25-2
MAANDAG 4 JULI 1932.
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Kuipers e.a.)
vrouw moest zonder iets ontvangen te hebben, weggaan, wat
ze natuurlijk niet gaarne deed; ten einde raad heeft spreker
zelf haar wat geld gegevenbij een bezoek bij haar thuis is
spreker later gebleken, dat zij absoluut geen kolen in huis
had gehad om de kachel aan te maken; zoo nu en dan mocht
zij zich bij de buren gaan warmen. Later bleek zij wat steun
te hebben gekregen; ook heeft spreker haar toen nog wat
geld gegeven. Dergelijke gevallen deden zich voor in 1931
spreker heeft als politie-agent die vrouw nog geholpen. Het
deed spreker leed die vrouw naar huis te moeten terug
sturen zonder eenigen steun voor haar zelf of voor haar
kinderen.
Het is spreker bekend, dat meerdere personen, die om
steun kwamen, werden afgewezen met de mededeeling van
Maatschappelijk Hulpbetoon, dat dergelijke vrouwen maar
uit werken moesten gaan. Op deze manier worden gezinnen
aan den honger prijsgegeven.
De heer Komijn stelt voorop, dat artikel 20 van de ver
ordening op de Gommissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
uitdrukkelijk bepaalt, dat die Commissie staat onder toezicht
van het gemeentebestuur. Men heeft dus alleszins recht en
wellicht ook reden om de zaak betreffende Maatschappelijk
Hulpbetoon hier ter sprake te brengen. Men heelt daartoe
redenen volgens spreker, niet zooals die door mevrouw
Braggaar zijn opgesomd, maar ook met het oog op de geheele
tijdsomstandigheden en op hetgeen spreker hier gehoord heeft,
waarbij uitdrukking werd gegeven aan gedachten, die toch
noodzakelijk hier rechtgezet en onder oogen gezien moeten
worden.
Het voornaamste en belangrijkste punt is, dat men bier
verotidet stelt, dat Maatschappelijk Hulpbetoon zich laat leiden
door eisehen van bezuiniging; het spijt spreker, dat dit moest
worden geuit. Spreker begrijpt, dat Raadsleden, die in een tijd
als deze, nu het voor openbare besturen hoogst moeilijk is
de eindjes aan elkaar te knoopen, zien dat een lid van het
College, dat nog meer altijd vervuld is van de zorg voor de
openbare kas, voorzitter is van Maatschappelijk Hulpbetoon,
waaruit dus volgt, dat wellicht langs dien weg ook aandrang
wordt uitgeoefend op Maatschappelijk Hulpbetoon om daar
mede rekening te houden, veronderstellen dat redenen van
bezuiniging hier een woordje zouden meespreken; spreker
ontkent dat echter ten sterkste en ten stelligste. De zaak
was anders wanneer gehandeld zou worden naar bepaalde
normen; daartoe is uit den Raad aandrang uitgeoefend; dan
zou inderdaad op betrekkelijk eenvoudige wijze verlaging der
steuruiitkeeringen mogelijk zijn. Maatschappelijk Hulpbetoon
werkt hiermee echter niet, maar beziet elk geval individueel.
Nu heeft men ongetwijfeld bij de beoordeeling van elk geval
individueel zekere bedragen in zijn hoofd, die men in soort
gelijke gevallen geeft, maar men gaat niet uit van een be
paalde norm en nooit ofte nimmer heeft net College aan
Maatschappelijk Hulpbetoon medegedeeld: de gemeente staat
er slecht voor, zie het maar eens wat goedkooper te doen.
Het College oefent aandrang uit om te komen tot bezuiniging
op de gemeentediensten, maar er is van het College nog op
geen enkele wijze aandrang uitgegaan tegenover Maatschappe
lijk Hulpbetoon om de uitkeeringen te verlagen, niettegen
staande die verlaging wel heeft plaats gevonden bij den Dienst
van Sociale zaken, die men min of meer hiermede zou kunnen
vergelijken, n.l. bij de aanvaarding van het Rijkssubsidie. De
uitkeeringen, door Maatschappelijk Hulpbetoon onder het
wethouderschap van den heer Goslinga gegeven, zijn absoluut
niet gewijzigd op grond van bezuiniging of om dergelijke
redenen als zij gewijzigd zijn, is dat om individueele redenen
ten aanzien van bepaalde personenniet is echter een zekere
korting toegepast met het oog op de verlaging van het index
cijfer. Spreker verzekert den Raad, dat wat betreft de hoogte
en het aantal der uitkeeringen de actie tot bezuiniging zich
in geen enkel opzicht laat gevoelen; de Raad zal voldoende
in de gelegenheid zijn aan de hand van de verstrekte uit
keeringen en van het aangevraagde subsidie voor Maat
schappelijk Hulpbetoon te bemerken, dat ten aanzien van
Maatschappelijk Hulpbetoon niet van bezuiniging wordt ge
sproken voor zoover betrelt de uitkeeringen; uiteraard staat
dit natuurlijk anders wat betreft den dienst zelf en zijn
outillage. Spreker zegt dit vooral om den heeren in te prenten,
dat hij hier niet zit om te zien, er zoo goedkoop mogelijk af
te komen.
Een groot deel van de uitgeoefende critiek hier betrof den
toon van het schrijven van Maatschappelijk Hulpbetoon;
sommige leden vonden den inhoud daarvan niet sympathiek,
anderen vonden de woorden wel wat kras; men vroeg
spreker het boetekleed aan te trekken, dat hem in dit geval
absoluut niet zou misstaan; kortom, men liet duidelijk hooren,
dat men het met den inderdaad forschen toon, die uit dit
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulphctoon.
