126 MAANDAG 11 APRIL 1932. Voorstel-Knuttel in zake Stedelijke Werkinrichting. (Coster e.a.) Wanneer door tusschenkomst van den Wethouder inwendige verbeteringen werden aangebracht, zou dat betere resultaten hebben. De heer van Stralen zegt, dat het mogelijk is, dat de heer Knuttel 7 jaar geleden 5 minuten in de Werkinrichting is geweest, maar als medebestuurder komt spreker er wel eens een enkelen keer meer. Spreker onderschrijft de grieven van den heer Knuttel volkomen en acht de Werkinrichting absoluut een onding. Daarop sloeg sprekers voorstel van ruim 2 jaar geleden om het College te verzoeken de mogelijkheid van reorganisatie te overwegen; de heer Bergers, die daarvan zoo'n warm voorstander is en daar een aardige gelegenheid wil maken, kon toch ook weten, dat een dergelijk voorstel van spreker al zoolang bij het College berust zonder dat er in dien tijd ook maar iets aan gedaan is; het bestuur der Werkinrichting heelt tot vandaag nog geen verzoek van het College gehad om hierover advies uit te brengen. Nu het College blijkbaar onwillig is om in dezen toestand verbetering te brengen, is er maar één oplossing, n.l. opheffing van deze voor Leiden schandelijke inrichting; dat zegt spreker uit volle Qvertuiging; die inrichting beantwoordt allerminst meer aan de eischen van dezen tijd en als het niet mogelijk is haar te verbeteren, dan moet zij maar verdwijnen. Spreker zal er van harte aan medewerken, die inrichting weg te werken, maar bij stemming over het voorstel-Knuttel komt de Raad onvoorbereid en oningelicht daarvoor te staan en zal het daarom waarschijnlijk afstemmen; dat zou spreker toch niet gaarne zien en daarom adviseert spreker den heer Knuttel genoegen te nemen, dat dit voorstel om praeadvies gaat op zeer korten termijn; dan hoopt spreker van harte, dat de Raad zal besluiten tot opheffing van deze inrichting. Mevrouw Braggaarde Does onderschrijft eveneens .de grieven van den heer Knuttel ten volle; de omgeving laat veel te wenschen over; het eten is na klachten verbeterd, maar daaraan mankeert ook nog een en ander; het loon is inderdaad laag. Ook onderschrijft spreekster de woorden van den heer Bergers, dat verbetering noodig is en dat men daar door een heel eind op den goeden weg zou zijn; wanneer de inrichting verschillende der genoemde gebreken niet had, dan zou dit voorstel ook niet ter lafel zijn gekomen. De heer Coster is als lid van de Commissie voor de Stede lijke Werkinrichting al bijzonder slecht op de hoogtespreekster is overtuigd, dat de Wethouder voor Sociale Zaken wat den genoemden persoon van 21 jaar betreft niet zal beweren, dat het onwaar is, dat men om steun te krijgen naar de Werk inrichting moet; dan kan spreekster onmiddellijk naam en adres noemen. Die persoon moest door huiselijke omstandigheden, groote werkloosheid en armoede in dat gezin, uit het huis van zijn ouders weg, had al eenige dagen op het politebureau geslapen, maar moest daar weg, omdat Leidenaars daar langer dan twee nachten geen onderdak kunnen krijgen; die jongen was al eenige nachten in tamelijke koude op straat geweest; spreekster heeft toen aan Maatschappelijk Hulpbetoon onderdak in een logement voor hem gevraagd tot de volgende vergadering, waarop dit geval nader kon worden besproken. Dat is toe gestaan. Later heeft spreekster vernomen, dat aan den man alleen nachtlogies zou worden verleend, indien hij naar de Werk inrichting ging. De Wethouder kon de kleine vergadering van 15 Maart wegens andere bezigheden niet bijwonen. Boon uit de Cronjéstraat vroeg steun en ontving 2.50 onder voorwaarde, dat hij naar de W erkinrichting ging. Spreekster heeft zich tegen dit besluit verklaard. Spreekster heeft de inrichting meermalen bezocht en kan dan ook verklaren, dat de gelegenheid, waarbij de heer Coster daar is geweest en aardappelen heeft meegenomen, een andere was dan waarover de heer Knuttel sprak. Den eersten keer is bewezen, dat de klachten over de aardappelen onge grond waren. Den tweeden keer zijn de klachten gegrond verklaard. Immers: indien dit niet zoo was, zouden er geen andere aardappelen zijn verstrekt. Eenige menschen, die in de Werkinrichting hebben vertoefd, hebben spreekster medegedeeld, dat de toestand veranderd en het eten nu beter geworden is. Spreekster is er van overtuigd, dat als men aan verschillende grieven, b.v. die over de leiding, waaraan veel ontbreekt, aandacht schenkt, van deze inrichting wel iets goeds te maken is. De heer de Recdc geeft toe, dat er aan de Werkinrichting wel iets te verbeteren valt en daar met een reorganisatie ook wel iets te bereiken zou zijn, indien degenen, die bij de reorganisatie hun medewerking