MAANDAG
6 JUNI 1932.
203
Voorstel verkoop rietland bij Haarlemmertrekvaa.ite.a.
(Voorzitter e.a.)
aantrekkelijk zijn. Nu is wel de Leidsche Hout er bij ge
komen, maar verder is er in Leiden voor wandelaars niet
veel aantrekkelijks; men heeft hier twee aardige wandelingen,
n.l. langs de Warmondervaart en langs de Vliet; die moeten
zooveel mogelijk ongerept worden gelaten. Door in te gaan op
dit voorstel, om een betrekkelijk waardeloos stukje rietland
en water te verkoopen, wordt het natuurschoon bij Leiden
weer iets verminderd. De bedoeling is daar een helling voor
booten te maken, om die op te leggen of te verhuren, het
geen zeker niet zal bijdragen tot vermeerdering van het
natuurschoon daar. Men kan ook moeilijk aanvoeren, dat dit
dringend noodzakelijk is; vlak daarbij is het haventje van
Spaargaren, dat daartoe voldoende gelegenheid biedt, terwijl
men verderop ook een dergelijke gelegenheid heeft.
Spreker adviseert derhalve om op dit voorstel niet in te
gaan; er zijn geen groote financieele belangen bij betrokken
en het is ook niet bepaald noodig.
De heer Splinter, die tot de meerderheid van het College
behoort in deze, maakt van deze quaestie geen gewetenszaak.
Dit stukje ligt in Warmond, dus als gemeente heeft Leiden
er niets aan. Bovendien zal het plan door de gemeente War
mond goedgekeurd moeten worden en spreker veronderstelt,
dat Warmond ook prijs stelt op een aesthetisch goed geheel
en dat het er dus wel voor zal zorgen, dat er geen rommel
zal komen, die afbreuk zal doen aan het natuurschoon.
Hij is dus met de Wethouders Tepe en Goslinga voor den
verkoop van dit stukje grond.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt ver
worpen met 18 tegen 13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Romijn, Bergers, Groeneveld,
Knuttel, Eikerbout, Verweij, Wilmer, van Eek, Kooistra,
Meijnen, Kuipers, Vallentgoed, van Es, Beekenkamp, van
Eecke, mevr. Braggaarde Does, mevr. de Clerde Bruijn
en de heer Koole.
Vóór stemmen: de heeren Goslinga, Wilbrink, van Rosma
len, Bosman, de Reede, Manders, Schüller, Coster, van Stralen,
van Tol, Simonis, Tepe en Splinter.
(Ook de heer Manders was inmiddels ter vergadering
gekomen.)
XII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van den bij wijze van werkverschaffing uit te voeren aanleg
van straten e.a. ten noorden van den Rijnsburgerweg, nabij
de in aanbouw zijnde bijzondere school aan de Adriaan
Pauwstraat.
(Zie Ing. St. No. 123.)
De heer van Stralen meent, dat het noodzakelijk is,
ondanks het feit, dat kortgeleden over een soortgelijke zaak
een uitvoerig debat heeft plaats gehad, te doen blijken, dat
zijn fractie met het onderhavige voorstel en dergelijke voor
stellen niet accoord kan gaan.
Het begint er op te lijken, dat Burgemeester en Wethouders
meermalen zullen voorstellen, wat zij tot nu toe reeds eenige
keeren hebben gedaan, om werken, die op de normale wijze
uitgevoerd dienen te worden, in werkverschaffing te laten
uitvoeren en wel, zooals den laatsten tijd gebruikelijk is,
tegen veel te lage loonen, die door het Rijk zijn vastgesteld
en waarvoor door het Rijk subsidie wordt verleend.
Dat is een ernstig gevaar, want waar gaat men op deze
wijze heen?
Het Rijk is bereid subsidie te verleenen en de arbeids
voorwaarden vast te stellen voor bepaalde werken, indien
maar vaststaat, dat zij niet urgent zijn. Alleen door het niet-
urgent verklaren van een bepaald werk, ook al zou het
noodzakelijk uitgevoerd moeten worden, zou er dus alle ge
legenheid bestaan voor de gemeente om de subsidie van het
Rijk te verkrijgen en normale werken te laten uitvoeren
tegen abnormaal lage loonen.
Telkens wanneer dergelijke voorstellen aan de orde komen,
zal sprekers fractie genoodzaakt zijn, zich er tegen te ver
zetten.
De kosten van dit werk bedragen 18.200.waarin ver
moedelijk aan arbeidsloon f 8.650.is begrepen; aan het
Rijk is reeds voor 4,325.—dus 50%, subsidie gevraagd.
