MAANDAG 1
1 APRIL 19B2.
105
Vaststelling belastingverordeningen.
(Knuttel e.a.)
den, welke sedert de aanneming van de begrooting zijn
verloopen, geen nieuwe gezichtspunten zijn geopend. De
zeer snelle achteruitgang van den financieelen toestand,
welke in het laatste kwartaal van 1981 viel te consta-
teeren heeft zich in 1932 in een eenigzins verlangzaamd
tempo, niet in een sneller tempo voortgezet. Hetgeen thans
gebeurt kon men tijdens de behandeling van de begrooting
reeds voorzien. Er blijkt uit, dat de cijfers van de begrooting
lukraak waren. Men komt thans reeds twee ton tekort. Drie
maanden geleden had men dit al onder het oog moeten zien.
Wat nu echter de middelen tot dekking betreft, geeft het
werkelijk geen verheffend denkbeeld, dat deze middelen zoo
klakkeloos zijn voorgesteld, dat het voorstel sub a, 4 maar
teruggenomen en uitgesteld moet worden, omdat blijkbaar
het daaraan voor de gemeente verbonden risico, dat zeker
zeer aanzienlijk zou zijn, heelemaal niet onder oogeri gezien
is. Van wat in Groningen met een dergelijken maatregel ge
beurd is, heeft het College blijkbaar geen notie. De schatting
van de verhooging, als gevolg van dit voorstel, lijkt naar
niets. Maar zelfs wanneer niet deze scherpe tegenkanting uit
het hecht aaneengesloten bioscoopkamp de heer van Es
zegt: het kapitaal; helaas is het kapitaal nog altijd veel beter
aaneengesloten dan de arbeiders gekomen ware, dan kon
men toch voorzien, dat in een tijd als deze, nu juist op de
arbeiders de depressie hoe langer hoe meer gaat drukken,
van een verhoogde opbrengst als de taxatie is, geen sprake
kan zijn.
Evenmin zal de verhooging van de hondenbelasting op
brengen wat het College zich daarvan voorstelt. Men denkt,
dat bij verdubbeling daarvan de opbrengst ook verdubbelen
zal. Dat is toch buitengewoon naïef! In Duitschland is de
ervaring ook anders; daar heeft men telkens de lasten ver
hoogd met zeer optimistische ramingen, alsof zij aan meerdere
opbrengst zouden geven ongeveer het percentage van ver
hooging; na eenige maanden bleek dan, dat het gat nog
grooter was dan oorspronkelijk. De verhooging der honden
belasting zal misschien 1.00Ö.volgens de meest optimis
tische raming, volgens spreker ten hoogste 2.000.meer
opbrengen, maar zeker geen 4.000.meer. Men kan zulke
belastingen, zonder hun grondslagen te ondermijnen, niet
willekeurig opvoeren.
Spreker verklaart zich ten zeerste tegen verhooging der
hondenbelasting; het houden van honden wordt dan veel
meer dan totnutoe een voorrecht van de meer gegoeden. Wil
men uit de hondenbelasting meer halen, waarvoor misschien
iets te zeggen zou zijn uit zeker oogpunt, dan zou men een
progressieve hondenbelasting moeten invoeren, in 3 klassen,
n.l. voor inkomens tot 2.000.van ƒ2.000.tot 5.000.
en boven 5.000.Dit zou vrij eenvoudig te regelen zijn;
dan is er tenminste eenige billijkheid in.
De heer Bosman zegt, dat men dan den knecht den hond
laat houden.
De heer Knuttel zegt, dat de heer Bosman ervan uit schijnt
te gaan, dat de menschen van zijn klasse altijd perse de
belasting probeeren te ontduiken; immers, iemand met minder
inkomen heeft geen knecht. Dat gevaar is zeker niet denk
beeldig, maar middelen tot ontduiking zijn er nu tenslotte
toch ook wel.
Door deze voorstellen zal dus wel gedekt worden een deel
van het tekort, dat overigens vrij optimistisch geraamd is.
Het is de vraag, of men er met 200.000.meer voor alle
steunposten zal komen; misschien wel, wanneer de Minister
flink spoed zet achter de verschillende steunverlagingen, die
blijkbaar beraamd worden, maar spreker zal zich op dit
oogenblik toch maar niet stellen op het standpunt, dat de
gemeente daaraan zal voldoen.
Spreker kan niet zeggen, dat dit alles den indruk wekt,
dat de zorg voor deze dingen, ook in technisch opzicht, daar
gaat het nu het meeste om, bij het College in bijzonder
goede handen is.
De heer Vervveij vindt het overbodig om, waar binnen zeer
korten tijd de financieele toestand van de gemeente in verband
met de stijgende uitgaven, in het bijzonder voor de werk-
loozenondersteuning, opnieuw aan de orde zal komen, thans
reeds in een uitvoerige beschouwing te treden op een basis,
welke later zal blijken niet geheel juist te zijn geweest.
Bovendien ontneemt het feit, dat op voorstel van het College
de behandeling van het voorstel tot verhooging van de ver
makelijkheidsbelasting is aangehouden, de bekoring aan het
voeren van een debat over deze aangelegenheid, zoodat spreker
zich zal bepalen tot het maken van eenige algemeene opmer
kingen.
Vaststelling belastingverordeningen.
