MAANDAG 6 JUNI 1932. 201 Overplaatsingen enz. personeel o. 1. onderwijs. (Groeneveld e.a.) een agenda te zoeken. Spreker dringt er op aan, alsnog advies van die commissie in te winnen. Verder is niet duidelijk, wat het College nu in dit voorstel bedoelt, aanbevelingen dan wel voordrachten. Is het als aan bevelingen bedoeld, dan is het vrij eenvoudig en zou de Raad daarvan ook af kunnen wijken; zijn het echter voordrachten, dan komt de Raad wel ineen belachelijkepositie.Immers, volgens de wet moet een voordracht van zoo mogelijk tenminste 3 be voegden worden samengesteld; het College zegt in het Ing. Stuk, dat hier geen 3 personen op de voordracht kunnen worden geplaatst, maar dat is toch in strijd met de wet, daar spreker de onmogelijkheid om 3 personen op deze voordracht te plaatsen niet inziet; wanneer er niet voldoende sollici tanten zijn voor een vacature, is dat het geval, maar die zijn er hier ongetwijfeld wel. Het is dus wel mogelijk, 3 personen op deze voordracht te plaatsen en zij is dus in strijd met de wet. Een andere moeilijkheid is deze. Wanneer het voordrachten zijn, dan zijn stemmen op andere personen ongeldig en waar nu voor elke vacature maar één persoon is voorgesteld, kan de Raad doen wat hij wil, maar toch zullen altijd de hier voorgedragenen benoemd worden; al zouden alle Raadsleden op anderen stemmen, dan zouden al die stemmen van onwaarde zijn; dan zou het College constateeren, dat de Raad zijn medewerking weigerde en zelf tot benoeming overgaan, en dan natuurlijk volgens de voordracht. Het doet dus niet ter zake, of de Raad voor of tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders is, wanneer het ten minste voordrachten zijn. De voorgedragenen zullen, zooals zij op het lijstje staan, worden benoemd. Waarom laten Bur gemeester en Wethouders den Raad dan bijeenkomen en doen zij den Raad dit voorstel? Waarvoor gebruiken Burgemeester en Wethouders den Raad? Spreker zou gaarne van den Wethouder willen vernemen, of hier sprake is van voordrachten of aanbevelingen. Zijn het voordrachten en wordt het voorstel aangehouden, dan zou spreker gaarne willen, dat de Wethouder er tegen waakte, dat de Raad wederom in zoo'n belachelijke positie wordt geplaatst. De heer Tepe zegt, dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders moeten worden beschouwd als een geheel complex van voorstellen. Verschillende voorstellen zijn niet uit dit complex te lichten, zonder dat het verband, hetwelk tusschen het eene en het andere voorstel bestaat, verloren gaat. De amendementen van de heeren Meijnen, Van Es en Vos dreigen het verband tusschen de voorstellen van Burge meester en Wethouders te verstoren en zijn bovendien zoo gesteld, dat op ieder daarvan door Burgemeester en Wet houders aanmerking kan en moet worden gemaakt, wat sommige betreft ten aanzien van de redactie, wat andere aangaat ten opzichte van de bevoegdheid van de voorstellers. De indiening van deze amendementen is dan ook voor Burgemeester en Wethouders de aanleiding geweest om het voorstel van orde van den heer Groeneveld over te nemen, althans voor zoover het betreft het aanhouden van deze voorstellen. De discussie over de amendementen van de heeren Meijnen, van Es en Vos zou min of meer chaotisch worden. De zaak is n.l. niet zoo eenvoudig als zij lijkt. De voorstellen van Burgemeester en Wethouders hebben alle een min of meer verschillend karakter: het zijn voorstellen tot overplaatsing, voorstellen tot ontslag en voorstellen tot benoeming en iedere categorie van voorstellen wordt beheerscht door andere wet telijke bepalingen, terwijl ieder van die wettelijke bepalingen andere consequenties heeft ten opzichte van de bevoegdheden van den Raad, van Burgemeester en Wethouders en van den Inspecteur. Spreker betwijfelt of hij er, na het inkomen der ingediende amendementen, zelf in slagen zou om den Raad duidelijk te maken, hoe het met elk van die voorstellen nu werkelijk gesteld is. Daarom heeft spreker, na de indiening van die amendementen, het voorstel-Groerieveld met een zekere gretigheid aanvaard, waar hij het, daar men waar schijnlijk in deze vergadering niet gemakkelijk tot klaarheid zou komen, wenschelijk achtte deze zaak in een volgende vergadering andermaal ter sprake te brengen en haar intus- schen met de leden van de onderwijscommissie te bespreken; spreker drukt zich opzettelijk zoo uit, omdat het College op het oogenblik het in het algemeen nog niet wenschelijk acht om de personeelszaken, benoemingen, enz., om advies naar de onderwijscommissie te zenden. Dat het in dit speciale geval zijn nut kan hebben om deze zaak in de onderwijs commissie te bespreken, kan spreker niet ontkennen; spreker heeft zelf ook met die gedachte rondgeloopen, maar heeft het tenslotte niet gedaan, omdat het College het niet wenschelijk achtte een precedent