MAANDAG 6 JUNI 1932. 191 (Groeneveld e.a.) handelen, maar daarvoor is geen enkele reden, nu de zaak al zoover is gevorderd. De zaak is al een half jaar oud en er is geen enkele reden om het nu nog langer uit te stellen. Dit adres had hier heelemaal niet behooren in te komen; er was voor Maat schappelijk Hulpbetoon geen enkele reden om een adres te sturen, maar nu dit eenmaal is gebeurd en het nu publiek is geworden, moet het ook publiek behandeld worden. Mevrouw Braggaarde Does is lid van Maatschappelijk Hulpbetoon en doet daar herhaaldelijk pogingen omdesteun- verleening te verbeteren, waarin zij echter maar zelden slaagt, daar zij in de minderheid is tegen de andere leden van dat college. Niet dat zij niets bereikt, maar wat zij zich voorstelt kan zij daar in het algemeen niet bereiken; dat wordt door de meerderheid daar afgestemd. Nu zij in die commissie geen verbetering der steunverleening kon bereiken, is het toch volkomen logisch, dat zij als Raadslid deze zaken ter sprake bracht in den Raad; dat was niet alleen haar recht, maar ook haar plicht. Nu heeft mevrouw Braggaar hier tal van gevallen aangevoerd, de feitelijke omstandigheden nauwkeurig omschreven, zonder de namen der betrokkenen in het open baar te noemenzij heeft die gevallen met letters aangeduid, maar ze toch nauwkeurig omschreven. Het ging er toch eigenlijk om, dat bij den geheelen Raad een gevoel van teleurstelling was gewekt, omdat bij Maatschappelijk Hulpbetoon op die wijze werd gehandeld. Zij heeft gedaan wat zij behoorde te doen, n.l. voorstellen een onpartijdige commissie te benoemen om al die gevallen te onderzoeken. Tegen dat voorstel verzette het College zich en het heeft spreker toch altijd verwonderd, dat de betrokken Wethouder die gelegenheid niet met beide handen heeft aangegrepen om door een onpartijdige commissie te laten vaststellen, dat de beschuldigingen van mevrouw Braggaar onjuist waren. Wat had de Wethouder te verbergen? Door die commissie niet te willen, heeft hij zijn positie al ten zeerste verzwakt; zijn houding in deze geeft te denken. Het voorstel is verworpen en daarvoor draagt in de eerste plaats de verantwoording de Wethouder, die bij de bestrijding de leiding heeft gehad. Voor de Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon had toen de zaak uit moeten zijn, maar wat heeft zij gedaan? Zij heeft een poging gedaan om de zaak zelfstandig te onderzoeken en dit is nu juist het laatste, dat zij had moeten doenEr waren twee partijeneen beschuldigster en een beschuldigde en daartusschen in had een onpartijdige commissie moeten staan, maar de beklaagde ging zelf aan het onderzoeken en het ligt voor de hand, dat het resultaat van dat onderzoek was, dat de beschuldigde onschuldig was. Het was te verwachten, dat Maatschappelijk Hulpbetoon bij onder zoek de beschuldigingen van mevrouw Braggaar valsch en overdreven zou bevinden. Daarmede is de Commissie echter niet klaar, want, waar zij zelve partij in het geding is, had zij niet eigen rechter mogen gaan spelen. Zij had dit adres niet moeten indienen; dit had geen zin. De Voorzitter zegt, dat alleen aan de orde zijn de voor stellen betreffende de wijze van behandeling van het adres. De heer Groeneveld antwoordt, dat hij bezig is aan te toonen, dat zelfs de inzending van het adres een groote fout is geweest van Maatschappelijk Hulpbetoon. Zij had geen zin en het spreekt van zelf, dat mevrouw Braggaar de feitelijke gevallen niet ter beschikking van de Commissie heeft willen stellen. Waar zij zich op het standpunt plaatste, dat hier alleen een onpartijdige commissie een oordeel kon uitspreken, kon zij er niet toe medewerken, dat de beklaagde rechter in eigen zaak ging spelen en dat zij daartoe het noodige materiaal zou verstrekken, met het tevoren vaststaande resultaat, dat de Commissie zich zelf onschuldig zou verklaren. Het was niet te verwachten van mevrouw Braggaar, dat zij aan een dergelijke onzinnige wijze van handelen zou meewerken. Zij heeft dat niet geweigerd op bevel van de sociaal-democratische Raadsfractie. Sprekers partij is niet gewoon aan de Raads leden bevelen te geven, wel om overleg te plegen. Van een bevel is dan ook nooit sprake geweest. Mevrouw Braggaar heeft het in overleg met haar fractie en met haar volle over tuiging gedaan. Toen de Commissie er niet in slaagde op deze wijze te komen tot een onderzoek naar de door mevrouw Braggaar ge noemde gevallen, is zij vervallen in een scheldpartij. Spreker herhaalt dat hij, zoolang hij lid van den Raad is, nog nooit een dergelijk grof stuk ter behandeling heeft gekregen. Het is alsof Maatschappelijk Hulpbetoon ten einde raad een of ander woordenboek heeft genomen en daarin allerlei scheld