73 g. de nieuwe o. I. school op het Schuttersveld: 1°. den heer L. G. VAN DOORN, thans onderwijzer aan de o. 1. school op het Schuttersveld A, 2°. den heer J. M. KOOLHAAS, thans onderwijzer aan de o. 1. school op het Schuttersveld A, 3°. Mej. A. J. DE BRUYN, thans onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld A, 4°. Mej. M. C. MARKS, thans onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld A, 5°. den heer E. MOLT, thans onderwijzer aan de o. 1. school op het Schuttersveld B, 6°. den heer I VAN WEERLEE, thans onderwijzer aan de o. 1. school op het Schuttersveld B, 7°. Mej. J. 0. KORSWAGEN, thans onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld B, 8°. Mej. S. LAFEBER, thans onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld B en 9°. Mej. J. E. P. VELLEKOOP, thans onderwijzeres aan de o. 1. school op het Schuttersveld B. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 126. Leiden, 27 Mei 1932. Door de op 10 Juni 1929 in werking getreden wijziging van de Invaliditeitswet en de op 1 Januari 1930 in werking- getreden wijziging van de Ouderdomswet 1919, kan de in- validiteits- en ouderdomsrente, toekomende aan voor rekening van de gemeente in gestichten verpleegde krankzinnigen op verzoek van het gemeentebestuur rechtstreeks aan de ge meente worden uitbetaald. Om die uitbetaling te verkrijgen, is benoeming van een provisioneelen bewindvoerder dus niet meer noodig. Ook de aan verpleegden toekomende pensioenen kunnen rechtstreeks aan de gemeente worden uitgekeerd. Voor zooveel de na bovengenoemde data voor rekening van de gemeente opgenomen patiënten betreft, is van de gegeven bevoegdheid gebruik gemaakt. De rente en pensioenen van de vroeger opgenomen verpleegden worden evenwel nog steeds geïnd door bemiddeling van den destijds op ons ver zoek benoemden bewindvoerder, den heer S. Th. Buys, hoofd- administratief ambtenaar ten kantore van den Gemeente- Ontvanger. Vermits voor verdere bestendiging van den bestaanden toestand geen voldoende redenen meer aanwezig zijn, ligt het in onze bedoeling omstreeks 1 Juli a.s. de rechtstreeksche uitbetaling aan de gemeente van bovenbedoelde gelden te bevorderen. De heer Buys, die voor zijne werkzaamheden als bewindvoerder 5 van de door hem geïnde bedragen genoot en over 1931 deswege netto ruim 700.ontving, zal daardoor evenwel inkomsten derven. In verband hier mede achten wij het billijk, dat hem wegens derving van die inkomsten gedurende drie jaar eene afloopende ver goeding wordt toegekend, welke vergoeding voor het jaar 1 Juli 19321 Juli 1933 ware te bepalen op ƒ600.voor het jaar 1 Juli 19331 Juli 1934 op ƒ400.en voor het jaar 1 Juli 19341 Juli 1935 op ƒ200. Onder mededeeling, dat belanghebbende met deze regeling accoord gaat, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over weging: a. aan den heer S. Th. Buys, hoofdadministratief-ambtenaar ten kantore van den Gemeente-Ontvanger, wegens derving van inkomsten als provisioneel bewindvoerder voor krank zinnigen, die voor rekening van de gemeente in gestichten worden verpleeg'd, ingaande 1 Juli 1932 eene afloopende vergoeding toe te kennen ten bedrage van 600.voor het jaar 1 Juli 19321 Juli 1933, ƒ400 voor het jaar 1 Juli 19331 Juli 1934 eD 200.voor het jaar 1 Juli 1934 1 Juli 1935; b. door vaststelling van den hierbij overgelegden begroo- tingsstaat, model D, dienst 1932, een bedrag van ƒ300. beschikbaar te stellen ten behoeve van de sub a bedoelde vergoeding over het 2e halfjaar 1932. