MAANDAG 20 JUNI 1932.
235
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does e.a.)
aantijgingen, maar spreekster wil de door haar bij de
begrooting genoemde gevallen gaarne nogmaals met bewijzen
aantoonen; zij handhaaft volkomen de toen door haar ge
noemde gevallen. GevaJ A is precies hetzelfde gebleven; de
man, genoemd in geval B, heeft na de begrooting 5.
steun gekregen: die moest, toen hij steun vroeg, gaan peuren,
om daarmede in zijn onderhoud te voorzien en moest bij
nacht en ontij op het water, evenals hij vroeger deed. Het
geval is in zooverre veranderd, dat door werkloosheid de
kinderen niet meer in staat zijn te steunen; vroeger kwam
daar nog 3.50 in van de kinderen, wat op het oogenblik
afgeloopen is: de huur is ƒ2.50, de steun 5.—. Geval C: die
menschen zijn nu dermate vervallen, dat zij in het menschen-
pakhuis zitten; er gaat nu geen huur meer af, maar dit
bewijst toch hun armoede.
Het geval D betreft een gezin van 7 personen, van wie
twee ziek waren en één ongelukkig was. Twee zoons moes
ten stempelen. De steun bedroeg 7.50.
Men zegt in het adres van Maatschappelijk Hulpbetoon
wel: in de vergadering der Kleine Commissie wordt niet
ongedaan gemaakt, wat in de vergadering van de volledige
Commissie is besloten, en dat alles onjuist was, maar na de
begrooting stempelt één zoon en bedraagt de steun 12,50.
Het geval E is nu ook den Burgemeester bekend, aan
wien de menschen geschreven hebben. Het door den Bur
gemeester onderteekende antwoord is in spreeksters bezit.
De steun van dat gezin bedroeg 5.Toen de zoon
werkloos werd, waardoor de gezinsinkomsten verminderden
en hij stempelen moest, werd de steun niet verhoogd, bij
niet stempelen ging de steun van f 5.op 2.50. Nadat
spreekster daarover haar opmerkingen had gemaakt, werd de
steun verhoogd tot 6.50. Men zei wel, dat het geval onjuist
was, maar intusschen is het toch verbeterd!
Van het geval F zei spreekster op 7 December 1931, dat
het betrof een weduwnaar met 11 kinderen, van wie het
jongste 5 maanden was. Hij was koopman en kon niet in
zijn onderhoud voorzien. Steun werd geweigerd. Daarna is
echter handelsgeld gegeven.
Uit dit gezin is het jongste kind uitbesteed. In de laatst
gehouden vergadering van Maatschappelijk Hulpbetoon is
voor het kind f 2.50 berekend.
In het geval G werd op 7 December 1931 6.steun
verleend; thans wordt geen steun meer gegeven.
Het geval H is op 7 December niet besproken.
In het geval I, dat betrof een gezin van 8 personen, in
het menschenpakhuis verblijvende, geen kooplieden zijnde,
is de steun van 5.met geen cent verhoogd.
Wat het geval K betreft: de persoon, om wien het gaat,
verblijft thans niet meer in het menschenpakhuis. maar in
de Caeciliastraat.
In het geval L werd, toen spreekster het op 7 December
behandelde, 5 steun verleend. Na de behandeling van de
begrooting is het bedrag gebracht op ƒ12.50 en toch schrijft
men in het adres, dat in de vergadering der Kleine Com
missie niet ongedaan gemaakt wordt, wat in de vergadering
van de volledige Commissie is besloten. Toen spreekster vroeg,
waarom het bedrag nu wel was verhoogd, werd haar mede
gedeeld, dat de man zijn pak had ingeleverd.
Op spreeksters vraag, of hij dat pak had ingeleverd, ant
woordde de betrokkene echter, dat dat niet zoo was en dat
het nog op zolder hing. Die leden beschuldigen spreekster
van onjuistheden en zeggen, dat op kleine vergaderingen
niet ongedaan worden gemaakt de besluiten van groote ver
gaderingen. Maar zij toonen zich zeer beleedigd over de on
juistheden, door spreekster geuit! Dit viel spreekster op,
toen zij deze woorden van deze waardige menschen, die tot
haar gericht waren, omdat zij niet anders trachtte te doen
dan den nood lenigen van de meest noodlijdenden, las, doch,
het schijnt dat in beschaafde kringen, als het tegen een
arbeidersvrouw gaat, alles geoorloofd is Zoo is bij de be
handeling van het concept-adres o.a. aan spreekster verweten,
dat zij woorden had gebezigd, die op een zeer laag peil
stonden; zij roept echter elk Raadslid tot getuige, of zij in
of buiten den Raad ooit woorden gebruikt, die niet te pas
komen; deze beschaafde heer, een lid der Commissie zijnde,
zeide daar, dat spreeksters rede op een vreeselijk laag peil
stond en een communistische opzet was. Spreekster wijst die
beschuldigingen terug op hem, die ze uitsprak.
