MAANDAG 6 JUNI 1932. 187 (Eikerbout c.a.) inhoud van dat adres geen kennis; wat hij ervan weet, is hem alleen bij geruchte bekend. Spreker hoort vragen, ot hij dan de Leidsche couranten niet leest. Hij krijgt wel verschillende couranten, maar hij heelt het soms zoo druk, dat hij geen tijd kan vinden om dè couranten te lezen. Hij heeft inderdaad het adres nog niet gelezen, maar ook al ware dit wel het geval, dan nog zou men vandaag met den dag er daarmede niet zijn, omdat het adres niet aangeeft, of de een dan wel de ander gelijk heeft. Er moet worden onderzocht, of dit adres waarheid bevat, zoodat er heden geen beslissing kan worden genomen Spreker stelt zich voor dat, wanneer deze zaak aan de orde komt, er verschillende dingen bijgehaald zullen worden en met behulp van bewijsstukken zal moeten worden uitgemaakt welke van de beide partijen gelijk heeft. Het gaat om een zaak van grcote beteekenis, over de vraag, of mevrouw Braggaarde Does aan den Wethouder voor Sociale Zaken een beleediging heeft aangedaan dan wel of aan mevrouw Braggaarde Does dingen ten laste worden gelegd, welke niet juist zijn. Die kwesties moeten uit elkander worden gehaald, maar dat kan vandaag niet geschieden. Hoe sterk spreker ook gevoelt voor een grondig ondeizoek, hij kan niet inzien, dat met de al dan niet behandeling in deze ver gadering de zaak zou vallen of staan. Wanneer deze zaak in de volgende Raadszitting, die dan op 20 Juni gehouden zal worden, aan de orde gesteld wordt, zal men uiteraard meer terzake kundig zijn. Daarom zal spreker niet voor het voor- stel-van Eek stemmen. De heer Simonis wil een poging doen om den heer van Eek te bewegen zijn voorstel in te trekken en genoegen te nemen met behandeling in een volgende vergadering. Wan neer dit adres nu besproken wordt, zullen vermoedelijk de punten 12, 13 en 14 der agenda niet meer in behandeling komen, welke voorstellen voor ruim een ton aan werken be helzen, waardoor zeer veel arbeiders een boterham zullen kun nen verdienen; dan zal dit vermoedelijk nog eenigen tijd achterwege blijven, waardoor de werkloosheid weer eenigszins zal worden vergroot. Bovendien zou het hier betreffen een uitstel van ten hoogste 14 dagen en daarmede kan mevrouw Braggaarde Does veimoedelijk toch wel genoegen nemen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van de heeren van Eek, Schüller, Groeneveld, van Stralen, Kooistra, mevrouw Braggaarde Does, mevrouw deClerde Bruijn, de heeren Vallentgoed, Koole en Kuipers, luidende: »Undergeteekenden stellen voor het adres van de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon in deze raadsvergadering te behandelen.' Voorgesteld dour 10 leden, maakt dit voorstel een onder werp van beraadslaging uit. De heer Koole dacht, dat het voorstel tot ter-visie-legging er een was van het geheele College, doch hij meende, dat in het verzoek orn voorlezing van dit adres van den heer Komijn, de tendenz en de kennelijke bedoeling lag om het nu wel in behandeling te doen nemen; spreker is niet duidelijk, waarom hij anders voorlezing verzocht. Spreker kan geen genoegen nemen met de thans door het College voorgestelde behandeling en beveelt het voorstel-van Eek aan. Den heer Bomijn zijn allerlei gedachten toegedicht, die in werkelijkheid absoluut niet bestaan. Spreker schaart zich volkomen achter den Voorzitter en onderschrijft volkomen het voorstel van het College tot ter-visie-legging, niet om daarmede, zooals de heer van Stralen veronderstelt, de zaak in den doofpot te stoppen, maar juist omdat hij begrijpt, dat er alle aanleiding is voor den Raad en dat deze er prijs op zou stellen om deze zaak eens ampel en breed te bespreken. Dit kan het beste en het behoorlijkste bij een geschikte ge legenheid; wanneer die zou kunnen worden gevonden in de volgende Raadszitting, dan zou spreker niets aangenamer zijn. Daarmede zou de Raad ook de noodige égards tegenover dit adres betrachten. De bewering van verschillende Raadsleden, dat zij hiervan geen kennis genomen hebben, wordt nu niet zoo serieus genonlen, maar spreker is overtuigd, dat verschil lende leden er niets van weten; zoodoende kunnen zij op de hoogte komeri. Spreker heeft ook voorlezing verzocht om er meer publiciteit aan te geven dan bij ter-visie-legging alleen plaats had; dan ziet of hoort verder niemand er iels van. Dit alles heeft tot het weloverwogen voorstel van het College geleid; deze zaak kan verder op initiatief van de Raadsleden of van het College, in de eerstvolgende Raadszitting ter sprake gebracht worden. De omtrent spreker geuite veronderstellingen zijn dus volkomen onjuist. (Braggaarde Does e.a.) Mevrouw Braggaarde Does acht het buitengewoon on begrijpelijk, dat Ue Voorzitter voorstelt, deze zaak nu niet te behandelen, en wel omdat hieruit blijkt, dat men niet zeer