(Komijn e.a.)
stuk klinkt, niet eens was; spreker kan zich dat indenken,
omdat hij lid is, zoowel van Maatschappelijk Hulpbetoon als
van den Raad en omdat hij weet, dat hier in den Raad
anders gereageerd wordt; bet is een erkend feit, dat men
hier verwijten, verdachtmakingen, insinuaties en beleedigingen
eenvoudig langs zijn koude kleeren laat afglijden, denkende:
wat zal ik daarop reageeren en daardoor verder een geprik
kelde stemming veroorzaken, ik weet wie het zegt en laat
het verder maar zitten.
Dat is inderdaad de stemming.
Wanneer spreker, zooals in de vorige vergadering, toen de
zaak in behandeling kwam, wordt toegevoegd, dat hij iemand
van het laagste allooi is, kan hij daarop reageeren, er tegen
sputteren, zich er tegen verweren en den Voorzitter ver
zoeken hem tegen dergelijke uitlatingen in bescherming te
nemen, maar waarom zou hij de discussies, die toch al vaak
lang duren, door dergelijke kwesties ophouden. Zij, die der
gelijke uitdrukkingen gebruiken, zijn daarvoor verantwoordelijk,
maar daarop reageert spreker niet meer, omdat men nu
eenmaal, als men aan politiek doet, met de lusten ook de
lasten heeft en van te voren moet weten, dat men weieens
kleerscheuren krijgt.
In Maatschappelijk Hulpbetoon volgt men niet dezen ge-
dachtengang. De leden der commissie doen niet aan politiek,
zijn niet om politieke redenen benoemd, er is in politiek op
zicht geen meerderheid of minderheid en ook geen coalitie.
De heer Knuttel: Maar zij doen aan klassenstrijd!
De heer Komijn zegt, dat de heer Knuttel dit er van
maakt, die doorloopend probeert strijd te forceeren, maar dat
Maatschappelijk Hulpbetoon het niet doet.
Men is in de commissie te recht verontwaardigd geweest
over de houding, door mevrouw Braggaarde Does aan
genomen.
Laat men zich eens voorstellen, dat de heer Bosman, of de
heer van Eek, in de Provinciale Staten van Zuid-Holland een
betoog zou houden over den Gemeenteraad van Leiden en
daarin beweerde, dat de Raad, in geheime vergadering bijeen,
zich niets aantrekt van de Gemeentewet of het reglement van
orde, maar allerlei besluiten neemt, dwars tegen het gezond
verstand en beter weten in, en ten slotte verzoekt in te
stellen een commissie van onderzoek naar hetgeen in de
geheime vergaderingen van dezen Raad geschiedt! Dan zou
men toch in den Raad aan den heer Bosman of den heer van
Eek vragen: welke verschrikkelijke dingen hebben wij in de
geheime vergaderingen gedaan. De Raad zou in een speciaal
daartoe belegde vergadering bijeenkomen om die misdaden te
vernemen.
Zoo is het echter ook gesteld ten opzichte van Maatschappelijk
Hulpbetoon.
De commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon heeft, omdat
zij hetgeen ook trouwens niet door den Raad wordt ver
ondersteld geen besluiten neemt tegen beter weten in,
welke strijden met het gevoel van rechtschapenheid en waar
door voor de menschen nijpend gebrek zou worden ver
oorzaakt, tot mevrouw Braggaarde Does gezegd: wij zullen
er een speciale vergadering aan wijden en de zaak bekijken,
of inderdaad blijkt, dat ondanks de doktersattesten niet het
noodige wordt verstrekt en menschen met de hongerzweep
naar de inrichting voor ouden van dagen worden gezonden,
dat Maatschappelijk Hulpbetoon zich niet afvraagt: is die
persoon een, die naar de werkinrichting verwezen moet worden,
ja of neen. Toen heeft Maatschappelijk Hulpbetoon aan mevrouw
Braggaar gevraagd om op de vergadering te komen en de
gegevens te geven, maar dat heeft zij geweigerduiteraard
dit kan men den leden van Maatschappelijk Hulpbetoon niet
kwalijk nemen, integendeel was men daarover veront
waardigd en zette men tegenover een College als den Raad,
dat die leden benoemd heeft, op krassen en forschen toon de
zaken recht eri bracht men uitdrukkelijk naar voren, dat men
er niet aan denkt en nooit aan gedacht heeft de door mevrouw
Braggaar aan Maatschappelijk Hulpbetoon verweten gedragslijn
te volgen.
Ook na de toelichting door mevrouw Braggaar in de vorige
Raadszitting is van die beschuldigingen niets overgebleven,
niettegenstaande de heer Knuttel zegt, dat met zoo'n ceel
voorbeelden toch wel de juistheid daarvan is aangetoond.
Zoo is b.v. door mevrouw Braggaar tegen Maatschappelijk
Hulpbetoon de beschuldiging aangevoerd, dat men zonder
onderscheid des persoons naar de werkinrichting wordt ver
wezen en dat men met de hongerzweep naar de inrichtingen
voor ouden van dagen wordt gejaagd. Spreker erkent vol
komen, dat men met de hongerzweep naar de werkinrichting
wordt gevoerd; ten aanzien van verschillende personen geeft
Maatschappelijk Hulpbetoon geen steun, wanneer zij zich niet