MAANDAG 11 APRIL 1932.
Ill
(Simonis e.a.)
Winkelsluiting.
storing te brengen in den voortgang van het bedrijf, van de
vijf personen er één kunnen missen.
Wat de middagsluiting betrelt, de vrije middag zou voor
velen een gemak zijn, maar in dezen minder gunstigen tijd
zou er voor de winkeliers nadeel uit kunnen voortvloeien.
Op grond van een en ander geeft spreker den heer van
Eek in overweging zijn voorstellen voorloopig in petto te
houden en betere tijden af te wachten. Hij zal dan meer kans
van slagen hebben; wellicht zal hij dan bij de winkeliers voor
zijn denkbeelden een gewilliger oor vinden.
De heer Wilbrink wenscht gaarne aandacht te wijden aan
de voorstellen van den heer van Eek. Volgens den voorsteller
is daarvoor een bijzondere reden, omdat de overheerschende
partijen in den Raad uitsluitend zouden letten op de belangen
van den middenstand en met die van de arbeiders geen rekening
zouden houden. Daartegen wenscht spreker te protesteeren.
Als spreker en zijn medestanders de belangen van den midden
stand in het oog vatten, omdat zij het algemeen belang hebben
te dienen, dan geschiedt dit zeker niet met uitsluiting van
de arbeidersbelangen. Spreker had niet gedacht, dat de heer
van Eek zoo verblind was door zijn eigen politiek, door het
uitsluitend zien naar de belangen van één klasse, dat hij niet
kon aannemen, dat zij, die meenen ook voor de belangen van
andere kringen in het maatschappelijk leven te moeten op
komen, niet eenzijdig de belangen van één klasse trachten te
behartigen.
Wanneer spreker en de zijnen de voorstellen van den heer
van Eek niet steunen, is dit niet, omdat zij meenen daarmede
een klassebelang, dat van den middenstand, te dienen, maar
omdat huns inziens bij deze aangelegenheid ook een arbeiders
belang is betrokken. De heer Simonis heeft namelijk aangetoond,
dat het bij aanneming van de voorstellen van den heer van
Eek voor verschillende bedrijven van middelmatigen omvang
gemakkelijk zou worden gemaakt een deel van het personeel
te ontslaan. Het is dus in het belang van de werknemers,
dat de denkbeelden van den heer van Eek niet tot verwezen
lijking komen, omdat in dezen tijd van malaise iemand, die
ontslag krijgt, al zeer moeilijk bij een andere zaak in dienst
genomen wordt. Spreker heeft bezwaar tegen verscherping
van de winkelsluiting omdat, waar de bestaande verordening
bijna parallel loopt met de Rijkswet, stemmen van de belang
hebbenden zouden moeten opgaan, die dat zouden wenschen.
Nu is Leiden een kerngemeente; tal van menschen van
buiten komen hier hun inkoopen doen en zijn daartoe niet
altijd op alle uren van den dag in de gelegenheid; vaak komen
zij tegen den avond per tram of autobus en het zou ongetwijfeld
tot schade van de gemeente en van den handeldrijvenden
middenstand zijn om die menschen in het doen van hun in
koopen hier te belemmeren. Leiden moet zooveel mogelijk zijn
aantrekkelijkheid in dit opzicht trachten te bewaren, omdat
er ook op de dorpen tegenwoordig veel concurrentie is, waar
tegenover het alle zeilen moet bijzetten; ook in de dorpen in
den omtrek gaan de verschillende zaken zich al meer en meer
specialiseeren en hun clientèle een uitgebreide collectie voor
zetten, om hun een gang naar de stad onnoodig te maken. Des
ondanks blijft Leiden voor vele omwonenden nog een aan
trekkelijke plaats voor inkoopen.
Bovendien kunnen de menschen ook een andere richting
uitgaan voor hun inkoopen en dan geeft alleen den doorslag
de vraag waar men het beste terecht kan, waarbij natuurlijk
ook in aanmerking komt de gelegenheid tot koopen, die ge
boden wordt. Voor de bewoners van een deel van de bollen
streek maakt het weinig uit, of zij naar Leiden of Haarlem
gaan; de bewoners ten oosten van Leiden kunnen naar Gouda
of Leiden en die ten westen van de stad kunnen ook naar
Den Haag.
Op al die factoren moet men letten bij bet nemen van be
sluiten, die den winkelstand in zijn ontwikkeling zouden
belemmeren. Tegen sommige onderdeelen van het voorstel-
van Eek zou spreker misschien geen bezwaar hebben, wanneer
die wenschen voortkwamen uit den boezem van den handel
drijvenden middenstand zelf, in overleg met het personeel, al is
spreker zich bewust dat zij dan nooit zoover zouden gaan als
het voorstel-van Eek en dat zij, als zij zoover gingen, zeker
geen overgroote meerderheid zouden vinden. Waar de organi
saties de wenschelijkheid hiervan echter hebben uitgesproken,
meent spreker, dat men iets zeer wenschelijk kan achten,
maar voor de vervulling een zeer ongeschikt oogenblik kan
kiezen. Het zou best mogelijk zijn, dat de werknemersorgani
saties, die de wenschelijkheid van verkorting van den arbeidstijd
hebben uitgesproken in den zin van vervroegde winkelsluiting,
wanneer die wensch in vervulling ging, zich achterafzouden
beklagen daarover, doordat verschillende van hun leden zouden
worden ontslagen. In een tijd van hoogconjunctuur, waarin
de zaken over het algemeen beter gaan, kan men zich gemak-
(Wilbrink e.a.)
