaan is, maar ten slotte heeft men het gedaan, niet op grond van eigen wetenschap, of omdat men, zooals de heer Eikerbout veronderstelde, in een goede of slechte bui was, maar nadat men zich behoorlijk had laten voorlichten en overal zijn licht had opgestoken. Men heeft gemeend te moeten aannemen, dat de kooplieden, ondanks het feit, dat zij er dit jaar inderdaad slechter aan toe zijn dan verleden jaar, toch in staat zullen zijn wederom voor zichzelf te zorgen. De kooplieden zijn niet afgevoerd nadat zij den gewonen wekelijkschen steun hadden ontvangen, maar kregen van te voren het bedrag voor twee weken, dat voor sommigen door den steun van het crisiscomité nog werd vergroot, zoodat zij wat meer geld in handen kregen dan gewoonlijk en daarmede hun handelsgeld konden aanvullen. Nadat de menschen een week geen steun hadden ontvangen en op Maatschappelijk Hulpbetoon aandrang werd uitgeoefend om te helpen, is besloten voedsel te verstrekkeD. Van de 30 personen, die hiervoor in aanmerking kwamen, hebben de eerste maal 2 een bon geaccepteerd. De overigen bedankten voor de voedselvoorziening, maar zijn later op hun besluit teruggekomen. Van de kleine groep dergenen, die voor de voedselverstrekking in aanmerking komen, zijn er thans nog altijd enkelen, die er niet van genieten. De heer Eikerbout heeft dan juist met die twee gesproken. De heer Komijn zegt, dat dat onmogelijk is. Nu zijn er verschillende, die geen steun of voedsel krijgen, maar zelf in hun onderhoud kunnen voorzien. Is het dan te verwonderen, dat men heeft gezegdook de anderen kunnen in hun onderhoud voorzien, al is de tijd slechter, en de ver dienste minder, en al is er concurrentie; waar men de be wijzen heeft, dat zij voor zichzelf kunnen zorgen, zijn ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 12