De heer Knuttel zegt, dat dat ook wel erg is: een com
munistische opzet; dat kan men niet op zich laten zitten.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat zij niet den nadruk
legt op de woorden „communistische opzet", maar op het
feit, dat volgens dit adres haar woorden van het laagste
allooi waren en op een vreeselijk laag peil stonden; zij kan
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does e.a.)
den heer Knuttel te dien opzichte geruststellen, daar zij alleen
maar wilde aanhalen, hoe over haar gesproken werd.
Ten aanzien van het verwijt, dat spreekster zich niet ont
zien zou hebben haar medeleden in het openbaar te bekladden,
verwijst zij naar de Handelingen van den Raad van 7 De
cember 1931, bl. 457, waar zij uitdrukkelijk zegt, haar mede
leden van Maatschappelijk Hulpbetoon niets te willen aan
tijgen, maar dat die van ander inzicht zijn, verknocht zijn aan
de verschillende liefdadige inrichtingen en daarnaar hun werk
wijze bepalen, terwijl spreekster als sociaal-democrate meent,
dat de arbeiders, die door de kapit alistische wantoestanden in
deze ellende zijn geraakt, geholpen moeten worden niet door
liefdadigheid, maar het recht hebben om geholpen te worden.
Spreekster heeft die leden dus niet beklad, maar gezegd, dat
die naar eigen inzicht werken, hetgeen evenwel niet het
inzicht van spreekster was.
De heer Romijn, voorzitter van Maatschappelijk Hulp
betoon, verweet spreekster, dat zij deze onbehoorlijke houding
niet had mogen aannemen; immers, zij was door de leden
van Maatschappelijk Hulpbetoon op de voordracht geplaatst,
waarna zij benoemd was door den Raad. Spreekster heeft
daarop geantwoord dat, als de heer Romijn beter op de
hoogte was geweest, hij dat niet gezegd had, daar zij in
Maatschappelijk Hulpbetoon niet zit met den wil van de
meerderheid, maar tegen dien wil, want vóór spreekster was
een voordracht, waarop de lieeren Le Poole en Goudsmit
voorkwamen.
De Raad heeft daarom spreekster niet op de voordracht
geplaatst.
De heer Goslinga merkt op, dat mevrouw Braggaarde
Does later herbenoemd is.
Mevrouw Braggaar(le Does erkent dit, maar het ging
er om, dat spreekster in den aanvang niet op de voordracht
was geplaatst. Zij is alleen lid geworden van Maatschappelijk
Hulpbetoon op aanbeveling van haar fractie. In Maatschap
pelijk Hulpbetoon heeft alleen haar partijgenoot Vallentgoed
een lans voor haar gebroken en getracht haar op de voor
dracht geplaatst te krijgen.
Op de eerste vergadering, die spreekster bijwoonde, bleek
haar uit de notulen van de vorige vergadering en uit de
besprekingen, dat zij tegen den wil van de Commissie
daar zat.
De heer Romijn heeft er mevrouw Braggaarde Does op
gewezen, dat de meerderheid van den Raad haar benoemd
heeft en dat de Commissie van Maatschappelijk Hulpbetoon
niets te benoemen heeft.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de Wethouder haar
dan niet goed verstaan heeft. De Wethouder had tot spreekster
gezegd, dat zij niet het recht had zoo te handelen, omdat
zij op de voordracht was geplaatst door de leden van
Maatschappelijk Hulpbetoon, waarna spreekster tot den Wet
houder heeft gezegd, dat hij niet goed op de hoogte was,
aangezien hij haar anders niet zoo iets zou gezegd hebben,
daar zij niet met, maar tegen den wil van de Commissie
daar zat.
Volgens het adres van Maatschappelijk Hulpbetoon was alles,
wat spreekster heeft gezegd, onjuist. Spreekster heeft echter
bij de begrooting nog meer zaken behandeld. Als inderdaad
alles onjuist was, waarom heeft men dan niet van de ge
legenheid gebruik gemaakt om ook andere zaken tegen te
spreken.
Bij de begrooting heeft spreekster gesproken over het gezins
inkomen. Wanneer eenige kinderen van een gezin iets ver
dienden, dat volgens Maatschappelijk Hulpbetoon voldoende
was, werd het gezin van den steun uitgesloten. Ook dat
zou onjuist zijn geweest.
Spreekster wijst op een gezin, bestaande uit vier personen,
dat een verzoek om steun indiende, welk verzoek op 8
Maart j 1. werd afgewezen. De huishuur is in dit geval 6.
de steun 2.Een zoon heeft 9.inkomsten, een
dochter 3.en de ouderdomsrente is 3 De man is
70 jaar, de vrouw 63 jaar. De vrouw moet wegens suiker
ziekte diëet houden.
Bij de begrooting heeft spreekster ook iets gezegd van de
anonieme brieven. Tot haar blijdschap kan zij thans mede-
deelen, dat bijna geen anonieme brieven meer binnenkomen.
Spreekster vindt het altijd beneden haar waardigheid brieven
te behandelen, waaronder de schrijver zijn naam niet heeft
durven zetten.
Onlangs heeft Maatschappelijk Hulpbetoon de noodige
aandacht gewijd aan een brief, die de Commissie via den
Armenraad heeft bereikt, waaraan de brief was gericht,