190
MAANDAG 6 JUNI 1932.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter zegt, dat dit onmogelijk kan.
De heer Kooistra meent, dat het wel kan. Artikel 21 van
het Reglement van Orde luidt:
«Over alle onderwerpen ten aanzien waarvan de Voorzitter,
of bij verschil van zienswijze de vergadering dit doelmatig
acht, is de beraadslaging tweeledig; zij loopt dan eerst over
het onderwerp in het algemeen
De Voorzitter zegt, dat de heer Kooistra daarop den nadruk
moet leggen.
De heer Kooistra vervolgt, dat zij daarna over de bijzonder
heden loopt. Indien Burgemeester en Wethouders nu aan hun
prestige verplicht zijn aan hun voorstel vast te houden, dan
kan met eenig goed begrip artikel 21 wel worden toegepast,
in dien zin, dat het onderwerp in bijzonderheden kan worden
besproken. Spreker neemt als onderwerp het adres, de Voor
zitter neemt als onderwerp de behandeling. In dit opzicht
verschillen zij van meening en, als de Voorzitter hierin geen
aanleiding meent te moeten vinden om tot een goede oplossing
te geraken, dan wenscht spreker nog een enkel woord te
zeggen over de wijze van behandeling.
Volgens den Voorzitter is de beslissing aan den Raad.
Spreker geeft dat toe, omdat de Raad over alle voorstellen
heeft te beslissen, maar het gaat voor spreker en zijn partij-
genooten om de behandeling van de zaak vóór de beslissing
van den Raad uit, zonder dat de beslissing van den Raad is
afgewacht. Komt die beslissing, dan kan van sprekers fractie
een voorstel worden verwacht om een paar onderwerpen te
bespreken en dan kan ten aanzien van deze aangelegenheid
zeer gemakkelijk een voorstel worden gedaan, dat weer tot
bespreking aanleiding geeft.
Sprekers fractie zou dus heel gemakkelijk de beslissing van
den Raad kunnen afwachten en dan weer op het adres terug
komen, maar zij wenscht dat niet te doen. Zij geeft Burge
meester en Wethouders in overweging van hun halsstarrige
houding terug te komen en alsnog aan den Raad voor te stellen
het adres heden te behandelen.
Verder heeft de Voorzitter het woord «bedreiging" gebruikt,
waarmede hij heeft bedoeld, naar spreker onderstelt, dat
sprekers fractie in verband met de weigering om het adres
onmiddellijk te doen behandelen, obstructie zou gaan voeren.
Sprekers fractie is nog niet aan de obstructie bezig, al lijkt
het er toch wel een klein beetje op.
De Voorzitter constateert, dat de heer Kooistra dat zelf zegt.
De heer Kooistra antwoordt, dat de Voorzitter dat kan
verwachten, wanneer hij
De heer van Es vraagt of dit een gemeentebelang is.
De heer Kooistra vraagt aan den heer van Es, die arts is,
of bij deze zaak geen gemeentebelang is betrokken. De heer
van Es zal toch wel op de hoogte zijn van den gezondheids
toestand van de ingezetenen van Leiden.
De Voorzitter verzoekt den heer Kooistra te komen tot de
behandeling van de voorstellen van orde van den heer van
Eek en van Burgemeester en Wethouders.
De heer Kooistra meent, dat hij toch wel op een interruptie
mag ingaan.
De Voorzitter verzoekt den anderen Raadsleden geen inter
rupties te plaatsen.
De heer Kooistra doet opmerken, dat de Voorzitter, die de
zaak had kunnen bespoedigen, de oorzaak is, dat er geen
bespoediging plaats heeft. Hij moge het ontkennen, maar
wanneer een groot deel van den Raad te kennen geeft, dat
een bepaald onderwerp moet worden behandeld, en dit botweg
door Burgemeester en Wethouders wordt geweigerd, dan ligt
het niet aan sprekers fractie, maar aan Burgemeester en
Wethouders, dat de tijd, welke men in het belang van de
gemeente dienstbaar zou kunnen maken, wordt verknoeid.
Spreker komt nu terug op de interruptie van den heer
van Es, waarbij deze het over het gemeentebelang had. Bij
het spreken over Maatschappelijk Hulpbetoon is ongetwijfeld
het gemeentebelang betrokken. Spreker vroeg reeds aan den
heer van Es, of deze op de hoogte was van den gezondheids
toestand van zijn patiënten, onder wie er toch wel zullen
zijn, die door Maatschappelijk Hulpbetoon worden gesteund,
en thans stelt hij de vraag, of het in het belang van den
algemeenen gezondheidstoestand van de gemeente is, wanneer
er voortdurend ondervoeding van kinderen plaats heeft en
(Kooistra e.a.)
ook eeu zeker aantal volwassenen onvoldoende wordt gevoed.
