108
MAANDAG 11
APRIL 1932.
Verhuren gemeente-eigendommen voor reclame-doeleinden.
(Knuttel e.a.)
Deze motie wordt voldoende ondersteund en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Knuttel verklaart zich nadrukkelijk tegen de motie
van den heer Groeneveld, waardoor men een buitengewoon
verkeerden weg weer een stap verder opgaat. Dit is precies
eenzelfde stap als door de mogendheden op het gebied van
de economische politiek tegen elkaar worden genomen, waar
door het wereldverkeer vrijwel stil is komen te staan en de
crisis ontzaglijk verscherpt is. De gemeenten beginnen der
gelijke maatregelen ook al tegen elkaar door te voeren; niemand
uit de eene gemeente zal werk kunnen krijgen in een andere;
dat leidt tot krankzinnige toestanden en tot zeer groote
schade op den duur voor de inwoners van alle gemeenten.
Men gaat dan terug tot den tijd van de 7 Provinciën, tot de
17de eeuw, toen elke stad een republiekje op zich zelf was,
en tot de middeleeuwen, toen door niet-ingezetenen geen
enkel beroep mocht worden uitgeoefend. Daartegen moet men
vierkant zich verzetten. Dat is iets geheel anders dan loon-
druk door vreemde werkkrachten; daartegen moet men zich
kanten, maar daarvan is hier geen sprake.
De heer van Es heeft ook wel eenig bezwaar, niet tegen
dit voorstel; maar deelt toch wel voor een deel de bezwaren
van den heer Groeneveld. In de stukken zijn ook nog
andere namen genoemd; er zijn inlichtingen over die
personen gevraagd, maar uit het Ingekomen Stuk is spreker
niet gebleken, dat door het College ook eenige moeite is
gedaan, om in Leiden zelf iemand te vinden, die voor dit werk
geschikt zou zijn of dat althans zou kunnen doen. Spreker
begrijpt, dat dit werk misschien eenigen bijzonderen aanleg
vereischt en dat niet iedereen daarvoor geschikt is, maar er
is toch wel kans dat men in Leiden iemand zou vinden, die
dit werk, waarvan hij nog niet verstand behoeft te hebben
de heer Schaap doet dit toch ook als bijbaantje misschien
heel goed zou kunnen doen. Spreker geeft direct toe, dat de
heer Schaap op dit gebied ervaring heeft, maar die heeft hij
toch ook in den loop van den tijd gekregen; toen hij met
dit werk begon, zal hij er toch ook weinig of geen verstand
van hebben gehad; hij heeft dit toch ook moeten leeren.
Spreker zou er dus veel voor gevoelen om van het tweede
deel van dit voorstel even af te wijken en het College te
vragen, te probeeren iemand hier in Leiden te vinden, die
een dergelijke positie zou kunnen waarnemen.
Bovendien, wanneer iemand uit Utrecht hierin de hand
zou hebben, is er natuurlijk groote kans, dat het werk hier
voor ook geheel of gedeeltelijk buiten Leiden verricht zou
worden en dan is spreker het met den heer Groeneveld eens,
dat het van belang is het werk, dat voor die reclame noodig
is, door Leidsche werklieden te doen verrichten. Misschien
voert evenwel de Wethouder argumenten aan, waarvoor
spreker zou moeten wijken, maar voorloopig is dit sprekers
meening.
De heer Bergers deelt de meening van den heer Knuttel
absoluut niet, maar had toch wel gaarne gezien, dat het
College een oproep had gedaan. Misschien is er in Leiden
iemand te vinden, die op dit terrein geen onbekende is, al is
hij dan niet zoo geheel en al ingewerkt als de heer Schaap;
maar dan blijft men in elk geval toch bij de Leidenaars.
Er zal te Leiden wel iemand gevonden kunnen worden,
die, al zit hij dan niet dadelijk zoo goed in het werk, er
zich toch wel kan inwerken, zoodat Leiden tenslotte een
goede reclame krijgt.
Wat betreft het aanbrengen van opschriften, verschillende
firma's hebben wellicht haar eigen decoratie-schilders, maar
overigens zou spreker gaarne zien, dat Leidenaars daarvoor
in aanmerking kwamen. Hij is voor het tegendeel niet zoo
bevreesd, omdat men niet zoo gemakkelijk van elders menschen
naar Leiden stuurt om daar reclames aan te brengen.
De heer Wilbrink juicht het toe, dat eindelijk eens wordt
getracht om uit de reclame, welke op de gemeente-eigen
dommen is te maken, een belangrijk bedrag te halen. Even
eens juicht hij het toe, dat Burgemeester en Wethouders
daartoe een juisten weg bewandelen en niet in de eerste
plaats vragen, of dit werk aan een Leidenaar kan worden
opgedragen, maar er den meest geschikten persoon voor zoeken.
