128
MAANDAG 11 APRIL 1932.
Voorstel aankoop perceelen Nieuwe Rijn 73 en Nachtegaal-
(Manders e.a.) laan 10.
en verkoopen van huizen en gronden, zal hij weten, dat
daarbij in het algemeen binnen twee of drie weken een be
slissing moet worden genomen en aangezien elke behandeling
van een zaak bij een publiek lichaam een zekeren tijd vordert,
vindt spreker het zeer gerechtvaardigd, dat dergelijke voor
stellen spoedeischend aan de orde worden gesteld, al heeft hij
er geen bezwaar tegen, dat de gevallen, waarin dit gebeurt,
zooveel mogelijk worden beperkt.
De heer Wilbrink heeft in de stukken geen toelichting van
het rendement der perceelen gevonden. Het perceel aan den
Nieuwen Rijn zal voor afbraak moeten gekocht worden en kost
dan ƒ60.— per M2. De koop van het perceel aan de Nachte
gaallaan lijkt spreker aanbevelenswaardiger toe dan de koop
van het perceel aan den Nieuwen Rijn.
Spreker begrijpt, dat niet alle voorstellen over één kam
kunnen geschoren worden en voorstellen tot aankoop van huizen
spoedeischend moeten worden behandeld.
Zoolang spreker echter nog geen gegevens heeft over het
rendement, vooral voor het perceel Nachtegaallaan, kan hij
niet voor dit voorstel stemmen; immers, het is mogelijk, dat
dit huis pas over geruimen tijd gesloopt behoeft te worden.
Daaraan heeft spreker absoluut geen behoefte dan. Spreker
verzoekt dus nadere inlichtingen daarover.
De heer Splinter is eigenlijk bang tegenwoordig om in den
Raad te komen met voorstellen tot aankoop, speciaal van de
L.E.M.V.O.G.; daar wordt altijd iets achter gezocht; men zou
huiverig worden om daarmede door te gaau.
Spreker is het niet met den heer Knuttel eens, dat dit een
overbodige uitgave zou zijn. Het huis aan de Nachtegaallaan
staat midden op den weg, die toegang geelt tot de kweekerij
het is zeer moeilijk met een auto daarlangs naar de kweekerij
te komen; er blijft een pad van 2| M. over. Dit was een van
de motieven om te trachten dat huis te koopen. Dat huis is
groot295 M2.; na afbraak blijft er nog voldoende bouwgrond
over om dien te verkoopen en er een nieuw pand te plaatsen.
Het gaat er absoluut niet om, om de L.E.M.V.O.G. te helpen,
maar alleen om het belang van de gemeente Leiden, dat mee
brengt aankoop van die perceeltjes, of de L.E.M.V.O.G. daar
mede gebaat is of niet. Het geld wordt betaald, dit in antwoord
aan den heer Schüller en niet in mindering gebracht van den
prijs van de perceelen Korevaarstraatdat is een geheel andere
quaestie; die kan men niet aan elkaar koppelen. Wat de
L.E.M.V.O.G. er mee doen wil, moet zij zelf weten; dat gaat
de gemeente niet aan.
De heer Schüller beklaagde zich, dat deze zaak niet in de
Commissie is geweest, maar terecht zeiden de heeren Wilbrink
en Manders, dat er als dergelijke aanbiedingen komen, wel
eens geen tijd meer is voor behandeling in de commissie.
Spreker heeft deze panden echter laten taxeeren door een on
partijdig deskundige, den heer van Weizen, die het perceel
Nieuwe Rijn taxeerde op ƒ6.200.— en dat aan de Nachtegaal
laan op ƒ5.400.Op dien grond heeft het College de vrij
moedigheid om dezen aankoop voor te stellen.
Spreker" geeft den heer Schüller gelijk, dat men met het
pand aan den Nieuwen Rijn er nog niet is, maar men kan
niet ineens beslag leggen op alle pandenspreker gelooft echter
zeker, met het bestuur van de gereformeerde kerk daar nader
te zullen kunnen onderhandelen over afstand van een stukje
tuin; niemand zal kunnen betwisten, dat verbreeding van de
Middelstegracht daar een groote verbetering is. Sprekers per
soonlijke meening, die hij haast niet durft te uiten, is dat
deze panden niet te duur zijn.
Wat nu het rendement betreft, het pand aan den Nieuwen
Rijn brengt 530.—per jaar op; het is niet de bedoeling, het
onmiddellijk af te doen breken, maar om het in bezit te hebben,
om te zijner tijd die zaak in orde te maken.
Het perceel aan de Nachtegaallaan doet ƒ416.per jaar.
Zoolang men die panden dus niet noodig heeft, heeft men een
goed rendement. Nu kan men zeggen: laat de L.E.M.V.O.G.
maar wachten, maar er zou wel eens een tijd kunnen komen,
dat men die panden niet meer kon krijgen. Volgens den heer
Schüller gaat de L.E.M.V.O.G. morgen failliet, maar welke
gronden heeft hij daarvoor?
De heer Schüller moet dat absoluut niet denken, maar daar
mede heeft spreker ten slotte niets te maken.
Het gaat alleen om de vraag, of het in het belang van de
gemeente is, deze twee panden te koopen. Ziet de Raad dat
belang niet in, dan stemt hij het voorstel af. Spreker zal er
geen onrustigen nacht door hebben.