woorden heeft opgezocht tegen mevrouw Braggaar en sprekers partij, woorden, die niets bewijzen. Met scheldwoorden bewijst men nooit iets. Men moet met feiten komen. Het is een verregaand schandaal en men krijgt ook geen goeden indruk van een Wethouder, die aan een stuk met dergelijke straat- (Groeneveld e.a.) jongenstaal zijn medewerking heeft verleend! Inhoud heeft het stuk niet. Het dient alleen om den inzenders het genoegen te geven, dat zij een lid van den gemeenteraad De Voorzitter doet den heer Groeneveld opmerken, dat hij bezig is te spreken over den inhoud van het adres. De heer Groeneveld ontkent dit en zegt dat hij bezig is aan te toonen, dat de zaak onmiddellijk moet worden be handeld, wat hem niet mogelijk is zonder het adres zelf ter sprake te brengen. Hij is daarmede niet buiten de orde, want het adres is het stuk, waarmede de Raad te maken heeft en ten aanzien waarvan Burgemeester en Wethouders voor stellen het niet dadelijk te behandelen. Het spijt spreker wel, dat hij het adres moet bespreken, maar het kan nu eenmaal niet anders. Zoo leest spreker, dat mevrouw Braggaar «bewust mis leidend" is opgetredendie beleediging zal toch zeker bewezen moeten worden; met praatjes of met scheldwoorden komt men nu eenmaal niet ver; men zal met bewijzen moeten komen. Ook zou mevrouw Braggaar deze zaak «satanisch" hebben behandeld. Dit is een bijzonder ongebruikelijk woord waar zoekt men dat op De heer Knuttel zegt, dat men toch leeft onder christelijk bewind De heer Groeneveld zegt, dat in dat adres ook nog een uitdrukking voorkomt, die niet alleen mevrouw Braggaar, maar ook de S. D. A.P. als partij zich heeft aan te trekken. De Voorzitter zegt, dat dit met de wijze van behandeling niets te maken heeft. De heer Groeneveld vindt van wel. De Voorzitter zegt, dat de heer Groeneveld dit toch aan zijn beleid moet overlaten. De heer Groeneveld wil de noodzakelijkheid van directe behandeling aantoonen door naar dit adres te verwijzenhoe kan hij dat anders doen? Er staat ook in, dat mevrouw Braggaar politieke partijpropaganda van het laagste allooi voerde; dat heeft de S. D. A. P. als partij zich ook aan te trekken; die houdt zich met dergelijke propaganda niet op; de sociaal-democraten doen dit geen van allen en mevrouw Braggaar allerminst; de S. D. A. P. groeit toch wel, ook zonder dergelijke middelen. De wijze, waarop mevr. Braggaar deze zaak heeft behandeld, moet de volle goedkeuring van iedereen hebben; toen zij in haar pogingen tot verbetering van de steunverleening in Maatschappelijk Hulpbetoon niet geslaagd was, was het niet alleen haar recht, maar ook haar plicht om als Raadslid in den Raad op te komen voor de belangen van de gemeente en van de gemeentenaren, overeenkomstig de opdracht, door de kiezers gegeven. En wanneer de Raads leden dan door een officieele gemeentelijke instelling worden vergast op een heele rij scheldwoorden, die niets beteekenen, zonder inhoud, gezwam, waaraan niemand wat heeft, zonder eenig bewijs, dan wordt hun positie toch we) moeilijk. Niet dat spreker of iemand van zijn fractie ook er tegen op zou zien om naar beste weten de belangen van de gemeente en van de gemeentenaren ondanks alles te dienen, maar de Voor zitter allereerst moet de Raadsleden daartegen toch weten te beschermen. De sociaal-democraten behandelen te goeder trouw de belangen der gemeente, zooals zij die zien. En wanneer dan van een officieele gemeentelijke instelling een dergelijk hoogst afkeurenswaardig adres komt, dan kan spreker zich niet voorstellen dat de Voorzitter nog met het voorstel komt om het nog maar eens ter visie te leggen en uit te stellen tot een volgende vergadering. Zoo'n zaak moet afgedaan worden de Raadsleden moeten zich veilig weten en de Voorzitter in de eerste plaats zal het goede voorbeeld moeten geven om de Raadsleden tegen dergelijke insinuaties te beveiligen. De heer van Eek zegt, dat de ontvangst van zijn voorstel door den Raad hem in hooge mate teleurgesteld heeft. Spreker zou wel eens willen weten of een voorstel van 10 Raadsleden van andere richting, die zeer prijs stelden op onmiddellijke behandeling van een zaak, op dezelfde wijze zou worden bejegend als nu dit voorstel. Spreker gelooft niet, dat dit ooit voorgekomen is. Het is geen onredelijk aandringen der sociaal democraten; wat hierover gezegd moet worden, kan gezegd worden omdat de hierbij tegenover elkaar staande partijen ook in den Raad aanwezig en volkomen op de hoogte zijn. Natuurlijk is de sociaal-democratische fractie daarop voor bereid, maar degenen, die daartegenover het adres van Maat schappelijk Hulpbetoon moeten verdedigen, zijn hier ook

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 11