76 II. het hieronder afgedrukt vérzoek van de Advies-Com missie ais afgedaan te beschouwen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden, Aan den Gemeenteraad te Leiden Ondergeteekende P. J. Yijlbrief en N. Holswilder respec tievelijk voorzitter en secretaris van de Advies-commissie domicilie kiezende Bouwelouwensteeg 21, handelende in op dracht van de gezamelijke woonwagenbewoners verblijvende op het woonwagenkamp aan de Lage Morschweg te Leiden geven te kennen dat de woonwagenbewoners welke groo- tendeels door den kleinhandel in hun onderhoud moeten voorzien door de heerschende en nog steeds toenemende crisis zeer in hun bestaan worden getroffen, mede doordat de omliggende gemeenten het venten in zijn geheel ver bieden of daarvoor een bedrag in geld eischen, waardoor het hun bijna ondoenlijk wordt nog iets te verdienen, weshalve zij Uw college verzoeke hen in deze benarde tijden te willen vrij stellen tot het betalen van staangeld. Leiden 22 Februari 1932. Het welk doende, enz. P. J. VlJLBRIEF voorz. N. Holswilder secr. N°. 130. Leiden, 27 Mei 1932. Blijkens het hieronder afgedrukt adres van de N.V. „Het Motorhuis", is het deze vennootschap niet duidelijk, waarom bij raadsbesluit van 25 Januari 1932 (Ingek. Stukken Ho. 12) van den Heer Dr. Y. C. M. Leesberg de grond van het perceel sectie M, Ho. 4184, nabij den Hoogen Rijndijk, tegen betaling van ƒ10.— per M2. werd overgenomen, terwijl niet is ingegaan op een harerzijds gedane aanbieding, om de ge deelten van de perceelen sectie M, Ms 1059 en 4183, welke met het van den heer Leesberg overgenomene een gedeelte van de geprojecteerde zijstraat van den Hoogen Rijndijk vormen, om niet en met een bijdrage in de kosten van straataanleg aan de gemeente over te doen. De vennootschap biedt thans alsnog haar voor bedoelde zijstraat benoodigden grond om niet, zonder verdere kosten voor haar, aan de gemeente aan, onder beding, dat de zij straat binnen redelijken tijd wordt aangelegd. De vennootschap gaat er blijkbaar van uit, dat beide gevallen gelijk zijn; zij zijn echter naar hun aard geheel verschillend en kunnen bezwaarlijk met elkaar vergeleken worden. Zcoals uit de ter visie gelegde stukken blijkt, werd aan vankelijk door de vennootschap een plan ingediend voor den bouw van een garage c.a. op het terrein aan den Hoogen Rijndijk, kadastraal bekend Sectie M, Nis 4150, 4151, 4183, 1059 en 3683, volgens welk plan de bouw zich zou uit strekken tot aan de geprojecteerde zijstraat. Krachtens de Verordening op het Bouwen en Sloopen moest, om dit plan tot uitvoering te kunnen brengen, de voor straat bestemde grond langs het bouwterrein aan de gemeente worden afgestaan, terwijl ingevolge de Verordening op het aanleggen van straten aan de overneming in eigen dom moest voorafgaan storting van de door de gemeente te bepalen kosten van straataanleg op dien grond. De aan bieding van den grond aan de gemeente geschiedde dus uitsluitend in het belang van de vennootschap-, immers, in overeenstemming met het juiste beginsel der beide veror deningen, dat de kosten van den aanleg van straten moeten worden gebracht ten laste van do gronden, welke doordien aanleg bouwrijp worden, kon zonder grondoverdracht en betaling van de bestratingskosten de bouwvergunning niet worden verleend. Hoewel de dezerzijds gevorderde bestratingskosten slechts een bijdrage in de totale kosten vertegenwoordigden en wij ons dus bereid verklaarden een gedeelte voor rekening van de gemeente te nemen, niettegenstaande de gemeente zelve aan deze straat voorshands geen behoefte heeft, wilde de vennootschap het gevraagde bedrag niet betalen en bleef de transactie met de vennootschap, voor zooveel de gepro jecteerde zijstraat betreft, achterwege. Daarna diende de vennootschap een plan in voor den bouw van een garage c. a., volgens hetwelk de gebouwen op zoodanigen afstand van de geprojecteerde zijstraat kwamen te liggen, dat