te scheppen inzake het om praeadvies Overplaatsingen enz. personeel o. I. onderwiis. (Tepe e.a.) naar de onderwijscommissie zenden van benoemingen, enz. Anderzijds is spreker echter nu overtuigd dat een bespreking in intiemen kring, speciaal met die Raadsleden, door den Raad aangewezen om de onderwijsbelangen te behartigen, vooral van de formeele beteekenis van deze voorstellen, onder deze omstandigheden zeer gewenscht is en de discussie in een volgende vergadering zeer zal vergemakkelijken en vereen voudigen. Daarom is het College bereid het voorstel-Groene veld over te nemen met deze modificatie, dat het College dus de voorstellen niet om advies aan de commissie zal zenden, maar dat spreker als voorzitter daarvan zich voorstelt een bespreking te houden met de leden der commissie over deze punten. De heer Groeneveld heeft ook in zijn voorstel het door hem gewenschte uitstel verbonden aan de conditie, dat overleg zal plaats hebben met het over te plaatsen personeel. Spreker ontkent echter in haar algemeenheid de bewering, dat geen overleg met het personeel zou hebben plaats gehad. Er is wel degelijk overleg gepleegd met het personeel. De heer Knuttel: Met sommigen. De heer Tepe acht het mogelijk, dat durft hij niet positief te zeggen, dat dit overleg met een enkelen van de in dit voorstel genoemde personen iets te laat heeft plaats gevonden, n.l. nadat in het College reeds een beslissing was genomen, maar dit geldt in elk geval slechts die personen, van wie spreker bekend is, dat zij geen bijzondere bezwaren tegen de overplaatsing hebben, van wie dit reeds tevoren kon worden aangenomen. Met hen, van wie gebleken is, dat zij tegen den ten aanzien van de ten hunnen opzichte voorgestelden maatregel bezwaar hadden, heeft echter tevoren overleg plaats gehad. Nu vraagt de heer Groeneveld het College alsnog overleg te doen plegen met dit personeel. Indien hij daaronder zou verstaan alle in deze voorstellen genoemde personen in dien zin, dat in verband met het resultaat van dat overleg de houding van Burgemeester en Wethouders ten opzichte van de voorstellen, die thans aanhangig zijn gemaakt, alsnog zou moeten worden bepaald, m.a.w. dat die houding door het overleg gewijzigd wordt of zou kunnen worden, moet spreker die conditie van den heer Groeneveld van de hand wijzen, want dan zou het beteekenen, dat Burgemeester en Wethou ders hun voorstellen op losse schroeven zouden zetten. Dat kan niet de bedoeling zijn van het voorstel van orde, want de heer Groeneveld stelt voor, »deze voorstellen" aan te houden. Het moeten dus deze voorstellen blijven. Aan den anderen kant verklaart spreker zich gaarne bereid alsnog besprekingen te houden met al degenen, die in de voorstellen zijn genoemd en hun de gelegenheid te geven hun eventueele bezwaren tegen den voorgestelden maatregel bij spreker kenbaar te maken, waartoe spreker zich trouwens altijd bereid heeft verklaard. Mocht het zijn, dat bij een dergelijke bespreking spreker feiten ter oore kwamen of argumenten werden aangevoerd, op grond waarvan spreker alsnog meende, dat er reden zou kunnen zijn voor het aanbrengen van wijzigingen in de voor stellen van Burgemeester en Wethouders, dan zal spreker dit natuurlijk in het college van Burgemeester en Wethou ders alsnog ter sprake brengen. Verder kan sprekers toezegging echter niet gaan en daarom verzoekt hij den heer Groeneveld om, in dezen geest sprekers toezegging opvattende, genoegen te nemen met deze toezegging ten aanzien van de leden van de commissie voor het onder wijs, dat spreker hun gaarne de gelegenheid zal geven over deze aangelegenheid met spreker van gedachten te wisselen, dus zonder dat spreker een advies uitlokt van de commissie voor het onderwijs. Wat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders betreft, is in die gevallen, waarin gesproken wordt van be noeming en ontslag, sprake van voordrachten, maar is er, waar gesproken wordt van overplaatsing sprake noch van voordracht, noch van aanbeveling, doch eenvoudig van het recht van den Raad om zekere personen wegens bepaalde redenen van de eene school naar de andere over te plaatsen. De Raad wordt volgens den heer Groeneveld in een moeilijk parket gebracht, als Burgemeester en Wethouders in dit geval een voordracht van één persoon indienen, terwijl de wet voorschrijft, dat zij zoo mogelijk drie personen moet bevatten. Hier doet zich echter het geval voor, dat aan de eene school een vacature ontstaat, terwijl aan een andere school het hoofd wie het is, doet op het oogenblik niet ter zake moet worden ontslagen. Het ligt dus voor de hand, dat waar het eene hoofd zonder betrekking komt en tegelijkertijd aan een school een vacature ontstaat, die vervuld moet worden, Burgemeester en Wethouders niet kunnen zeg-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 21