MAANDAG 6 JUNI 1932.
193
(Voorzitter e.a.)
adres in behandeling komt, zullen de voorbeelden kunnen
worden besproken, thans niet.
Mevrouw Braggaarde Does meent, dat de Voorzitter zal
moeten toegeven, dat zij over deze vergadering mooie voor
beelden heeft gegeven en al was dan alles onjuist, dit toch
bereikt werd.
De Voorzitter wijst er op, dat, hoe mooi die voorbeelden
ook mogen zijn, de Raad er vurig naar verlangt een be
slissing te kunnen nemen over het voorstel van den heer
van Eek.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat zij, als zij mag
voortgaan
De Voorzitter doet opmerken, dat de spreekster op die
manier niet mag voortgaan.
Mevrouw Braggaarde Does meent, dat het recht aan
haar zijde is. Zij meent met aandrang te mogen betoogen,
van hoeveel belang het voor de betrokken arbeiders is, dat
de zaak thans wordt behandeld.
De Voorzitter antwoordt, dat de spreekster dat reeds met
een enkel woord heeft aangeduid en hij dit heeft toegelaten,
maar zij mag er niet mede voortgaan.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat zij nog enkele ge
vallen heeft. Het lijkt haar van het grootste belang, dat zij
aantoont, dat blijkens de resultaten van de eerste vergadering
van Maatschappelijk Hulpbetoon na de behandeling van de
begrooting, haar optreden succes heeft gehad en het gewenscht
is, dat een onderzoek wordt ingesteld.
De Voorzitter zegt, dat mevrouw Braggaar door hetgeen
zij heeft medegedeeld den Raad misschien heeft overtuigd,
dat een andere wijze van behandelen gewenscht is, maar dat
zij dit niet verder in détails mag aantoonen.
Mevrouw Braggaarde Does antwoordt, dat het daarop
juist aankomt. De eene mensch lijdt hieronder, de andere
mensch daaronder en spreekster en haar partijgenooten meenen
volkomen het recht te hebben aan te toonen waarom zij
onmiddellijke behandeling van de zaak noodzakelijk achten.
In de vergadering van Maatschappelijk Hulpbetoon van
15 December werd besloten een gezin, dat met f 19.werd
gesteund, er 5.bij te geven.
Toen is bepaald, dat op de kleine vergaderingen geen be
noemingen meer mochten plaats hebben. Verder is naar aan
leiding van spreeksters klacht, dat de menschen wanneer zij
logies vroegen, gedwongen werden naar het werkhuis te
gaan, bepaald, dat voor nachtlogies geld zou worden verstrekt.
Spreekster heeft tijdens de begrooting geklaagd over anonieme
brieven. Op 15 December niet een.
De heer Bosman protesteert hiertegendit komt toch neer
op een behandeling van dit adres en van de zaak zelf.
Mevrouw Braggaarde Does begrijpt, dat de heer Bosman
het niet prettig vindt, maar spreekster behandelt deze zaak alleen
omdat het haar plicht is, niet omdat zij het zoo pleizierig
vindt; pleizier is er in geen geval in. Wanneer de heer Bosman
meer in contact kwam met de arbeidersklasse, wat beter de
behoelten daarvan leerde kennen en zich haar lot wat meer
aantrok, dan zou hij misschien anders spreken dan nu en
niet aandringen op bekorting, doch ook aandringen op spoedige
verbetering.
De heer Bosman zegt, dat dit hiermede niets te maken heeft.
Mevrouw Braggaarde Does is het niet met'den heer
Bosman eens, dat dit niets te maken heeft met de belangen
der arbeiders.
Op die vergadering van Maatschappelijk Hulpbetoon nu is
geen enkele anonieme brief ingekomen. Handelsgeld en steun
werden verstrekt. Spreekster heeft er bij de begrooting op
gewezen dat de leuze: de vrouw in huis, alleen geldt voor
gehuwde onderwijzeressen en ambtenaressen, maar niet voor
de vrouwen van arbeiders, die van Maatschappelijk Hulp
betoon trekken; doch op die vergadering van Maatschappelijk
Hulpbetoon nu is geen enkele vrouw gedwongen te gaan
werken. Verder is voor iemand, die ziek was, 80 K. W.U.
electriciteit betaald; een anti-revolutionnair wilde zelfs boven
de gemeentelijke steun verleening gaandaartegen heeft spreek
ster geen bezwaar, maar zij wil hiermede aantoonen, dat die
besluiten op die eerste vergadering genomen zijn, hoewel
(Braggaarde Does e.a.)
men het noodig vond, spreekster te beleedigen door alles wat
zij zeide onjuist en onwaar te noemen. Dit is toch wel tee
kenend en men moet toch eigenaardige gedachten krijgen
als men dit hoort, wat altijd toch nog voor onderzoek be
schikbaar is. Daarom acht spreekster directe behandeling van
dit adres noodig; dit kan geen uitstel lijden. Het gevolg zou
zijn, dat de menschen evenals vroeger, weer naar de bedeeling
gestuurd zouden wordendat kunnen zij niet langer verdragen
daaraan moet een einde komen; zij worden bedreigd met
uitzetting uit hun woning; zij krijgen wat bonnetjes voor
eten, mits er geen schoolkindervoeding is. Daarmede kunnen
de sociaal-democraten geen genoegen nemen en spreekster
dringt daarom met het volste recht, in het belang der betrok
kenen, aan op directe behandeling van dit adres.
