110
MAANDAG 11 APRIL 1932.
Winkelsluiting.
(van Eek.)
's avonds vrij over zijn tijd te kunnen beschikken. Het ver-
eenigingsleven legt in belangrijke mate beslag op den tijd
van de rnenschen; zij hebben behoefte om uit te gaan, deel
te nemen aan kunstuitvoeringen enz. De levensgewoonten in
een grootere plaats rechtvaardigen het sluitingsuur vroeger te
stellen dan in kleinere plaatsen.
Vereischt is, dat er bijzondere omstandigheden aanwezig
zijn; welnu, volgens spreker zijn die in grootere plaatsen
aanwezig; degenen, die overdag arbeid verrichten, hebben
daar behoefte om des avonds een langen tijd vrij te hebben.
Bovendien is de arbeidstijd voor de winkelbedienden veel
ongunstiger geregeld dan die voor andere arbeiders; volgens
de Arbeidswet bedraagt de arbeidstijd voor winkelpersoneel
ten hoogste 9| uur per dag en 53 uur per week, terwijl voor
de andere arbeiders de 48-urige werkweek geldt. Verder mag
volgens art. 5 van het Winkelwerktijdenbesluit ten hoogste
11 uur per dag gewerkt worden op Zaterdag, op den dag
voorafgaande aan Hemelvaartsdag en op 14 Augustus en
31 October en ten hoogste 62 uur per week van 25 November
tot en met 5 December en van 18 tot en met 24 December.
Gedurende geruimen tijd mag de arbeidstijd dus worden op
gevoerd tot 11 uur per dag en 62 uur per week. Er is dus
alle reden om door het sluitingsuur voor de winkels niet al
te laat te stellen den arbeidstijd niet zoo buitengewoon lang
te maken.
Verder stelt spreker voor het sluitingsuur op Zaterdag van
10 op 9 uur te brengen; waar het publiek hier gewend is
aan een sluitingsuur van 10 uur, is er geen bezwaar tegen
dit op 9 uur te bepalen, hetgeen van buitengemeen belang
is, daar de Zondag feitelijk eerst waarde krijgt, wanneer men
des Zaterdags niet al te lang moet arbeiden; werkt men dan
tot 10 uur, dan heeft de Zondag veel minder waarde dan
wanneer men op den Zaterdagavond nog een tijd vrij heeft
voor allerlei bezigheden. Daardoor kan men den Zondag veel
meer waardeeren.
In de derde plaats stelt spreker voor, om één middag per
week alle winkels te doen sluiten, wat gevraagd wordt door
alle bediendenorganisaties, van welke richting ook, waarbij
zich aansluiten alle arbeidersorganisaties hier, de Roomsch-
Katholieke Volksbond en de Leidsche en de Christelijke Be-
stuurdersbond. Aan een middag heeft men meer dan aan een
morgen; de middag sluit aan bij den avond; men heeft dan
een belangrijk deel van den dag vrij. Is keuze tusschen ver
schillende middagen mogelijk, dan wordt de controle zeer
moeilijk; daarom is het gewenscht, éénzelfden middag alle
winkels te doen sluiten.
Nu wordt daartegen aangevoerd, dat met de winkelsluitings
wet bedoeld wordt het middenstandsbelangte dienen, waarvoor
men zich beroept op een uiting van den Minister. Een wet
kan wel bedoelen bepaalde belangen te dienen, maar als andere
groepen er ook van kunnen profiteeren, is dat toch niet ver
boden! Bovendien, als men ziet naar bedrijfsbelangen, dan
zullen daaronder toch ook begrepen kunnen worden de be
langen der bedienden. De wet maakt geen onderscheid, maar
zegt eenvoudig in art. 6:
By plaatselijke verordening kan de Gemeenteraad onder
Onze goedkeuring bepalen, dat op een werkdag per week
gedurende een gedeelte van dien dag en wel vóór of na 1 uur
des namiddags, alle of bepaalde groepen van winkels binnen
de gemeente voor het publiek gesloten moeten zijn."
Met welk doel men dit dus doet, moet men zelf weten;
de wet geeft den Raad die bevoegdheid en spreker ziet niet
in, dat de Minister tenslotte verandering kan brengen in de
wet; de Raad behoudt die bevoegdheid, al mag de Minister
bij het ontwerpen ervan zeggen, dat hij dat niet bedoeld heeft.
Hierbij is een zeer groot belang van een groot deel der in
gezetenen betrokken; alle bediendenorganisaties vragen dit
en waar geen algemeen belang zich daartegen verzet, acht
spreker het gewenscht daarop in te gaan. Het brengt natuurlijk
beperking mede voor het publiek in de gelegenheid om bediend
te worden, maar het publiek heeft zich nu eenmaal aan een
zekere beperking in dit opzicht te gewennen; er blijft toch
voldoende tijd voor over. Spreker weet wel, dat de partijen,
die hier den Raad beheerschen, altijd speciaal naar de midden-
standsbelangen zien, maar tot die partijen behooren toch ook
arbeiders en spreker hoopt, dat zij rekening zullen houden
met de wenschen, die algemeen door de arbeiders in de
winkelbedrijven worden gekoesterd en zich daarnaar zooveel
mogelijk zullen richten.
Bij sprekers voorstel inzake sluiting der barbiers- en
kapperssalons heeft spreker zich zooveel mogelijk gericht
naar de wenschen van de kappers zelf. die sluiting wenschen
des Maandags, Dinsdags, Woensdags en Vrijdags van 13 uur,
zoodat de kappers en hunne bedienden op die dagen rustig
kunnen gaan eten; bovendien wenschen zij niet vóór 8 uur
des voormiddags hun salons te openen en verder sluiting op
Winkelsluiting.
