224 MAANDAG 20 JUNI 1932. Overplaatsingen enz. personeel o. I. onderwijs. (Tepe e.a.) dat, Burgemeester en Wethouders, toen bleek dat aan de Haverstraat geen plaats was voor twee scholen, hebben medegewerkt om die B-school te doen afvloeien en de leer lingen dier school zooveel mogelijk naar de A-school over te brengen. Hiermede geeft spreker tegelijk antwoord aan hen, die zeggen: op het Schuttersveld is eigenlijk de A-sctiooi in stand gehouden. Zoo is de zaak volstrekt niet. Bij Burgemeester en Wethouders heeft van het begin af aan alleen deze ge dachte bestaan: er iB op dit oogenblik, gezien de bezetting van de beide scholen aan het Schuttersveld, geen plaats voor twee scholen, die beide scholen moeten dus worden samengesmolten en wat er uit de samensmelting van die scholen voortkomt, moet een A-school zijn, want zulk een school geniet de meeste voorliefde bij het publiek. Dit is een juister voorstelling van zaken. Eenig verband met de meerdere of mindere voortreffelijkheid der schoolhoofden en met de bezetting van de scholen op een bepaald moment bestaat er niet. Daarom is de geheele redeneering van den heer Meijnen ten opzichte van het persoonlijk verband, dat noodzakelijk moet bestaan tusschen den heer Hüner en de A-school op het Schuttersveld, foutief. De heer Meijnen: Onjuist! De heer Tepe wil nog iets over de Haverstraatscholen zeggen. Hij is van meening, waar de persoonlijke kwesties buiten beschouwing moeten worden gelaten, dat het goed is zoo weinig mogelijk over de persoonlijke aangelegenheden te spreken, alleen waar die hier en daar in het debat zijn gebracht en uit een persoonlijk onderhoud met de heeren is gebleken, dat het persoonlijk belang voor hen een groote rol speelt. Aan het voorstel, om den heer van Schaik over te plaat sen naar de school Medusastraat en hem niet te handhaven op de school Duivenbodestraat, ligt uitsluitend deze gedachte ten grondslag, dat het voor de bezetting van de school Duivenbodestraat, door het behoud van de leerlingen der school Haverstraat B voor het openbaar onderwijs dus beter is, den heer Broeze met zijn geheele personeel naar de school Duivenbodestraat te doen overgaan Daaruit mag men evenwel niet de conclusie trekken, dat hier ook maar eenigszins sprake zou zijn van een achteruitzetten of wat ook van den heer van Schaik; spreker heeft hem dat zelf ook gezegd. Spreker begrijpt ten volle, dat het voor een hoofd, dat 10 jaar zijn beste krachten aan een school ge geven heeft en die volgens eigen inzicht tot een bloeiende school gemaakt heeft, niet prettig is die school te moeten verlaten, maar anderzijds moet het voor een waren vriend van het openbaar onderwijs toch ook een groot genot en genoegen zijn, om op een leeftijd, waarop hij nog over alle krachten beschikt, geplaatst te worden aan een andere openbare school, die hij dan eveneens tot grooten bloei kan brengen. Het is spreker onbegrijpelijk hoe aan een derge lijke overplaatsing een argument ontleend kan worden, alsof hier een verongelijking plaats heeftals men werkelijk liefde voor het openbaar onderwijs heeft, moet men daarin veeleer zien de vervulling van een schoone taak dan achter uitzetting van een persoonlijk belang, hetgeen het in geenen deele is. Spreker heeft gezegd, dat hij de quaestie van de scholen Schuttersveld ziet als een van 2 scholen, die als zoodanig te veel zijn en samengesmolten moeten worden tot één school; daarbij doet zich de vraag voor, wie van de 2 hoofden, tot nu toe aan die scholen werkzaam, op die school zal blijven en wie naar een andere school zal gaan, naar een straks open komende vacature. Ook hier verlangt het openbaar onderwijs wel degelijk de door het College voorgestelde oplossing; althans, deze is zeer goed te ver dedigen op gronden, ontleend aan het belang van het open baar onderwijs. De heer Hüner is een jong man, evenals de heer van Schaik nog geen 40 jaar; de heer Zeelenberg is 63 jaar oud, heeft dus nog 2 dienstjaren voor den boeg. Nu stelt spreker zich op het standpunt, dat de reorganisatie, het brengen tot samensmelting van die 2 scholen zeer wel is toe te vertrouwen aan den heer Zeelenberg, ondanks diens betrekkelijk hoogen leeftijd, juist omdat hij zoovele jaren in dit milieu, in die school werkzaam is geweest. Spreker is des Donderdags bij den heer Zeelenberg op bezoek geweest, omdat hem ter oore was gekomen, dat deze op dien dag 25 jaar aan de school verbonden was geweest; iemand, die dergelijke diensten op die school heeft gepraesteerd, is, waar hij