Het is weieens noodzakelijk voorstellen tot aankoop van
huizen en gronden spoedeischend te behandelen. Het is niet
de gewoonte van Burgemeester en Wethouders met dergelijke
voorstellen op het uiterste nippertje bij den Raad te komen.
Aangezien Burgemeester en Wethouders de zaak tot den 12en
Voorstel aankoop perceelen Nieuwe Rijn 73 en Nachtegaal-
splinter e.a.) laan 10.
April in handen hebben, meenen zij zoo vrijmoedig te mogen
zijn thans het voorstel aan den Raad te doen.
De Voorzitter merkt op, dat de uitdrukking van den heer
Groeneveld: »met deze gewoonte moet nu maar eens gebroken
worden", den indruk wekt, alsof Burgemeester en Wethouders
den Raad het mes op de keel zetten. Het was echter voor
Burgemeester en Wethouders niet mogelijk anders te handelen
dan zij gedaan hebben. Het huis aan den Nieuwen Rijn werd
2 April en dat aan de Nachtegaallaan 6 April aangeboden
en Burgemeester en Wethouders in handen gegeven tot 12
April. Hadden Burgemeester en Wethouders toen moeten
zeggen: wij kunnen daarover in den Raad niet verder praten
dat moet gebeuren na den 12den April, wanneer de Raad er
de gelegenheid toe heeft? Het was de plicht van het College
de zaak in den Raad te brengen. Of het College voor of
tegen den aankoop is, doet er daarbij niets toe, al kan het
voor den Raad een richtlijn zijn. De Raad is geheel vrij in
zijn beslissing en kan het voorstel niet in behandeling nemen,
verwerpen of aannemen.
Hadden Burgemeester en Wethouders het voorstel niet
gedaan, dan zouden zij de belangen van de gemeente niet
goed hebben behartigd en zeker niet hebben gedaan, wat de
Raad wenscht.
De heer Wilmer kan zich met het voorstel van Burge
meester en Wethouders wel vereenigen, maar is het niet eens
met de laatste opmerking van den Voorzitter.
Indien bij een aanbod als dit door het College wordt aan
gedrongen op het verlengen van den termijn en men weigert
dit, zeggende, dat men na den genoemden datum het aanbod
niet meer handhaaft, ligt het op den weg van het College
den Raad van het een en ander in kennis te stellen.
Spreker betwijfelt echter, of door het College een sterke
aandrang is uitgeoefend op degenen, die het aanbod hebben
gedaan, en of Burgemeester en Wethouders tot hen hebben
gezegd: gij kunt niet op zoo'n korten termijn met deze zaak
bij den Raad aankomen, want het voorstel moet verschillende
instanties passeeren.
Spreker gelooft, dat in den regel geen sterke aandrang in
die richting wordt uitgeoefend.
Spreker sluit zich aan bij de Raadsleden, die meenen, dat
Burgemeester en Wethouders in het vervolg er ten sterkste
op moeten aandringen, geen aanbiedingen op korten termijn
te doen. Men heeft bij aanbiedingen van panden en leeningen
herhaaldelijk meegemaakt, dat het met den gestelden termijn
geen ernst was en wel uitstel werd verleend, als de Raad
zei: wij aanvaarden het aanbod nu niet.
De heer Groeneveld begrijpt wel, dat bij den aankoop van
huizen en gronden eenige voorbereiding noodig is, maar het
maakt op hem een zeer eigenaardigen indruk, dat die voor
bereiding juist een paar dagen vóór de raadszitting geëindigd
is en bijna nooit veel vroeger.
Wanneer door Burgemeester en Wethouders de noodige
aandrang wordt uitgeoefend, is het best mogelijk een langeren
termijn te verkrijgen. Spreker zou ook niet weten, waarom
de verkoopers niet bereid zouden zijn een langeren termijn
toe te staan, terwijl zij zoo'n pand reeds jaren in hun bezit
hebben.
De tactiek van de verkoopers is om op het laatste nippertje
met hun aanbod te komen. Maar daarbij behoeft de Raad
zich toch zeker niet neer te leggen.
De Voorzitter zegt, dat men dat ook niet behoeft.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Groeneveld dan tegen
moet stemmen.
De heer Groeneveld zegt, dat volstrekt niet vaststaat, dat
spreker tegen dit voorstel zal stemmen, als hij alles weet,
maar waar hij deze zaak niet kan beoordeelen, ook uit ver-
keersoogpunt niet, heeft spreker bezwaar tegen behandeling
op zoo korten termijn.
Nu zegt de Voorzitter, dat spreker kan tegenstemmen,
maar dat kon wel eens verkeerd zijn.
Spreker wil uitstel tot een volgende vergadering; dan is
het heel goed mogelijk, en zelfs waarschijnlijk, dat spreker
zijn stem aan dit voorstel zal geven.
De heer Knuttel zegt, dat de quaestie van de wenschelijk-
heid van het bezit van deze panden zeker niet van vandaag
of gisteren is, en ten aanzien van het perceel aan de Nachte
gaallaan al zeer oud, terwijl men ook den nieuwen toestand
aan de Middelstegracht reeds lang te voren heeft kunnen
zien aankomen. Net nu de L.E.M.V.O.G. in moeilijkheden