(van Eek e.a.)
Donderdagmiddag. Dit is nu een stem uit de practijkspreker
mag aannemen, dat de kappers voor sluiting hebben verkozen
de tijden, gedurende welke het in hunne bedrijven vrij slap
is en nu is het toch zeer rationeel dat de Raad rekening
houdt met de wenschen, uit het bedrijf zelf opgekomen. Daar
het een wensch is van de kappersorganisaties zelf, kan men
hiertegen niet aanvoeren, dat de belangen van de bedrijven
zich hiertegen verzetten, want de kappers vragen het in groote
meerderheid; van de kappers met bedienden zijn er 50 vóór
en slechts 19 tegen, van de kappers zonder bedienden 8 vóór
en 19 tegen, in totaal dus 58 voor en 38 tegen. De kappers
met bedienden zijn er dus in overgroote meerderheid voor,
die zonder bedienden in meerderheid tegen; hieruit blijkt,
dat de algemeene ervaring is, dat de rnenschen, in een kleine
zaak werkzaam, door geweldig ploeteren tenslotte hun brood
moeten verdienen, terwijl daartegenover de zaken op ruimer
schaal, niet alleen van de zijde der bedienden, maar ook van
die der kappers zelf, prijs stellen op zooveel mogelijk vrij.
Spreker heeft één bepaling, waarom gevraagd is, niet opge
nomen. Hij heeft namelijk het bestaande sluitingsuur voor den
Zaterdagavond gehandhaafd, omdat door een wijziging daar
van de belangen der bedrijven te zeer zouden worden geschaad.
Bovendien zou, indien hij in dit opzicht een verandering had
voorgesteld, daardoor de kans op aanneming van zijn voor
stellen kunnen worden verminderd.
Mevrouw Braggaarde Does wil, ofschoon de ingekomen
adressen alleen aan de »heeren Raadsleden" zijn gericht, toch
iets over deze aangelegenheid zeggen.
Den wensch, om de zaken te verplichten 's avonds te 7 uur
te sluiten, noemt zij een redelijken wensch. Zij is overtuigd,
dat aan die vervroeging van het sluitingsuur bezwaren zijn
verbonden, maar zij herinnert er aan, dat bij de invoering
van de verplichte winkelsluiting te 8 uur van alle kanten
bezwaren naar voren werden gebracht en die bezwaren toch
ook zijn overwonnen. Dat sluiting te 7 uur mogelijk is, staat
voor haar ontwijfelbaar vast.
Men bedenke, dat het personeel in de winkelbedrijven, wat
zijn arbeidstijden betreft, in minder gunstige condities verkeert
dan het andere arbeiderspersoneel, terwijl ook het gezinsver
band niet uit het oog mag worden verloren. Onder de winkel
bedienden zijn hoofden van gezinnen en huisvaders; als die
rnenschen schoolgaande kinderen hebben, kunnen zij bij den
tegenwoordigen toestand zich nooit met die kinderen bezig
houden, omdat dezen, wanneer vader thuis komt dat is
ongeveer half negen reeds te bed liggen.
Ook in dit opzicht verdient een sluiting te 7 uur aanbe
veling. Dit geldt niet alleen voor de werknemers, maar ook
voor de werkgevers.
Waar eenige zaken van naam zijn voorgegaan door in de
zomermaanden te 6 uur en 's winters te 7 uur te sluiten,
bestaat er, naar spreekster meent, geen aanleiding om de
invoering van de verlangde vervroegde winkelsluiting tegen
te werken.
Hetzelfde geldt voor het verzoek van den Bond van Kappers
patroons om te bepalen, dat de kapperszaken gedurende vier
dagen per week alleen 's middags van 13 uur geopend zullen
zijn. De heer van Eek heeft de daarvoor pleitende argumenten
reeds naarvoren gebracht.
De invoering van den vrijen middag verdient alleszins aan
beveling, zoowel voor het manlijk als voor het vrouwlijk
personeel, omdat van den vrijen morgen heel weinig terecht
komt. Als regel zal die vrije morgen worden gebruikt om wat
langer te bed te blijven liggen, waarbij nog komt, dat de meisjes
in die morgenuren vaak nog in het gezin werken en het
eten helpen bereiden. Van dien vrijen morgen blijft er dan
weinig over.
De heer Simonis meent, dat het geen zin heeft thans een
debat te openen over de al dan niet wenschelijkheid van
winkelsluiting. Niet alleen door de werkgevers, maar ook door
de werknemers wordt daarover verschillend gedacht.
De tijdsomstandigheden spelen in deze een rol. Voor ieder
een is het een benarde tijd en alleen de gedachte reeds, dat
een vervroeging van het sluitingsuur een aanslag zou zijn op
de boterham van de winkeliers, is voor die rnenschen ver
schrikkelijk.
Er is echter nog een argument, dat voor den Raad zwaar
moet wegen bij de beoordeeling van de vraag, of op de voor
stellen van den heer van Eek zal worden ingegaan. Volgens
het werktijdenbesluit mag het personeel slechts 5| uur achter
een werken; daarna is het gedwongen een half uur rust te
nemen. Nu zou voor vele zaken van middelmatigen omvang
de invoering van de 7 uur-sluiting een oplossing kunnen
brengen in dien zin, dat het daardoor gemakkelijk werd ge
maakt een deel van het personeel te ontslaan. Men zou, zonder