sterk staat. Immers bij de behandeling van de begrooting is aan spreekster verweten, dat zij zich had schuldig gemaakt aan verdachtmakingen. De Wethouder heeft aan haar adres niets minder gezegd dan dat alles en alles wat zij in het mid den had gebracht onjuist, pertinent onwaar en ook onwaardig was en rru begrijpt spreekster niet, dat de Wethouder, indien hij zoo zeker van zijn zaak is, niet zoo spoedig mogelijk een gelegenheid te baat neemt om voor zijn beweringen het bewijs te leveren. Die gelegenheid doet zich in deze Raadsvergadering voor en den Wethouder zal zeker niets zoo aangenaam zijn als om daarvan gebruik te maken. De Wethouder zal dat niet nalaten, omdat hij haar wil sparen, integendeel, hij zal geen enkel middel ongebruikt laten om de verdachtmakingen, welke zij heelt geuit, en de onjuistheid, de onwaarheid en de onwaardigheid van haar beweringen in het licht te doen treden. Sommige leden hebben gezegd, dat zij het adres niet kenden. Spreekster zou dat kunnen aannemen, als het hier een geheel vreemde zaak gold, maar aan hen, die die bewering mochten volhouden, zou zij willen vragen of zij blind zijn voor de bestaande toestanden. Iedereen moet begaan zijn met het lot der werkloozen en de anderen, die in behoeftige omstandig heden verkeeren. Tijdens de behandeling van de begrooting is punt voor punt met nadruk besproken. Daarover gaat het alleen in dit adres en spreekster is voornemens den inhoud ervan op den voet te volgen. Spreekster verwondert er zich over, dat de Voorzitter namens het College het voorstel heeft gedaan om het adres ter visie te leggen. Niets moet toch voor den betrokken Wethouder aangenamer zijn dan om zoo spoedig mogelijk zijn onschuld en spreeksters schuld te bewijzen! Men verlieze bovendien niet uit het oog, dat spreekster zij wil haar persoon absoluut op den achtergrond schuiven, al zal zij niet rusten, voordat de Wethouder voor zijn beschuldigingen aan haar adres het bewijs zal hebben geleverd het oog heeft op het belang van de armen en de werkloozen, die snakken naar hulp. In verschillende vergaderingen van Maatschappelijk Hulpbetoon heeft spreekster gezegd, dat er honger wordt geleden, dat de menschen zonder eten zitten, zoodat zij zich niet kan vereenigen met een uitstel van de behandeling dezer zaak tot 20 Juni. Het voorstel tot uitstel komt van menschen, die voldoende eten hebben en niet genoeg beseffen wat de honger voor anderen beteekent. t De heer van Eek is door den gang van zaken buitenge woon teleurgesteld. Hij vindt het ontzaglijk onheusch van de Raadsleden om, als zij bemerken dat een aanzienlijk aantal hunner medeleden prijs stelt op onmiddellijke behandeling van deze zaak, zich daartegen halsstarrig te verzetten. Niet alleen stellen Burgemeester en Wethouders voor, de behan deling uit te stellen, maar blijkbaar nemen verschillende woordvoerders van burgerlijke zijde hetzelfde standpunt in. Vooreerst lijkt spreker dat vormelijk onhoudbaar. Wordt alleen besloten een stuk ter visie te leggen, dan kan men er spreker wil dat toegeven niet over oordeelen, maar dit adres is duidelijk voorgelezen. Het is gepubliceerd in een deel van de pers; spreker neemt onmiddellijk aan, dat niet alle Raadsleden het kennen, maar het ligt hier; men heeft het in dien tijd al van buiten kunnen leeren; het loopt over zaken, die alle leden kennen; het is een weerspiegeling van wat in den Raad is gebeurd. Welke reden kan er nu zijn om daarmede 14 dagen te wachten? Spreker zou niet tegen een uitstel van een onbe- teekenende zaak zijn: hij zou het ook teleurstellend vinden, wanneer de belangrijke punten op deze agenda niet afgehan deld werden; de sociaal-democraten zijn niet gewoon de behandeling van de zaken in de war te sturen, maar biermede is wel haast. Terecht zeide mevr. Braggaarde Does, dat de zakelijke achtergrond van dit adres, de vraag of Maatschap pelijk Hulpbetoon al dan niet de belangen der hulpbehoevenden behoorlijk verzorgt, veel belangrijker is dan de beleedigingen, verdachtmakingen en scherpe termen ervan. Of de Raadsleden de behandeling van dit adres nu 14 dagen uitstellen of het nu behandelen, hun houding daaromtrent blijft volkomen dezelfde; men weet wat in het geding is; als men het had willen onderzoeken, had men het allang kunnen doen; dan had men niet behoeven te wachten op dit adres; als het niet behandeld wordt, blijven de zaken zooals zij zijn. Volgens spreker en volgens hen, die daarvan op de hoogte kunnen zijn, worden door Maatschappelijk Hulpbetoon de belangen der hulpbehoevenden niet behoorlijk verzorgd. Bovendien dreigt nog een den gemeentebesturen van bovenaf opgedrongen verslechtering; er loopen zulke onheilspellende geruchten omtrent de voornemens der Regeering, dat het volstrekt niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 7