MAANDAG 20 JUNI 1932.
241
Stichting r. k. lagere school aan de Potgieterlaan.
(Tcpe e.a.)
opzichte van de bijzondere school, waarbij spreker zich ook
op het standpunt heeft gesteld, dat indien de bouw van de
bijzondere school in dat stadskwartier alleen gewenscht
was, men de toezegging zou doen thans nog niet tot den
bouw van de school over te gaan. In beide gevallen hebben
Burgemeester en Wethouders zich op hetzelfde standpunt
gesteld. Het verschil is echter, dat in het eerste geval wel
ruimte beschikbaar bleek en in dit geval geen ruimte
beschikbaar is.
Ongeveer hetzelfde is het gesteld met de school, die
volgens Burgemeester en Wethouders gesticht moet worden
in de buurt van de Thorbeckestraat. Aangezien er ruimte
in absoluten zin aanwezig is voor de kinderen, die deze
school willen bezoeken, hebben Burgemeester en Wethouders
den Baad geadviseerd niet onmiddellijk tot den bouw van
die school over te gaan.
Het gaat dus niet aan Burgemeester en Wethouders eenige
partijdigheid in deze te verwijten.
Indien de Baad dit voorstel verwerpt, zal het schoolbe
stuur, waar het in absoluten zin gebrek heeft aan school
ruimte, zich wenden tot Gedeputeerde Staten, die volgens
spreker verplicht zullen zijn het in het gelijk te stellen.
Een zaak van later orde is de vraag, of Gedeputeerde
Staten hun goedkeuring zullen hechten aan een voor den
bouw van deze school te vragen crediet.
De Baad zou verstoppertje spelen, indien hij, in strijd
met de wettelijke voorschriften, zijn medewerking niet zou
verleenen en daarom geeft spreker den Baad in overweging
het voorstel te aanvaarden.
In het tweede punt van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders is het maximum bedrag opgenomen, dat
voor den bouw van de school door den Baad beschikbaar
gesteld zou moeten worden. Dat wil volstrekt niet zeggen,
dat men het maximum bedrag ook gebruiken zal. Spreker
hoopt, dat de Baad nog zooveel vertrouwen heeft in Bur
gemeester en Wethouders, dat hij aanneemt, dat zij evenzeer
op den bouw van deze school zullen toezien, als op den
bouw van iedere andere school en er wel voor zullen
waken, dat geen cent meer uitgegeven wordt dan strikt
noodig is. Spreker zegt, dat het College echter bereid is
dit punt, punt b van hun voorstel, terug te nemen, teneinde
den heer de Beede en misschien ook eenige van zijn partij-
genooten te bevredigen.
Met de hand op het hart moet spreker verklaren, dat
het hem volmaakt onbekend is, dat hij aan den heer Groe-
neveld in de commissie van bijstand zou hebben toegezegd
hem de adressen van de leerlingen te verstrekken. Spreker
herinnert zich wel, dat de heer Groeneveld in de commissie
die opmerking heeft gemaakt, maar voorzoover spreker zich
kan herinneren, is over de quaestie, dat de adressen niet op
die lijst stonden, betrekkelijk heen gesproken; spreker heeft
eveneens bevestigd en geconstateerd, dat zij niet op die
lijst stonden, maar de toezegging, dat den heer Groeneveld
die adressen verstrekt zouden worden, is beslist te niet
gedaan. Spreker had echter verwacht dat, wanneer de heer
Groeneveld inderdaad bijzonder prijs stelde op het vernemen
van die adressen, hij er bij de af deeling onderwijs dan nader
naar geïnformeerd zou hebben; dan was er niet het minste
bezwaar tegen om hem die te verschaffen. De afdeeling
heeft dat ook niet direct in haar macht, maar moet zich eerst
tot het schoolbestuur wenden; de vraag is natuurlijk, of
dit ook direct in staat zou zijn geweest om die adressen
binnen betrekkelijk korten tijd te verschaffen. Spreker moet
echter protesteeren tegen de uitdrukking van den heer
Groeneveld, als zou spreker een toezegging hebben gedaan,
die hij niet nagekomen heeft.
De heer Knuttel wil even een paar uingen in de redevoe
ringen van de heeren Wilmer en Tepe rechtzetten.
Volgens den heer Wilmer is ook na den bouw van deze
school de distributie van de katholieke scholen over de
gemeente ongunstiger dan die van de openbare. Maar welke
eischen stelt men dan De roomsch-katholieken vormen
bijna deel der bevolking, de voorstanders van het openbaar
onderwijs bijna de helft; bovendien splitsen de katholieken
hun scholen in jongens- en meisjesscholendat wordt dus
J; hoewel dus een bijna 4 maal zoo groot deel der bevolking
openbaar onderwijs verlangt, moeten de roomsch-katholieke
scholen toch in dezelfde mate als de openbare over de
gemeente gedistribueerd worden. Het gaat hier niet om
het bijzonder onderwijs tegenover het openbaar in het alge
meen, maar om een van de sekten, waarnaar het bijzonder
onderwijs verdeeld is.