Spreker begrijpt niet goed hoe dat mogelijk is, omdat dit
plan toch zeker niet uitgevoerd zal kunnen worden uitsluitend
met ongeschoolde arbeiders; volgens het lng. Stuk bevat dit
plan in hoofdzaak den aanleg van rioleeringen, het plaatsen
van kolken, het maken van afscheidingen, en vernieuwing
van in gemeentegrond gelegen riool; dit zijn toch zeker
Beschikbaarstelling gelden voor aanleg straten nabij
(van Stralen e.a.) Rijnsburge.weg.
allemaal vaktechnische werken, die voor het grootste deel
door geschoolde arbeiders zullen moeten worden uitgevoerd,
door metselaars en grondwerkers. Meent het College nu, dat
het Rijk subsidie zal geven over het geheele loonbedrag
van 8.650.of alleen over dat deel van het werk, dat
als werkverschaffing kan worden beschouwd en dat door
ongeschoolden kan worden uitgevoerd? Indien de volle 50%
aan subsidie wordt gegeven, dan zal het Rijk toch als voor
waarde stellen een bepaald loon, hetgeen zou beteekenen,
dat al die werken tegen werkverschaffingsloonen zouden moeten
worden uitgevoerd; dat zal toch niet de bedoeling van het
College zijn; spreker mag toch aannemen dat, voorzoover
hierbij werken zijn, die door vaklieden zullen moeten worden
uitgevoerd, daarvoor zullen worden betaald de loonen der
collectieve arbeidsovereenkomst. Spreker verzoekt daarover
opheldering. Een ander bezwaar is dat, wanneer het College
aldus steeds komt met werkverschaffingsplannen, uit te
voeren door ongeschoolden, langzamerhand de belangen der
geschoolde arbeiders steeds meer in het gedrang komen. Er
is een groot overcompleet van geschoolden; op hetoogenblik
zijn ruim 100 werklooze grondwerkers ingeschrevenwanneer
geen maatregelen worden getroffen om bij dergelijke objecten
ook de geschoolde arbeiders aan het werk te doen komen,
natuurlijk tegen contractloonen, dan worden dezen op den
duur de dupe van deze z.g. werkverruiming der gemeente;
die zal dan langzamerhand alleen ten goede komen aan de
ongeschoolden, voor wie natuurlijk ook maatregelen getroffen
moeten worden, maar de geschoolden zouden in de meeste
gevallen daarbuiten vallen. Maanden geleden reeds is een
adres van den modernen bouwvakarbeidersbond ingekomen
spreker weet niet of en hoe het is afgedaan om bij de
uitvoering van werkverschaffingen in elk geval 50 o/0 van de
noodige arbeiders te betrekken uit de geschoolden, volgens
contractloon; daarop wordt de nadruk gelegd, om aldus te
zorgen voor die arbeiders, die door de malaise in de bouw
bedrijven toch al veel werkloosheid hebben.
Spreker hoopt daarom, dat Burgemeester en Wethouders
hun meening hieromtrent zullen meded.eelen
De sociaal-democratische tractie moet in het algemeen be
zwaar maken tegen de uitvoering van dergelijke werken, wan
neer daarbij de bedoeling voorzit dit te doen tegen abnormaal
lage loonen, zooals ze in het vorige plan zijn genoemd en
men ongetwijfeld voornemens is ook dezen keer uit te betalen.
De bepaling van de Rijks voorwaarden voor de subsidie-
verleening, dat zooveel mag worden betaald, dat bij flink
werken niet meer dan gemiddeld 42 cent per uur wordt ver
diend, beteekent niet alleen, dat dit veel te lage loon zal
worden betaald, maar ook, dat men er beneden kan gaan.
Wat spreker daaromtrent heeft vernomen, doet hem op dit
punt buitengewoon huiverig zijn, want ook al zou het mogelijk
blijken, dat enkele vlug werkende arbeiders boven dit loon
zouden uitkomen, dan nog zullen er tal van ongeschoolden
zijn, die dit loon niet kunnen halen, zoodat zij met minder,
misschien 35 cent per uur, genoegen moeten nemen.
Aangezien sprekers fractie daartegen buitengewoon groote
bezwaren heeft, zal spreker een amendement bij den Voorzitter
indienen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer van Stralen, luidende:
»Ondergeteekende stelt voor om in het voorstel van Burge
meester en Wethouders (Ingekomen Stuk No. 123) te laten
vervallen de woorden »voor zoover mogelijk uit te voeren
bij wijze van werkverschaffing met Rijkssubsidie, zulks op
de door den Minister van Binnenlandsche Zaken te stellen
voorwaarden.""
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilbrink heeft meermalen zijn stem gegeven aan
voorstellen tot uitvoering van werken in eigen beheer om
eigenlijk ongeschoolden arbeiders behoorlijk werken te leeren,
opdat zij, zoo mogelijk, weer een plaatsje in de maatschappij
zouden kunnen innemen.
Het doel van dergelijke voorstellen is ook wel eens geweest
om door middel van die werken na te gaan, of zij, die een
jaar of langer werkloos waren, in dien toestand verkeerden
als gevolg van hun werkschuwheid of ten gevolge van de
onmogelijkheid om aan werk te komen. Onlangs is een dergelijk
voorstel aangenomen, met de uitvoering waarvan nog geen
aanvang is gemiakt.
De Raad zou echter zeer ver afdwalen, wanneer hij besloot
werken als in het onderhavige voorstel bedoeld, eveneens te
laten uitroeien bij wijze van werkverschaffing. Men zou dan
tot de conclusie moeten komen, dat al het werk, hetwelk