104
MAANDAG 11 APRIL 1932.
Verbetering Haarlemmerweg.
(Voorzitter e.a.)
ook is gelegen in het feit, dat aan de gedane aanbiedingen ter
mijnen verbonden zijn en het te nemen Raadsbesluit nog
door Gedeputeerde Staten moet worden goedgekeurd. Daar
mede rekening houdend en met het oog op de onzekerheid
omtrent het tijdstip, waarop de volgende Raadsvergadering
zal plaats hebben, heeft het College gemeend de zaak spoed-
eischend aan de orde te moeten stellen. Het is geenszins de
bedoeling van het College den Raad met dergelijke zaken te
verrassen.
De heer Knuttel vindt de tweede reden, door den Voorzitter
opgegeven, niet steekhoudend.
Bovendien kan spreker in den tegenwoordigen tijd, bij de
nog steeds dalende prijzen, niet veel waarde hechten aan
den termijn, waaraan het College gebonden is. Spreker gevoelt
er veel voor een half voltooid werk spoedig klaar te maken,
maar de fout zit aan den anderen kant. Tot dit werk is al
zooveel vroeger beslotenwaarom moet dit voorstel nu hals
over kop aangenomen worden, zoodat het zelfs niet een
week tevoren ter inzage is gelegd kunnen worden? Waarom
moet dit nu zoo verbazend laat, zoo vlak voordat de aan
bieding dan z.g. afloopt, ter tafel gebracht worden? Spreker
heeft daarvoor geen enkele plausibele reden gehoord.
De Voorzitter zegt, dat het College hiermede zal rekening
houden. Het College is trouwens niet gewoon, dergelijke
dingen bij verrassing in den Raad te brengen.
De heer Kooistra zegt, dat dat straks misschien nog wel
eens zal blijken.
De Voorzitter gelooft, dat er geen bezwaar is om in dit
geval deze beslissing te nemen.
De heer Kooistra stelt voor, dit nog eens te doen circu-
leeren.
De Voorzitter zegt, dat het College het toch niet bij de
Raadsleden kan laten circuleeren.
De heer Kooistra wil dat ook niet, maar wil het op de
agenda doen plaatsen.
Nadat zonder hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling
is besloten, wordt eveneens zonder hoofdelijke stemming
overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
VII. Voorstel tot verpachting van liet recht tot heffing
van den weg- en watertol tegenover den Rijnsburgsehen
Vliet, bij het „Leidscbe Hek" e.a., aan I'. Ciggaar.
(Zie Ing. St. No. 81.)
De heer van Eek vraagt of Burgemeester en Wethouders
bezig zijn of voornemens zijn binnenkoit stappen te doen
ten einde te geraken tot opheffing van dezen tol. Tollen
zijn nu eenmaal uit den tijd; het zijn geweldige belem
meringen van het verkeer. De mogelijkheid bestaat om
verschillende tollen op te ruimen door toeslagen uit de op
brengst van de wegenbelasting. Hebben Burgemeester en
Wethouders het plan opgevat om stappen bij Gedeputeerde
Staten te doen om tot opheffing van dien tol te geraken?
De Voorzitter zegt, dat het College niet in onderhandeling
is getreden met Gedeputeerde Staten over opheffing van
dezen tol, maar dat het er wel voortdurend op bedacht is,
de verantwoordelijkheid voor dien weg in handen van een
ander lichaam te leggen, dat daarvoor meer aangewezen zou
zijn. Zoowel deze weg als andere in de omgeving van Leiden,
waarbij de gemeente betrokken is, zijn op het oogenblik in
bespreking bij den Rijks- en den provincialen waterstaat;
ook het gemeentebestuur is daarvan min of meer op de
hoogte. Het is lang niet uitgesloten, dat deze quaestie weer
aan de orde komt; kan het College tot opheffing van dezen
tol bijdragen zonder nadeel voor de gemeente, dan zal het
daaraan medewerken.