zich volkomen fit gevoelt, volmaakt in staat om deze reorganisatie tot stand te brengen. Spreker zegt niet, dat de heer Hüner daartoe niet in staat zou zijn, maar voor dezen heeft spreker een andere, nog zwaardere en Overplaatsingen enz. personeel o. 1. onderwijs. (Tepe e.a.) mooiere taak bij het openbaar onderwijs, n.l. om, nadat hij de school Schuttersveld A tot bloei gebracht heeft, nu zijn vlotte kracht te geven aan de school Paul Krugerstraat, die heel hard wat verlevendiging en opflikkering noodig •heeft; de heer Hüner heeft voor dit niet zuiver organisato rische, maar meer propagandistische werk al zijn vuur en ijver noodig en zal dit beter kunnen dan de heer Zeelen berg. Spreker laat de persoonlijke quaesties geheel buiten spel en wil zich verder niet inlaten met alles wat nog gezegd is ten voordeele en ten nadeele van deze personen, en ter bestrijding van het adres van de Vereeniging van hoofden van scholen, maar blijft er bij, dat het in het belang is van het openbaar onderwijs de voorstellen van het College in deze te volgen. Spreker kan ook een opmerking over de formeele zijde van deze zaak niet achterwege laten. Het is volkomen juist, dat de Baad het recht heeft om overplaatsingen te doen geschieden en het is zijn recht om straks te stemmen vóór overplaatsing van den heer Broeze naar de school Medusa straat en tengevolge daarvan dus vóór de overplaatsing van den heer van Schaik naar de nieuw op te richten school Duivenbodestraat, hoezeer spreker het ook zou betreuren. Ten aanzien van den heer Hüner is de zaak echter eenigszins anders gesteld. Men zegt, dat dit ook een over plaatsing is, maar daar is geen sprake van een overplaat sing; dat kan nu eenmaal niet. Op 27 Juni worden 2 scholen opgeheven, in de plaats waarvan er 1 komt; op het oogenblik, waarop de 2 oude scholen verdwijnen, ontstaat een nieuwe; het is dus mogelijk één hoofd over te plaatsen van een oude naar de nieuwe school, maar er is nog een hoofd en dat moet ontslagen worden, want er is geen vacature in de gemeente; dat kan niet anders. Het College heeft overwogen het anders te doen, maar spreker ziet er geen kans toe. Beide scholen houden op te bestaan en slechts één hoofd kan overgeplaatst worden. De heer de Reede zegt, dat de Wethouder niet weet, of dit zoo is. Volgens spreker is dit niet zoo. Die beide hoof den kunnen wel degelijk overgeplaatst worden, op dezelfde manier als voorgesteld wordt ten aanzien van den heer Hüner. De heer Tepe zegt, dat men iemand, die geen hoofd is, toch niet kan overplaatsen. Hij houdt op hoofd te zijn, wanneer de school opgeheven wordt. De heer de Reede zegt, dat hij niet ophoudt hoofd te zijn, wanneer de Wethouder hem werk geeft, b.v. als tijdelijk hoofd. De heer Tepe zegt, dat het College dat doet, maar als hij ontslagen is en hij is niet meer benoemd, dan is hij toch geen hoofd meer; men kan hem toch niet overplaatsen. Spreker heeft het zelf ook overwogen, maar ziet er geen kans toe. De heer Knuttel zegt, dat men de namen Hüner en Zeelenberg toch kan verwisselen! De heer Tepe zegt, dat de heer Knuttel nu weer hetzelfde doet als daarnet, toen hij het spreker kwalijk nam, dat deze zoo'n halsstarrige houding aannam. Dan zou het College zijn standpunt prijsgeven. De heer Knuttel zegt, dat het dan toch mogelijk is! De heer Tepe zegt, dat de heer Knuttel toch niet van het College en van spreker kan eischen, dat zij tegen beter weten en tegen eigen overtuiging in hun standpunt wijzigen. Natuurlijk kunnen Burgemeester en Wethouders dat, maar zij meenen het onder deze omstandigheden niet te mogen doen. Zij kunnen toch niet zeggenwij geven al onze argu menten prijs, gij hebt ons overtuigd! Verlangt men van hen, dat zij hun eigen overtuiging overboord zullen gooien en aan den Baad zullen overlaten te vertellen hoe het moet, dan is spreker niet van plan langer op deze plaats te blijven zitten. Men kan niet van spreker en van het geheele College verlangen, dat zij toelaten, dat de Baad hun taak over neemt. Zoo is de situatie! In de vorige vergadering heeft spreker het voorstel van den heer Groeneveld aanvaard, wetende, dat er allerlei formeele moeilijkheden waren en de leden er weinig van begrepen hoe de zaak in elkander zat. Hij heeft gehoopt de bestaande bezwaren en de heerschende wanbegrippen door een zakelijke bespreking in de Onderwijs commissie te kunnen opheffen, maar men heeft zich ook daar niet willen laten overtuigen. En nu vraagt spreker,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 10