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 127. Leiden, 27 Mei 1932. Bij besluit van 20 April 1931 (zie Ingek. Stukken No. 89) stelde Uw Vergadering de noodige gelden beschikbaar voor de verbreeding en verbetering van den Morschweg. In ver band hiermede zal tevens moeten worden overgegaan tot verbreeding van den spoorwegovergang in genoemden weg, welke thans, gelet op het reeds zeer drukke verkeer ter plaatse, hetwelk in de toekomst, mede door de in gebruik- stelling van de Rijnzichtbrug, nog belangrijk zal toenemen, veel te smal is. Met de Nederlandsche Spoorwegen is thans nopens deze verbreeding overeenstemming verkregen, en wel op dezen voet, dat de noodige werken op de hierbij over gelegde teekening met roode kleur aangegeven door de Spoorwegen op kosten van de gemeente zullen worden uit gevoerd. De verbetering zal in hoofdzaak bestaan in verbreeding van den overweg tot 12 M het aanbrengen op den ver- breeden overweg van een nieuwe bestrating van koperslak keien, de vernieuwing en verdubbeling van de afsluitboomen en het bouwen van een nieuw posthuisje aan de Noordzijde van den overweg, ter vervanging van het thans aan de Zuidzijde gelegen gebouwtje. Bij de berekening van de kosten, welke ten laste van de gemeente zullen komen, zijn, zooals nader uit de stukken kan blijken, eenige bedragen in mindering gebracht van de werkelijke kosten, overeenkomende met de uitgaven aan den overweg, welke de Spoorwegen zouden moeten doen, doch die thans tengevolge van de verbreeding komen te vervallen. Aldus bedraagt de raming van hetgeen de ge meente voor dit werk zal hebben te betalen (met inbegrip van 10% voor directie en toezicht) 13.477.50. Hierbij komt nog een bedrag van ƒ50als gekapitaliseerde vergoeding voor het gebruik van een gedeelte spoorwegterrein, waar over moest worden beschikt voor het maken van een talud langs de oprit van den Morschweg naar de Rijnzichtbrug. Ten slotte is als eisch gesteld de betaling van een vergoeding voor de hoogere kosten van onderhoud en vernieuwing van den verbroeden overweg, vergeleken bij den bestaanden toestand, welke vergoeding nader be paald is op een vaste jaarlijksche betaling van 254. Het thans beschikbaar te stellen bedrag van rond 13.530. kan worden geput uit het Fonds voor Stadsverbetering en andere Sociale Doeleinden, waarin momenteel een bedrag van 80.851.40 aanwezig is. Weliswaar is dit bedrag grooten- deels gereserveerd voor andere doeleinden (het verleenen van huurtoeslagen aan bewoners van woningen voor groote ge zinnen) en is het restant niet voldoende om de thans voor gestelde uitgave geheel te dekken, doch, zooals reeds in den geleidebrief bij de gemeentebegrooting voor 1932 is medege deeld, zal binnenkort de op de balans der Stedelijke Fa brieken van Gas en Electriciteit voorkomende zgn. bouw- reserve, groot 78.000.-, naar het fonds worden over gebracht. Op grond van bovenstaande geven wij, met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neergelegde stukken en in overeenstemming met de Oommissie van Fabricage, Uw Vergadering in overweging: a. door vaststelling van den overgelegden begrootingsstaat een bedrag van 13.530.ter beschikking te stellen ten behoeve van de verbreeding van den spoorwegovergang in den Morschweg; b. voor de gemeente de verplichting te aanvaarden tot betaling jaarlijks van een bedrag van 254.— aan de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, te Utrecht, als vergoeding voor de hoogere kosten van onderhoud en vernieuwing van den onder a bedoelden spoorwegovergang, na de verbreeding. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 128. Leiden, 27 Mei 1932. Sedert de instelling in 1914 van den Gemeentelijken Reinigings en Ontsmettingsdienst als zelfstandig bedrijf zijn de werkzaamheden van dezen belangrijken tak van dienst geleidelijk sterk vermeerderd. De uitbreiding van de stad, de toeneming van het verkeer en hetgeen in den loop der jaren op het gebied der stadsverbetering is gedaan (bijv. de asfalteering van verschillende wegen) hebben de aan dezen dienst te stellen eischen in hooge mate verzwaard. Bovendien is de techniek op het gebied van reinigings materiaal in de laatste jaren sterk vooruitgegaan. De uit rusting van den Leidschen Reinigingsdienst heeft met een en ander intusschen geen gelijken tred gehouden; daardoor is zij, gelet op de eischen, welke thans aan den dienst moeten worden gesteld, onvoldoende en achterlijk, terwijl de werkwijze allengs zeer oneconomisch is geworden en niet meer met de huidige begrippen van hygiene in overeen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 9