66 de verordening op de Straatpolitie gebracht willen zien. In art. 31 dezer verordening is vervat het verbod zich op den openbaren weg te bedienen van een aangespannen trekhond, zonder dezen voorzien te hebben van een muil korf. In verband met een ingekomen desbetreffend schrijven van de Afdeeling Leiden van den Nederlandschen Bond voor Behoud en Verbetering van den Trekhond komt het ons bij overweging voor, dat deze bepaling niet langer behoeft te worden bestendigd. Het dragen van een muilkorf toch beteekent voor een hond steeds een last, welke last bij een minder oordeelkundig gebruik of een minder juiste samenstelling van de muilkorf licht in een kwebing over gaat. Verder is het voorschrift alleen noodzakelijk met betrekking tot bijtzuchtige of kwaadaardige honden, doch te hunnen aanzien geeft art. 36 der genoemde verordening reeds de gelegenheid een muilkorf voor te schrijven. Wij meenen daarom, dat het boven aangegeven art. 34 gevoe gelijk kan worden geschrapt Hetzelfde geldt o. i. voor art. 35 der verordening, waarin eeu muilkorf wordt voorgeschreven voor op den openbaren weg los loopende waak- en werkhonden, te meer waar de onderscheiding tusschen waak- en werkhonden eenerzijds en andere honden anderzijds vaak moeilijk is te maken. Op grond van een en ander geven wij, met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neergelegde stukken, Uw Vergadering in overweging vast te stellen de volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912 (Gemeenteblad No. 17) op d- Straatpolitie, laatstelijk ge wijzigd bij verordening van 29 September 1930 Gemeenteblad No. IS). Artikel I. De artikelen 34 en 35 der bovengenoemde verordening vervallen. Artikel II. Artikel 55 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden: a zich in de plantsoenen of op de taluds langs de singel grachten op het gras of in de perken te bevinden; b. zich in de parken buiten de wegen en paden te bevinden". Artikel III. Na artikel 55 wordt ingevoegd: „Art. 55 bis. Het is verboden: a. iu de plantsoenen of op de taluds langs de singel grachten, alsmede in de parken bloemen of takken te pluk ken, af te rukken of af te snijden; b. in de parken te vervoeren of bij zich te hebben van daar afkomstige bloemen of andere planten of takken van ter plaatse groeiende boomen, struiken of heesters." Artikel IV. Artikel 56 wordt gelezen als volgt: „Het is verboden runderen, paarden, ezels, muilezels, muildieren, schapen, varkens, bokken of geiten: a. in de plantsoenen, op de taluds langs de singelgrachten of in de parken te laten grazen; b. over de paden, de gazons of de perken in de parken en plantsoenen of over de taluds langs de singelgrachten te drijven of te leiden." Artikel V. Na artikel 65 wordt het volgende ingevoegd: „Bepalingen, uitsluitend van toepassing op den Leidschen Hout. Art. 66. Het bepaalde in artikel 55 onder b. is niet van toepassing op hen, die zich in den Leidschen Hout op de door het bestuur van de Stichting „Fonds voor Aanleg, Onderhoud en Beheer van Wandelparken", te Leiden, tot speelvelden bestemde en als zoodanig aangeduide grasvlakten bevinden. Art. 67. Het bepaalde in artikel 55bis is niet van toepassing, voorzoover de daarin genoemde handelingen geschieden in den Leidschen Hout met toestemming van het bestuur van de in artikel 66 genoemde Stichting. Art. 68. Houders of eigenaars van rurderen, paarden, ezels, muil ezels, muildieren, schapen, varkens, bokken of geiten zijn verplicht zorg te dragen, dat deze dieren zich niet in den Leidschen Hout bevinden. Art. 69. Het is aan houders of eigenaars van honden verboden deze in den Leidschen Hout los te laten loopen. Art. 70. Het is verboden in den Leidschen Hout deel te nemen aan die spelen, welke door het bestuur der in artikel 66 genoemde Stichting als schadelijk voor het park of hinderlijk voor het publiek zijn aangewezen. Art. 71. Het is verboden in den Leidschen Hout te venten of voorwerpen of waren, welke ook, om niet of te koop aan te bieden. Art. 72. In afwijking van het bepaalde in artikel 59 is het aan kinderen beneden den leeftijd van 12 jaren geoorloofd in den Leidschen Hout te baden in den door het bestuur van de in artikel 66 genoemde Stichting daartoe bestemden en als zoodanig aangeduiden vijver, mits die kinderen daarbij voldoende gekleed zijn." Artikel VI. De artikelen 66 tot en met 71 worden genummerd 73 tot en met 78. Artikel VII. Vóór artikel 73 wordt ingevoegd het opschrift: „Strafbepaling." Artikel VIII. Iii artikel 77 lid 1 worden achter „openbaren weg" inge voegd de woorden „of in strijd met artikel 69 zich in den Leidschen Hout" en vervallen de woorden „artikel 35 of". Artikel IX. In artikel 78 lid 2 wordt onder d achter „55" ingevoegd 55bis". De Commissie voor de Strafverordeningen. Voorzitter. J. Bool, Secretaris. N°. 105. Leiden, 18 Mei 1932. Zooals bekend, is ingevolge art 27a van de verordening tot voorkoming van brand voor berging of herstelling van automobielen in een gebouw of op een terrein noodig ver gunning van Burgemeester en Wethouders. Dit college pleegt bij het verleenen van dergelijke garagevergunningen o.m. als voorwaarde te stellen, dat in de garage niet mag worden gerookt. Aangezien de vergunningsvoorwaarden worden op gelegd aan den eigenaar of den exploitant van de garage, kon bij overtreding van de bovengenoemde voorwaarde, ook wanneer die overtreding door een ander of buiten zijn tegen woordigheid was gepleegd, alleen bedoelde eigenaar of exploitant (houder der vergunning) worden vervolgd. De kantonrechter heeft echter, toen een dergelijke vervolging werd ingesteld, den vergunninghouder niet aansprakelijk willen stellen voor een overtreding, door een ander gepleegd, alhoewel die vergunninghouder bij de overtreding tegen woordig was. Ten einde hieraan tegemoet te komen, achten wij het wenschelijk, dat een rookverbod voor garages rechtstreeks in de verordening tot voorkoming van brand wordt opge nomen. Daartoe ware art. 28 lid 1, waarin het rooken en het branden van licht en vuur verboden worden voor plaatsen, waar benzine en andere dergelijke stoffen worden A. VAN DE SANDE BAKHUYSEN,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 2