zouden moeten verleenen, in het bijzonder de verpleegden, niet zoo moeilijk waren. De meeste verpleegden zijn uitgewerkte menschen. Voorstel-Knuttel in zake Stedelijke Werkinrichting, (de Rcede e.a.) Bij Burgemeester en Wethouders is nog altijd een voorstel omtrent deze inrichting aanhangig en het is jammer, dat het zoo buitengewoon larig is blijven liggen. Was het laatste niet gebeurd, dan zou wellicht reeds een bescheiden stap op den weg naar verbetering zijn gezet. Spreker kan op grond van de resultaten van eigen onderzoek, dat meermalen heeft plaats gehad, de verzekering geven, dat het eten, ofschoon eenvoudig van samenstelling, in den regel, zoo niet altijd, van goede kwaliteit is. Een enkelen keer waren de aardappelen minder goed, maar dit komt in elk huishouden voor. Er is dan ook geen reden tot klagen, wanneer, als den eenen dag aardappelen van slechte kwaliteit waren verstrekt, den anderen dag aard appelen van goede kwaliteit daarvoor in de plaats komen. Daarbij komt, dat dit jaar in het algemeen over de kwaliteit van de aardappelen wordt geklaagd, vooral door inrichtingen, die een groot quantum gebruiken en daarbij zeer veel moeite hebben om te zorgen, dat steeds goede aardappelen worden opgediend. Spreker geeft den raadsleden in overweging zelf de inrichting te bezoeken; zij kunnen dan constateeren, dat het verstrekte voedsel inderdaad goed is. De heer Romijn erkent dat hij in verband met het voorstel van den heer van Stralen, 15 Januari 1930 ingediend, verplicht is de quaestie van de Stedelijke Werkinrichting te bezien en te beoordeelen. Het zal den Raad echter na de hier gevoerde discussie duidelijk zijn, dat al wil men algemeen verbetering, men nog niet eenstemmig is over de wijze, waarop die ver betering gevonden moet worden. Op de vraag van den Voorzitter, of spreker vóórdat de Raad daarover verder sprak in overweging wilde geven om dit voorstel van den heer Knuttel in praeadvies te nemen, heeft spreker zich daartegen verzet in de hoop, dat hij uit den Raad stemmen zou hooren, in welke richting de reorganisatie plaats zou moeten vinden. Het is voor spreker zeer moeilijk om in zeer korten tijd, zooals de heer van Stralen wil, met voorstellen lot ver betering te komen, waar niet recht duidelijk is, in welke richting en op welke basis die verbetering moet worden gevonden. Dit alles geeft spreker aanleiding om te verzekeren, dat hij aan deze quaestie zijn aandacht besteedt, dat hij ook al in de Werkinrichting geweest is, dat hij de zaak nog eens bezien heeft en ook wel gevoelt, dat veranderingen moeten worden aangebracht. Spreker zal zijn best doen zoo spoedig mogelijk met voorstellen te komen, maar daarbij kan spreker zich niet binden aan een zeer korten termijn, zooals de heer van Stralen wilde. Dit vraagstuk is moeilijk; spreker moet het eerst eens bestudeeren; hij zal zooveel mogelijk spoed betrachten, en dan hoopt hij met een voorstel te kunnen komen, dat voor den Raad te aanvaarden is. De Voorzitter zegt, dat het College dus een voorstel doet, om het voorstel van den heer Knuttel in prae advies te nemen. Kan de heer Knuttel zich daarmede ver eenigen De heer Knuttel wil eerst nog eenige opmerkingen naar aanleiding van het gesprokene maken. De Voorzitter verzoekt den heer Knuttel zich dan zooveel mogelijk te beperken; de heer Knuttel krijgt later, bij het praeadvies, volop gelegenheid om daarover te praten. De heer Knuttel krijgt over dit voorstel praeadvies; dat is geen vraag, zooals hij nu zegt; dan kan hij erover spreken. De heer Knuttel wil toch iets naar aanleiding van het ge sprokene zeggen. Uit de woorden van den Wethouder heeft spreker niet den indruk gekregen, dat dit praeadvies binnen zeer afzienbaren tijd zal verschijnen. De Werkinrichting bestaat al zoolang, dat het tenslotte op 6 weken niet aankomt, maar als het 6 maanden wordt, vindt spreker het toch wel heel bedenkelijk. Feitelijk heeft spreker geen betoog gehoord, dat sprekers betoog meer ondersteunde dan dat van den Wet houder, die zegt, wel te willen verbeteren, maar geen enkelen weg te zien; volgens den Wethouder is men het niet eens over den te volgen weg. Indien de Wethouder zich iets positiever kan uitlaten, heeft spreker geen bezwaar tegen praeadvies, maar anders wil spreker de behandeling van zijn voorstel door laten gaan. De heer Bergers verwacht veel van de door hem voorge stelde verbeteringen; er moet iets gebeuren, wat spreker hier niet kan zeggendan is eenigszins de richting aangegeven, die spreker bedoelt; dan is men klaar. Maar dat kan niet binnen 3 maanden; dat zal wel wat langer duren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 26