De heer van Es maakte de opmerking, dat de Utrechtscbe
mijnheer, dien Burgemeester en Wethouders willen aanstellen,
het werk ook heeft moeten leeren. De heer van Es erkent
dus, dat het werk is, hetwelk geleerd moet worden, en waar
nu die Utrechtsche mijnbeer goede resultaten heeft bereikt,
acht spreker het gewenscht Leiden van de kennis en de
ervaring, door hem opgedaan, te laten profiteeren. Al is er
ook naar het oordeel van spreker in dezen tijd iets voor te
Verhuren gemeente-eigendommen voor reclame-doeleinden,
(Wilbrink e.a.)
zeggen om Leidsche krachten, indien zij even goed zijn als
andere, te laten voorgaan, toch mag z. i. aan dat beginsel
niet al te zeer worden vastgehouden, indien men een bepaald
doel beter kan bereiken door gebruik te maken van de
ervaring van menschen van buiten.
De geopperde gedachte, als zou die persoon uit Utrecht
schilders uit die gemeente meebrengen voor het aanbrengen
van de reclames te Leiden, lijkt spreker zoo absurd, dat zij
eigenlijk geen bestrijding behoeft. De daaraan verbonden
kosten zouden veel te hoog worden. Misschien zal een of
andere groote firma dat werk door haar eigen personeel
laten uitvoeren, maar overigens kan spreker zich niet voor
stellen, dat zij, die reclame willen maken, schilders uit
Utrecht zullen laten komen om de opschriften aan te brengen.
De heer Bosman is, waar deze zaak reeds geruimen tijd
geleden in de Commissie van Fabricage is behandeld, de
finesses ervan wat vergeten, maar hij herinnert zich wel,
dat de aangelegenheid indertijd ampel is besproken. De leden
waren het er toen over eens, dat men zekere routine en
ervaring moet hebben om dit werk met succes te kunnen
uitvoeren, terwijl ook tot uiting kwam, dat men liever had
gezien, dat er iemand uit Leiden voor werd genomen.
De voorgedragen candidaat had goede aanbevelingen en
blonk uit boven de anderen, waarom de commissie er met
den Wethouder de voorkeur aan gaf, hem te nemen. Van
persoonlijke geschiktheid en ervaring in zaken, zal toch zeer
veel afhangen, of dit instituut het noodige zal opbrengen.
Het is natuurlijk een vak zoo goed als alle andere; velen
zullen wel op de een of andere manier er in kunnen voor
zien, maar het is de vraag of allen het even goed kunnen.
In elk geval heeft, naar hij zich meent te herinneren, de
commissie dit voorstel unaniem gesteund, het betreurende
dat het niet iemand uit Leiden kon zijn.
De heer Splinter zegt, dat de heer Groeneveld er op aan
drong, ook de quaestie van de schoonheid bij de reclames te
bezien. Spreker kan den heer Groeneveld op dit punt gerust
stellen, want de verschillende reclames, die aangebracht zullen
worden, gaan tenslotte uit onder goedkeuring van Gemeente
werken daar heeft men verstand van schoonheid, zooals de
heer Groeneveld nu vraagt.
Spreker kan niet inzien, dat de regeling onpractisch is.
De acquisiteur komt met eventueele gegadigden bij Gemeente
werken. Deze dienst sluit daarmede direct het contract af.
Het is spreker onbegrijpelijk, dat daardoor die zaak niet vlot
zou loopen. Diezelfde methode wordt gevolgd in Utrecht en
heeft daar belangrijke resultaten gehad.
Nu is gevraagd: waarom kan die acquisiteur geen Leidenaar
zijn. Spreker sluit zich aan bij den heer Bosman: dit punt
is in de commissie wel degelijk besproken, maar na lange
besprekingen is gebleken, dat het toch werkelijk niet zoo
eenvoudig is. De heer Groeneveld heeft het mis, als hij denkt,
dat iedereen dit kan doen.
De heer Groeneveld heeft dat niet gezegdde heer Splinter
moet spreker niet zulke gekke dingen laten zeggen.
De heer Splinter zegt, dat de heer Groeneveld heeft gezegd
er zijn zooveel volwassen Leidenaars en daaronder kan er toch
wel eentje gevonden worden, die dit zou kunnen doen. De
heer Groeneveld stelt nu voor, om daarvoor Leidenaars aan
te wijzen, maar die man wordt niet in dienst genomen; het is
gewoon een acquisiteur, die de menschen aanwerft, die reclame
willen maken op gemeente-eigendommen; hij werkt op pro
visie-basis.
Er is ook nog gezegd, dat er niet is uitgezien naar iemand
uit Leiden. Er zijn wel gegadigden geweest, maar het is
gebleken, dat het de eenige goede oplossing was, iemand
met ervaring op dit gebied te nemen en die bovendien ook in
het land bekend is, want alle reclames zullen toch niet alleen
uit Leiden komen. Het gaat hoofdzakelijk om reclames van
firma's uit andere gemeenten. Daarom is het oog gevallen
op den heer Schaap, die in Utrecht uitstekend werk gedaan
heeft. Deze is gebleken een man van ervaring op dat gebied
te zijn, wien men dit kan toevertrouwen, ook wat de schoon
heid betreft; hij is zoo doorkneed in dit vak, dat het College
dit werk gaarne aan hem zou willen zien opgedragen.
De uitvoering van het noodige werk blijft zoo mogelijk
in Leiden.
Spreker kan dus niet anders dan aanneming van het
voorstel van het College aanraden; daarmede is men op den
goeden weg, in het belang van de gemeente en van haar
financiën.
De heer Groeneveld zegt, dat hij volgens den heer Knuttel