124 MAANDAG 11 APRIL 1932. Verzoek „Schuttevaer" om verlaging van havengeld. (Goslinga e.a.) want van al die lasten bestaan hier maar enkele. De gemeente heeft het geld noodig; er is geen Raadszitting, of voorstellen, die geld kosten, worden aangenomen, dan wel op andere wijze wordt aangedrongen op meer uitgaven. Waar denkt men dat van te kunnen betalen, wanneer men den W'ethouder van Financiën afneemt of onthoudt wat hij tot nu toe volkomen legaal heeft geheven? Het is wel heel gemakkelijk om voor dergelijke voorstellen te stemmen, maar wat geeft men er voor in de plaats? Hoe moet het geld daarvoor dan weer gevonden worden? Vanmiddag is even gesproken over de hondenbelasting; de heer Verweij vindt dat kleine middelen, maar die verhooging brengt volgens het College toch ongeveer zooveel op als de verlaging van het havengeld zou kosten. Tegen verhooging der vermakelijkhedenbelasting heeft men ook al bezwaarmen heeft altijd bezwaar tegen verhooging, nooit tegen verlaging. Maar de gemeente-huishouding moet toch doorgaan en het werk aan de havens ook. De Wethouder van Fabricage stelt hooge eischen aan de gemeentekas; daaraan moet voldaan worden in goede, ronde Hollandsche guldens; het gaat niet aan in een tijd als deze, waar de gemeentekas ook nood lijdend is, van de gemeente geld af te nemen. Eenzelfde betoog als voor de schippers kan men ook houden voor de boeren en afschaffing van marktgeld bepleiten. De heer van Eek zegt, dat men het niet bij de kleintjes moet halen. De heer Goslinga zegt, dat men in Leiden geen grooten heeft; die zijn hier bitter weinig, haast niet; als men alles wil halen bij de grooten, zooals de heer van Eek wil maar zijn partijgenooten, die verantwoordelijkheid hebben, niet, want in alle gemeenten heffen zij met een stalen gezicht havengeld, ook van de kleine schippers dan maakt men een gemeentehuishouding als deze topzwaar en moet men zijn toevlucht nemen tot het steeds zwaarder maken der belastingen. Nu valt de heer Bosman, die vanmiddag pleitte tegen belastingverhooging, spreker ook al af: et tu Brute! De heer Bosman zegt nu, dat het hem strijd gekost heeft, maar daaraan heeft spreker zoo weinig; hij had liever, dat het hem strijd kostte om spreker bij te vallen dan om hem af te vallen. Êenzelfde pleidooi kan men houden voor afschaffing van het marktgeld, van het liggeld, van alle mogelijke heffingen dat zijn de kleine, spreker geeft toe, niet de allerbelangrijkste, inkomsten der gemeente, maar daartegenover staan ook niet- belangrijke uitgaven; die heffingen zijn noodig om de ge meentehuishouding gaande te houden. De heer Knuttel zegt, dat de heer Goslinga de firma Tieleman en Dros toch ook tegemoet gekomen is. De heer Goslinga zegt, dat indien de heer Knuttel den vorigen keer goed geluisterd heeft, hij zeer goed zal weten, dat Burgemeester en Wethouders hun desbetreffend voorstel niet hebben gedaan om alleen het belang van Tieleman en Dros te dienen, maar wel om een behoorlijke werkgelegenheid, die in Leiden bestond, voor de gemeente te behouden. In de argumenten, die tegen het praeadvies werden aan gevoerd, komt een tegenspraak voor. Eenerzijds betoogt men, dat de verlaging van het havengeld de schipperij ten goede komt en anderzijds zegt men, dat handel en industrie er door bevorderd zullen worden. Indien echter de vrachtprijzen niet verlaagd worden met het bedrag, dat de schippers minder behoeven te betalen, zullen handel en industrie van dezen maatregel niet profiteeren en als het wel gebeurt, dan zullen de schippers er geen voordeel van hebben. Het is een woordenspel van den heer Manders, als hij nu interrumpeert, dat de schipperij behoort tot den handel en industrie. Burgemeester en Wethouders zijn niet ongevoelig voor de stemmen, die opgaan voor verlaging van de lasten. Het marktgeld is eenige malen verlaagd. Onlangs zijn, omdat daarbij gemeentebelangen betrokken waren, enkele kleine heffingen aan het slachthuis verlaagd. Burgemeester en Wethouders zeggen in hun praeadvies dat tariefsverlaging behoort beperkt te blijven tot die ge vallen, »waarin het op goede gronden te verwachten is, dat zij de gemeente voor nog grootere financieele schade zullen behoeden. Zoodanig geval is hier naar onze meening niet aanwezig." Dit is door niemand, ook