(Vervveij e.a.)
Voor al de Raadsleden zal het wel duidelijk zijn, dat spreker
en zijn partijgenooten zullen stemmen vóór de verhooging
van het aantal opcenten op de vermogensbelasting, waar zij,
zoolang zij in den Raad zitting hebben, steeds op een dei ge
lijke verhooging hebben aangedrongen.
Wat betreft de andere maatregelen, welke het College aan
kondigt, b.v. de invoering van een leges-heffing voor verschil
lende diensten, door Bouw- en Woningtoezicht bewezen aan
ingezetenen, die van deze diensten gebruik maken, ook die
heffing kan de sociaal-democratische fractie goedkeuren, omdat
hier aanwijsbaar kan worden aangetoond, dat het gemeente
bestuur door het eischen van betaling voor deze diensten tot
uitdrukking wil laten komen, dat belangrijke diensten ten
behoeve van die ingezetenen worden verricht.
Tegen de verhooging van de hondenbelasting heeft spreker
zich in de Financieele Commissie verzet. Het lijkt hem een
kleine maatregel, waarvan de opbrengst niet tot in alle nauw
keurigheid valt te schatten. Het feit, dat spreker deze belasting
zoo onsympathiek vindt hetzelfde woord heeft hij in de
Commissie gebezigd geeft hem aanleiding om met dit
voorstel tot verhooging niet mee te gaan. Hij geeft toe, dat
eigenlijk geen enkele belasting sympathiek is, maar de ver
hooging van de hondenbelasting moest men, afgezien nog van
het mogelijk fictieve van de opbrengst, maar achterwege
laten, omdat zij geen zoden aan den dijk zet.
Aan het materiaal, dat aan den Wethouder is verstrekt en
op grond waarvan hij gemeend heeft de behandeling van het
voorstel tot verhooging van de vermakelijkheidsbelasting te
moeten uitstellen, wil spreker een paar argumenten toevoegen.
Hij heeft tegen deze verhooging bezwaar, omdat hij vreest,
dat zij niet het resultaat zal opleveren, dat het College zich
ervan voorstelt. Ook zonder deze verhooging heeft het Col
lege niet te klagen over de opbrengst van deze belasting;
zij beweegt zich in stijgende lijn en nu vreest spreker, dat
een verhooging van de belasting dat proces zal tegengaan.
Ook in de commissie voor de financiën was spreker er
tegenmen kan spreker dus niet verwijten, onder den indruk
te zijn gekomen van de actie van den Bioscoopbond daartegen.
Nu deze actie is gevoerd, mag men echter niet blind zijn
voor de gevolgen van een directe doorvoering van deze ver
hooging voor de gemeente. Spreker weet niet inhoeverre hier
van een dreigement moet worden gesproken, maar de ervaring,
in Groningen b.v. opgedaan geeft wel eenig recht tot het
vermoeden, dat dit wel eens werkelijkheid zou kunnen worden.
Men moet ook niet blind zijn voor de hierbij betrokken per
soneelsbelangen.
Sprekers fractie kan haar goedkeuring wel hechten aan de
verhoogïng van de opcenten op de vermogensbelasting en
aan de invoering van leges op bouwvergunningen, doch zal
haar stem onthouden aan de verhooging van de hondenbelas
ting, die echter binnenkort weer aan de orde zal komen.
De heer de Reede uit zijn teleurstelling, dat het voorstel,
zooals het op de agenda staat, niet in zijn geheel in behan
deling komt. De verhooging der vermakelijkhedenbelasting
had wel degelijk in deze vergadering ter sprake kunnen
komen, met de vraag, of de Raad die had willen aanvaarden.
Spreker gevoelt in dit uitstel een zekere zwakheid van het
College, die niet gedemonstreerd had behoeven te worden.
Spreker kan den heer Knuttel niet geheel toegeven, dat
door dit voorstel de financieele politiek van het College geen
verheffenden indruk maakt. Tijdens de behandeling der be
grooting is herhaaldelijk op zeer zwakke punten in de begroo
ting gewezen; die zijn met name genoemd en de heer Knuttel
zeide toener zitten in de begrooting toch ook nog veel
meevallers. Spreker had toen gedacht, dat de heer Knuttel
de tegenvallers door die meevallers wilde doen dekken.
De heer Knuttel ontkent dit. De heer de Reede heeft toen
toch wel heel slecht geluisterd 1
De heer de Reede meent toch niet te veel te zeggen,
wanneer hij beweert, dat de heer Knuttel wees op de groote
meevallers; wanneer sprekers conclusie nu een beetje te ver
gaat, dan wil hij daarop wel terugkomen, maar in elk geval
zijn die meevallers uitdrukkelijk geconstateerd en zouden zij
automatisch ten goede zijn gekomen aan de tegenvallers,
waarop bij de begrooting herhaaldelijk en nadrukkelijk is
gewezen. Inzooverre is spreker toch niet ver van de waarheid af.
Spreker heeft bezwaar tegen uitstel van de behandeling
der verhooging der vermakelijkhedenbelasting, waar deze
uiterst bescheiden is en hij zich niet kan voorstellen, dat
iemand, die 0.60 voor bioscoopbezoek over heeft, in de
tegenwoordige omstandigheden niet bereid zou zijn 0.62
te betalen.