De heer Bosman zegt, dat de heer van Eek zoo vrij is ge
weest te zeggen dat alles wat niet van zijn kant gezegd is,
zeer onbeteekenend was en weinig hout sneed. Spreker was
een van de eersten, die zich tegen directe behandeling van
dit adres verklaarde, omdat hij absoluut niet op de hoogte
was; niemand heeft hem gezegd dat deS. D. A. 1J. verlangde,
dat het heden behandeld zou wordenhij zag voor het eerst
het adres hier voor zich en daarom achtte hij het nu den tijd niet
om het te behandelen. Men noemt dit graag argumenten van
niets, behalve wanneer het de sociaal-democraten zelf geldt,
bij wie het nog al eens voorkomt, dat zij er niet voldoende
op zijn voorbereid en dan uitstel vragen, wat zij gewoonlijk
ook krijgen. Ik acht dat een goed gebruik. Wanneer Raads
leden zich erop beroepen dat zij niet in de gelegenheid zijn
geweest om van iets kennis te nemen, eischt de collegialiteit,
dat de anderen het uitstel toestaan. Nu zegt de heer van
Eekde zaak is van zooveel belang, maar is dat dan niet
juist een reden om haar eerst, a tête reposée, te bezien, al
vorens er een meening over uit te spreken?
Volgens den heer van Eek hadden de Raadsleden, die het
adres niet kenden, het wel even kunnen lezen in de koffie
kamer, maar dat kan, zegt spreker, de heer van Eek toch
niet in gemoede meenen, waar hij zelf zegt, dat de zaak van
groot belang is.
De heer van Eek doet opmerken, dat het gaat over onder
werpen, welke alle in den Raad zijn behandeld.
De heer Bosman antwoordt, dat er blijkbaar een stuk is
ingezonden, dat tegen de mededeelingen van mevrouw Braggaar
opkomt.
Spreker wil in de gelegenheid gesteld worden dat stuk eens
rustig te bekijken en desgevorderd er eerst met anderen, die
van deze zaken meer weten, over te spreken.
Den leden van de sociaal-democratische fractie, ontzegt hij
het recht te beweren, dat onbekendheid met den inhoud van
het adres alleen wordt voorgewend om uitstel van behandeling
te krijgen.
Indien de sociaal-democraten het werkelijk van zooveel
belang hadden gevonden, dat de behandeling van deze zaak
in deze zitting van den Raad plaats had, dan was toch de
aangewezen weg geweest, dat zij zich tot Burgemeester en
Wethouders hadden gewend met de mededeeling, dat zij
bijzonder veel prijs stelden op de behandeling van de zaak
op dezen dag. Hadden zij dan bovendien degenen, die niet op
de hoogte waren, ingelicht onder mededeeling, dat er voor
hen zooveel aan gelegen was, dat deze aangelegenheid in deze
Raadsvergadering werd besproken, dan was zonder twijfel
iedereen bereid geweest om aan hun wensch tegemoet te
komen, maar thans krijgt men den indruk, dat de S. D. A.P.
eens wil toonen de macht te hebben, om tegen alles in haar
wil door te drijven. Spreker vindt dat jammer, maar het zal
hem geen aanleiding geven te zwichten. Hij zal tegen het
voorstel van den heer van Eek stemmen.
De Voorzitter wenscht nogmaals een poging te doen
ofschoon hij er aan twijfelt, of hij zal slagen om den heer
van Eek ervan te overtuigen, dat het beter is de zaak over
veertien dagen te behandelen. Men zal in dien tijd een goede
wijze van behandeling van de zaak kunnen vinden en spreker
begrijpt niet, dat de heer van Eek verwacht, dat die ook
thans wel te vinden is. Spreker doet in het belang van een
goeden gang van zaken een beroep op de leden van de sociaal
democratische fractie om het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te aanvaarden. Hij hoopt zeer, dat de Raad dat
voorstel zal aannemen, omdat hij anders vreest dat, waaraan
den eenen kant gegriefdheid bestaat, die gegriefdheid ook
aan den anderen kant zal gaan bestaan.
Stelt de Raad prijs op een behoorlijke behandeling van de
zaak, dan neme hij het voorstel van Burgemeester en Wet
houders aan, omdat de Raadsleden over 14 dagen beter in
staat zullen zijn de zaak te behandelen, aangezien zij in dien