niet in de Commissie voor den Markt- en Havendienst betoogd. Zij, die zich vereenigen met het verzoek van het hoofdbestuur van de schippersvereeniging »Schuttevaer" hebben onomwonden toegegeven, dat de ver mindering van inkomsten door de verlaging van het haven geld niet door een drukker bezoek aan de haven zal worden Verzoek „Schuttevaer" om verlaging van havengeld. (Goslinga e.a.) gecompenseerd. De verlaging is dus een zuivere verliespost voor de gemeente, die dit verlies niet kan dragen. Het gaat niet aan f 4.000.van de gemeentelijke inkomsten prijs te geven op grond van geen ander motief dan dat ten slotte voor elke verlaging, b.v. van de tarieven voor gas en elec- triciteit, kan worden aangevoerd. Aangezien de Raad niet geneigd is met de gemeentelijke uitgaven naar een lager niveau te gaan, getuigt het van een zeer verkeerde politiek, indien men wel aandringt op verlaging van de gemeentelijke inkomsten, zonder dat er op een of andere wijze iets tegenover gesteld wordt. In alle plaatsen wordt havengeld geheven en kan men nu waarlijk denken, dat men de schipperij zou kunnen redden door in Leiden de tarieven met 25% te verlagen? Spreker begrijpt, dat men een mooi gebaar wil maken, maar ten slotte moet men zijn verantwoordelijkheidgevoelen tegenover de uitgaven, die men zelf gevoteerd heeft en verder nog wil doen, maar die spreker niet doen kan, indien hij daarvoor geen geld heeft. Het klinkt zeer sympathiek, als men een pleidooi voor ver laging van de lasten houdt, en Burgemeester en Wethouders zijn er ook niet ongevoelig voor en beseffen het belang daarvan evenzeer. Maar zoodra spreker de uitgaven naar een lager niveau wil brengen, heeft men het gaande! De heer Bergers zegt, dat dat eraan ligt. De heer Goslinga heeft dat gezien aan den heer Manders, die er nog tegen stemde om 3 te korten op de salarissen van de leeraren van het gymnasium, enz., wat de gemeente 80.000.zou kosten. De heer Manders zegt, dat de heer Goslinga alleen is vóór minder loon en tegen elke uitgave. De heer Goslinga ontkent ditspreker was vóór die korting, om die inkomsten voor de gemeente te behouden, maar daar stemt de heer Manders ijskoud tegen; hij moet niet zeggen, dat hij de uitgaven wil verlagen, want als puntje bij paaltje komt, stemt hij tegen. Stemt men voor verlaging van in komsten, goed, maar dan ook stemmen voor verlaging van uitgaven, want dat moet natuurlijk samengaarl. De heer Bergers ontkent dit nu, maar hij als winkelier, als midden stander, kan geen zaken doen als hij zijn uitgaven vermeerdert en zijn inkomsten verminderen. De heer Bergers zegt, dat de aan een bedrijf verbonden onkosten zoo laag mogelijk moeten zijn. De heer Goslinga zegt, dat als er hier een voorstel komt om het loon van de suppoosten van de Lakenhal te verhoogen, de heer Bergers er nog een schepje op doet. De heer Bergers zegt, dat die geen menschwaardig bestaan hadden. De heer Goslinga ontkent dat niet, maar daar gaat het niet om. De heer Bergers is er niet tegen, wanneer de heer Goslinga met gegronde voorstellen komt om geld in de gemeentekas te doen vloeien of om de uitgaven te verlagen. De heer Goslinga zegt, dat zoodra het College positieve voorstellen aan de orde stelt, de heer Bergers er tegen is. De heer Bergers zegt, dat verlaging van de slachttarieven voor de slagers voor de gemeente meer inkomsten gebracht zou hebben. De heer Goslinga zegt, dat de slagers vette klanten zijn! Spreker heeft al lang de hoop opgegeven, uit dien hoek iets te krijgen, hoewel zij het best kunnen betalen. Spreker wil op die inconsequentie wijzen. Dit is evenwel geen halsvoorstel; de gemeente gaat er niet door failliet, maar als symptoom is het buitengewoon be denkelijk, dat de Raad hier wel de inkomsten vermindert, zonder dat daartegenover verminderde uitgaven staan; daarom moet spreker zich als hoeder der gemeentelijke schatkist daartegen verklaren. Spreker geeft volmondig toe, dat de categorie burgers, die deze lasten opbrengt, het inderdaad moeilijk heeft, maar dat zelfde geldt voor vele andere categorieën, ook voor hen, die gas en electriciteit moeten betalen; dat geldt voor ieder; daarom kan spreker hieraan, ondanks zijn medelijden met hen, niet medewerken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 24