Winkelsluiting.
keiijker belemmeringen in het bedrijf laten welgevallen en zich
gemakkelijker aanpassen en de moeilijkheden overwinnen, al
zal het financieel wat schadelijk zijn, maar waar op het
oogenblik bijna alle winkeliers alle zeilen moeten bijzetten om
hun bedrijf gaande te houden om aan hun verplichtingen te
voldoen, zou het fnuikend zijn voor de ontwikkeling van hun
bedrijven en voor hen zelf, indien men hen in hun mogelijk
heden ging belemmeren.
Om al deze redenen ontraadt spreker het voorstel-van Eek.
Ten aanzien van de door den heer van Eek voorgestelde
bijzondere regeling voor barbiers-en kapperssalons heeft spreker
enkele belanghebbenden gesproken, die hem gevraagd hebben,
om vooral zijn stem niet aan het voorstel-van Eek te geven,
daar het zeker ongeveer den ondergang van hun zaken zou
beteekenen, wanneer zij niet vóór 9 uur mochten openen en
van 13 gesloten moesten zijn. Dan weten zij practisch niet
meer, hoe zij bestaan moeten. De heer Bergers zegt nu, dat
de menschen toch geschoren moeten worden, maar men
klaagt er toch al zoo over, dat zoovelen zich zelf scheren.
Wanneer spreker vóór 9 uur, tusschen 1 en 3 en na
7 uur niet bij zijn barbier terecht kan, dan krijgt deze spreker
niet meer te scheren, maar ten hoogste 1 keer per maand
zijn scheermes te slijpen. Voor barbiers aan den rand van de
stad, die aangewezen zijn op cliëntèle van buiten de stad, is dit
zeer zeker een groote beperking van hun zaken. Nu zegt
mevrouw Braggaarde Does, dat het toch zoo mooi is, wanneer
des middags de vader bij zijn kinderen thuis is, maar als die
salons om 1 uur sluiten, dan duurt het toch tot half twee,
vóórdat de vader thuis is en dan moeten de kinderen toch
weer naar school.
Dit is zeer vaag. In het algemeen zou het natuurlijk prettiger
zijn, voor de huisvaders, als zij om 7.15 des avonds thuis konden
zijn, in plaats van om 8.15, maar in dit opzicht zijn er in het
maatschappelijk leven ontzaglijk veel dingen, die men maar
niet regelen kan zooals men gaarne zou wenschen.
De heer Knuttel zegt, dat de heer Wilbrink bedoelt, dat
men ze niet wil regelen, zooals men ze zou kunnen regelen.
De heer Wilbrink doet opmerken, dat men van overheids
wege alles kan regelen, maar dat men ook alles lam kan
slaan. De heer Knuttel houdt daarmede geen rekening, want
hij ziet het maatschappelijk leven liever vandaag dan morgen
lam geslagen. Spreker en de zijnen daarentegen beschouwen
het als hun taak om de maatschappij zooveel mogelijk leven
in te blazen. Daarover worden de heer Knuttel en spreker
het nooit eens.
De heer Knuttel noemt hetgeen de heer Wilbrink vertelt
een verzinsel. Hij heeft nooit voorstellen in dien zin gedaan.
De heer Wilbrink vraagt waar de heer Knuttel de brutali
teit vandaan haalt om te zeggen, dat spreker hier met ver
zinsels komt.
De heer Knuttel antwoordt, dat de heer Wilbrink dat zoo
dikwijls doet. Spreker zal hem er voortaan iederen keer attent
op maken.
De heer Wilbrink hoopt, dat de Voorzitter hem dan zal
toestaan om, wanneer de heer Knuttel iets beweert, dat niet
met feiten kan worden gestaafd, dit als een verzinsel te
kwalificeeren.
Het is niet noodig met den heer Knuttel over deze zaak te
strijden, want volgens hem bestaat er bij de tegenwoordige
maatschappelijke verhoudingen toch geen kans om tot een
behoorlijke regeling te komen.
Waar de winkelbedrijven met groote moeilijkheden hebben
te kampen, acht spreker het ongewenscht, dat de Raad in
deze materie ingrijpt. Het is beter rustig af te wachten,
totdat de organisaties der belanghebbenden na samenspreking
en onderhandeling met voor haar leden aannemelijke voor
stellen komen, welke zonder bezwaar in de betrekkelijke
verordening zullen kunnen worden opgenomen. Spreker is
er niet tegen om, indien een belangrijk sociaal belang dreigt
te worden gesaboteerd, door de kleinst mogelijke minderheid,
om dan door een verordening dit sociaal belang veilig te
stellen, maar dan moet blijken, dat de overgroote meerderheid
van de belanghebbenden het in het belang van de gemeente
acht een dergelijke verordening in het leven te roepen.
De heer Coster wil een opmerking maken naar aanleiding
van het adres van de kapperspatroons. Dezer dagen heeft hij
kappers gesproken, die hem vertelden, dat zij zich blind
gestaard hadden op dien vrijen middag, welken zij zouden
krijgen, maar dat zij het adres niet zouden hebben onder
teekend, indien zij hadden geweten, dat in dat adres stond,