deze niet geacht konden worden aan de zij straat te worden opgericht. Een strook van 25 Meter breedte langs de zijstraat bleef n.l. onbebouwd en werd gereserveerd voor latere uit breiding of anderzins. Dé vergunning voor dezen bouw kon uiteraard worden verleend, zonder dat overdracht van voor de zijstraat be stemden grond behoefde plaats te vinden. Wederom werden toen met de vennootschap onderhandelingen gevoerd over den afstand van meerbedoelden voor straat bestemden grond het is duidelijk, dat ook in dit geval de straataanleg en mitsdien de overdracht van den grond in het belang van de N.V zou zijn geweest, hetgeen vooral in het oog springt, indien men in aanmerking neemt, dat door den straataanleg bedoelde strook, die ook als bouwterrein kan worden gebe zigd, bouwrijp zou worden. Ook toen kwam de grondoverdracht niet tot stand, omdat de door de N.V. aangeboden bijdrage in de bestratings kosten niet voldoende kon worden geacht. De positie van de gemeente ten opzichte van den grond van den heer Leesberg, was een geheel andere. Het was de gemeente, die dezen grond noodig had, n.l. voor het leggen van kabels ten behoeve van het onderstation der Licht fabrieken. Niet de heer Leesberg had de medewerking van de gemeente noodig, zooals het geval was met „Het Motor huis", maar omgekeerd behoefde de gemeente de mede werking van den heer Leesberg, die zelfstandig de voor waarden van overdracht kon bepalen, terwijl de gemeente slechts had te beoordeelen, of deze aanvaardbaar waren. Resumeerende kan dus worden geconstateerd, dat de door „Het Motorhuis" gemaakte vergelijking onjuist is en dat derhalve geen verschil in behandeling van gelijksoortige zaken aanwezig is. Tevens volgt uit het bovenstaande, dat het verzoek van „Het Motorhuis", om den door haar be doelden grond om niet over te nemen, zonder verdere kosten voor haar en onder beding, dat de zijstraat binnen redelijken tijd wordt aangelegd, nietvoor inwilliging vatbaar is. In overeenstemming met het advies der Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien iü overweging ons College te machtigen de N.V. „Het Motorhuis" te antwoor den, dat op hare aanbieding niet kan worden ingegaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Ondergeteekende nam kennis uit het Leidsch Dagblad van 19 Januari 1932, dat bij raadsbesluit van 3 Augustus 1931 van Dr. V. C. M. Leesberg in eigendom door de Gemeente is overgenomen een perceel grond, Sectie M. no. 4184, tegen 10.per M2. Verder, dat Dr. Leesberg naderhand aan de Gemeente heeft verzocht nog 20 Mr2, te mogen overdoen tegen 10. per M2 en dat noch bij Burgemeester en Wethouders, noch bij de Commissie van Fabricage daartegen bedenkingen bestaan. 1 Ondergeteekende deelt U naar aanleiding hiervan beleefde lijk mede, dat haar terrein aan bovengenoemd perceel gren zende en benoodigd voor de aldaar geprojecteerde straat van 10 Meter breedte, bij schrijven van haar architect A. T. Kraan van 17 April 1931 aan de Gemeente, om niet in eigendom is aangeboden en bovendien een bijdrage in geld voor aanleg van de straat, welk aanbod door de Gemeente niet is aanvaard. Ondergeteekende begrijpt dit verschil in waardeering van de betreffende aan elkaar grenzende gronden niet en biedt thans alsnog de voor bovengenoemde straat benoodigde gronden om niet, zonder verdere kosten voor haar, aan de gemeente in eigendom aan, onder beding, dat de aldaar ge projecteerde straat binnen redelijken tijd wordt aangelegd. Met verschuldigde gevoelens van Hoogachting, N.V. „Het Motorhuis" Dir. J. G. G. K. Boon. G. K. Boon. Leiden, 22 Januari 1932. N°. 131. Leiden, 27 Mei 1932. Onder verwijzing naar het in de Leeskamer ter visie liggend rapport van de Commissie van Financiën geven wij Uwe Vergadering in overweging de rekeningen, dienst 1931, van het Leidsch Muziekcorps en van de Plaatselijke School commissie, goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 12