Indien dat niet het geval is, dan is het gewenscht de werk
wijze van Maatschappelijk Hulpbetoon hier ter sprake te
brengen, opdat er hoogere uitkeeringen aan de hulpbehoe
venden zullen kunnen worden gedaan.
Spreker en zijn partijgenooten meenen het volste recht te
hebben om met alle middelen, welke hun ten-dienste staan,
te strijden voor het belang van de menschen, die hulp noodig
hebben. Met een frase kan men niet volstaan, want daaraan
hebben de menschen niets. De sociaal-democraten kunnen
met deze bespreking voor die menschen weinig bereiken,
omdat zij altijd tegen zich hebben een Raadsmeerderheid, die
afstemt wat zij meenen in het belang van de arbeiders te
moeten voorstellen, en juist daarom is het zoo gewenscht,
dat dit adres wordt behandeld.
Volgens den heer Romijn zou de Raad verstandig doen,
indien hij met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
om het adres ter visie te leggen en de zaak dan in de vol
gende Raadszitting te behandelen, meeging. Nu kan men op
tweeërlei wijzen van verstandig doen spreken. Wanneer spreker
het verstandig en in het belang van hen, voor wie de sociaal
democraten voortdurend hier opkomen, acht om dit adres nu
direct te behandelen, dan mag hij hem, die daartegen is, niet
direct van onverstand beschuldigen; daarom meent spreker,
dat de heer Romijn niet goed handelde door te zeggen, dat
spreker verstandig zou doen met zijn raad op te volgen.
Spreker meent integendeel dat het College verstandig zou
doen om terug te komen op zijn voorstel tot ter-visie-legging.
Spreker gevoelt op het oogenblik nog geen behoefte om in
te gaan op het door den heer de Reede gesprokene; misschien
krijgt spreker daartoe straks nog gelegenheid.
In deze omstandigheden acht spreker het wenschelijk en in
het belang der gemeente, dat het College op zijn voorstel
terugkomt. Spreker aanvaardt niet de verantwoordelijkheid,
dat de sociaal-democraten hier de beraadslagingen zouden
ophouden; die wijst hij terug. Waar een groote Raadsfractie
het verlangen te kennen geeft, dit onderwerp direct te behan
delen, is het niet meer dan billijk en rechtvaardig om daaraan
te voldoen.
De Voorzitter zegt, dat de heer Kooistra daarnet zelf heeft
gezegd: het lijkt een beetje op obstructie, maar spreker hoopt,
dat dit inderdaad niet het geval is.
De heer Kooistra zegt, dat de sociaal-democraten daaraan
nog niet toe zijn.
De Voorzitter zegt, dat de Raad het verstandigst zou doen
tot stemming over te gaan, omdat er geen nieuw licht op
de z^ak geworpen kan worden.
Waar zoo duidelijk gebleken is, dat de geheele Raad prijs
stelt op en meegaat met een zoo spoedig mogelijke behande
ling hiervan, is het College volmaakt bereid om zijn voorstel,
dit adres ter visie te leggen, te vervangen door dat, om de
zaak in de volgende Raadszitting, die op 20 Juni gehouden
zal worden, aan de orde te stellen; spreker hoopt dat zij,
die nu zoo'n groot bezwaar hebben tegen de voorgestelde
wijze van behandeling, nu zullen gevoelen en begrijpen, dat
het College geenszins bezwaar heeft tegen behandeling van
deze zaak, maar dat het deze zaak goed wil behandelen en
tot een goed einde brengen. Het College wil hiervan geen
prestige-quaestie maken en is daarom bereid zijn voorstel te
wijzigen; daarmede kan ieder volkomen genoegen nemen.
Dit kan niet anders dan ten voordeele van de zaak strekken.
Door deze wijziging wil het College toonen, dat het geen
prestige-quaestie is, maar dat het van meening is, dat het
beter in de volgende Raadszitting behandeld kan worden dan nu.
Spreker zal nu het voorstel-van Eek in stemming brengen.
De heer Groeneveld zegt, dat eerst het voorstel-van Eek
zal moeten worden toegelicht, hetgeen volgens spreker nog
niet voldoende is gebeurd.
De heer Goslinga vraagt of dat nu de ernst bij gemeente
zaken is; de heeren kunnen hun lachen niet houden!
De heer Groeneveld is gewoon de zaken hier ernstig te
behandelen. Wanneer de Voorzitter den sociaal-democraten
obstructie verwijt, dan moet spreker dat afwijzen; wanneer
er hier sprake is van obstructie, dan is die aan den anderen
kant der tafel, niet hier, maar bij het College. Het College
had kunnen voorzien, dat de sociaal-democraten prijs zouden
stellen op afdoening van deze zaakdesondanks stelt het voor
dit adres ter visie te leggen, hetgeen zooveel beteekent als
het naar de prullemand te verwijzen.
Nu wijzigt het College zijn voorstel in dien zin, dat het
voorstelt om dit adres in een volgende vergadering te be-