De Wethouder sprak over het absolute gebrek aan school
ruimte, waardoor niet alle kinderen van katholieke ouders
een plaats zouden kunnen krijgen op katholieke scholen.
Stichting r. k. lagere school aan de Potgieterlaan.
(Knuttel e.a.)
Maar welke waarborg is er, dat alle katholieke ouders dat
wenschen Een tamelijk groot aantal wenscht dat niet en
er is alle reden om aan te nemen, dat dat aantal zal toe
nemen. Als dit aldus berekend wordt, kan men daarop
toch niet bouwen.
De heer Wilmer zegt, dat dan toch ook de waarborgsom
verloren gaat.
De heer Knuttel zegt, dat het niet om deze school gaat,
maar of er absoluut gebrek aan schoolruimte is.
De heer Tepe zegt, dat dat absolute gebrek aan school
ruimte hieruit blijkt, dat de ouders, die geteekend hebben
op deze lijst en daardoor reeds te kennen hebben gegeven,
dat zij hun kinderen op een katholieke school geplaatst
wenschen te zien, geen katholieke school zouden vinden,
wanneer geen nieuwe gesticht werd.
De heer Knuttel zegt, dat de heer Tepe zich nu nauwkeu
riger uitdrukt dan straksvan het standpunt van den
Wethouder is dat natuurlijk juist. Spreker ontkent echter,
dat tegenstemmen niets meer dan een leeg gebaar zou zijn;
dit zou zijn een uitdrukkelijk protest.
De heer Groeneveld komt op tegen wat de Wethouder
heeft gezegd; deze ontkent in de commissie een toezegging
te hebben gedaan, dat aan spreker de adressen zouden worden
verstrekt. Spreker zal even het geheugen van den Wethouder
opfrisschen. De Wethouder heeft eerst toegezegd, dat vanwege
de afdeeling onderwijs een onderzoek zou worden inge
steld naar de waarde van die handteekeningenspreker
heeft daarmede echter geen genoegen genomen omdat hij
liever zelf een onderzoek wilde instellen, maar dat kon hij
niet zonder de adressen te hebben. Volgens den Wethouder
zou de afdeeling onderwijs die adressen dan hebben moeten
vragen aan het schoolbestuur. Dat werpt toch wel een eigen
aardig licht op de heele zaakspreker krijgt sterk den indruk,
dat ook de afdeeling onderwijs geen onderzoek heeft inge
steld, de adressen niet heeft en ook zonder meer heeft aan
genomen, dat het zaakje wel in orde zou zijn. Daartegen
moet spreker ernstig bezwaar maken; op die lijst kunnen
wel gefantaseerde kinderen staan. Spreker acht dat dus
geen goede handelwijze.
Spreker twijfelt er niet aan, of degene, die zich met het
verzamelen van de adressen heeft belast, is, zooals hij in
de commissie-vergadering heeft gehoord, een betrouwbaar
persoon. Het gemeentebestuur mag echter niet zondermeer
daarop afgaan en een onderzoek moet worden ingesteld.
Spreker houdt vol, dat hem de positieve toezegging is
gedaan, dat hem de adressen zouden worden verstrekt. Het
zou hem anders onmogelijk zijn een onderzoek in te stellen
en de Wethouder zal zich herinneren, dat spreker gezegd
heeft het onderzoek persoonlijk te zullen instellen.
De heer Tepe vergiste zich, toen hij zei, dat de adressen
zouden gevraagd moeten worden aan het schoolbestuur. De
afdeeling onderwijs heeft bij het bevolkingsregister geïnfor
meerd naar de leerlingen, die op de lijst voorkomen en alles
is nagezocht.
Spreker blijft er echter bij, dat hij zich niet herinnert, te
hebben toegezegd, dat den heer Groeneveld de adressen
zouden worden verstrekt. Ook de heer Vriend, de secretaris
der commissie van bijstand, herinnert zich die toezegging
niet. Spreker herinnert zich wel, dat de heer Groeneveld
heeft gezegd, dat op de lijst eenige namen voorkomen van
personen, die niet katholiek zijn, naar aanleiding waarvan
spreker een onderzoek heeft toegezegd. Spreker wees daarbij
op de mogelijkheid, dat het gemengde huwelijken betrof.
Toen de heer Groeneveld daarop zei, zelf de zaak te zullen
onderzoeken, heeft spreker dit aldus opgevat, dat de heer
Groeneveld eenige namen op het oog had van personen,
die naar zijn oordeel niet katholiek waren en die hij wel
wist te vinden.
De heer Groeneveld kan geen speld in een hooiberg zoeken.
De heer Tepe meent, dat de heer Groeneveld er met een
enkel woord naar had kunnen vragen.
De heer Groeneveld zegt, dit gedaan te hebben.
De heer Tepe beweert, dat de heer Groeneveld het niet
gedaan heeft.
Het gewijzigd voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt aangenomen met 20 tegen 13 stemmen.