De heer van Eek dankt voor deze mededeeling. Spreker
weet echter, dat Gedeputeerde Staten doende zijn om tot
opheffing der tollen te komen. Wie nu het eerst komt, heeft
het meeste recht om te spreken. Spreker dringt er dus bij
het College óp aan het initiatief te nemen en met Gedepu
teerde Staten in onderhandeling te treden.
De Voorzitter zegt, dat onderhandelingen over dezen weg
Verpachting tol hij het „Leidselic Hek"; c. a.
(Voorzitter e.a.)
gaande zijn, die ook door het gemeentebestuur al aanhangig
gemaakt zijn, maar spreker zou op dit oogenblik werkelijk
niet durven zeggen, in welk stadium deze zaak verkeert. In elk
geval is de bedoeling van het College dezelfde als die van den
heer van Eekhet wil ook van dien tol af.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
VIII. Voorstel tot verpachting van de exploitatie van den
Burcht en de Graanbeurs, alsmede liet voormalige z.g. „Notaris
huis", aan A. Backer.
(Zie lng. St. No. 82.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel inzake het doen rooien van hoornen aan den
Hoogen Rijndijk tusschen de Wilhelminabrug en de Room-
burgerhrug en voorhij deze brug, een en ander met het oog
op eene voorgenomen verbreeding en verbetering van den
Hoogen Rijndijk.
(Zie Ing. St. No. 83.)
Wtrdt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Y\ethouders
besloten.
X. Voorstel:
a. tot vaststelling van:
1°. de verordening, regelende de heffing van opeenten
op de hoofdsom der Vermogensbelasting te Leiden;
2°. de verordening, regelende de invordering van die
opcenten
3°. de verordening, regelende de invordering van de
opcenten op de hoofdsom der Grondbelasting;
4°. de verordening, houdende wijziging van de verorde
ning van 18 Mei 1931 (Gcm.blad No. 15), op de
heffing van eene belasting op tooncelvertooningen
en andere vermakelijkheden;
b. in zake de intrekking van de verordening van 28 October
1873, regelende de invordering der opeenten op de hoofd
som van 's Rijks directe belastingen binnen de gemeente
Leiden (Gem.blad No. 2).
(Zie Ing. St. No. 84.)
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders
wenschen aan te houden de behandeling van punt a, sub 4°,
van hun voorstel, met het daarbij te behandelen voorstel van
den heer Verweij in zake verhooging van de opcenten op de
gemeentefondsbelasting en de diverse adressen en adhaesie-
betuigingen.
Spreker doet daartoe het voorstel.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Bosman zal thans over dit voorstel niet heel veel
zeggen, omdat hij begrijpt, dat het slechts een beginvoorstel
is. Waar de opbrengst van de voorgestelde belastingverhoo-
gingen op verre na niet voldoende zal zijn om het bestaande
tekort te dekken, ligt het voor de hand, dat de Wethouder
van Financiën wel spoedig nadere voorstellen aan den Raad
zal voorleggen. Dan acht hij het, meer dan thans, den tijd
om den financieelen toestand van de gemeente aandachtig te
bezien. Eén ding moet spreker echter van het hart.
In dezen tijd gevoelt hij heel weinig voor belastingverhoo-
ging. In tijden van depressie moet men zijn kracht niet in de
eerste plaats zoeken in verhooging van lasten, maar in het
aanbrengen van bezuinigingen, hetgeen echter niet wegneemt,
dat spreker toch zijn stem aan het voorstel van Burgemeester
en Wethouders zal geven, omdat men z. i. in de eerste plaats
heeft te zorgen, dat de gelden voor het voeren van de ge
meentelijke huishouding aanwezig zijn.
De heer Knuttel kan niet zeggen, dat deze voorstellen een
verheffenden indruk geven van het financieel beleid en het
financieel inzicht van het College. Hij heeft bij de behande
ling van de begrooting voor 1932 wel voorzien, dat er iets
dergelijks zou komen, ofschoon hij het toch niet zoo
spoedig had verwacht, te meer omdat in de drie maan-