MAANDAG 21 MAART 1932. 77 Maandelijksclie bijdrage Crisis-Comité, e.a. (Schüller e.a.) Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (Tijdens de beraadslaging over dit agendapunt is de heer Donders ter vergadering gekomen.) VI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de inrichting van het benedengedeelte van het perceel Stille Rijn 3, tot bureau voor den Burgerlijken Stand en de Bevolking. (Zie Ing. St. No. 64.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. VII. Praeadvies op het verzoek van H. Hogewoning e.a., om op marktdagen den Apothekersdijk en den Nieuwen Rijn tusschen de Koornbrug en de Karnemelksbrug, gedurende eenige uren voor alle rijverkeer af te sluiten. (Zie log. St. No. 65.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. VIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem.blad No. 18), op het Rijden. (Zie Ing. St. No. 66.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Het eenig artikel en daarmede de wijzigingsverordening in haar geheel wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. IX. Voorstel tot aankoop, respect, tot overneming om niet van verschillende aan den Zijlsingel gelegen voortuinen, stoepen en straatgedeelten en tot beschikbaarstelling van gelden voor de uitvoering van het eerste gedeelte van de werken voor de verbetering van den Zijlsingcl. (Zie Ing. St. No. 70). De heer Schüller zegt, dat het op het oogenblik moeilijk is de onwillige eigenaren te dwingen hun perceelen voor den geldenden prijs te verkoopen. Burgemeester en Wethouders zijn echter met de voorbereidingen van deze werkzaamheden te Iaat aangevangen en konden daardoor niet tijdig gereed zijn, toen bleek, dat eenige eigenaren onwillig waren. In dit verband dringt spreker er op aan met de voorbereidingen van den aankoop van gronden en huizen, die men zal moeten verkrijgen voor de uitvoering van het centrale rioleeringsplan, eerder te beginnen dan Burgemeester en Wethouders wellicht van plan zijn. De werkzaamheden aan de Haarlemmervaart hebben er zeer onder geleden, dat door de weigering van een eigenaar, wiens voortuin thans in den rijweg ligt, ver schillende leidingen omgelegd moesten worden, hetgeen buiten gewone kosten met zich heeft gebracht. De gemeente is thans ook niet in staat dien weg behoorlijk te asphalteeren. Overwogen dient te worden het procedeeren tegen onwillige eigenaren, die hun eigen belang stellen boven het belang van de gemeente. De heer Bosman kan zich met het technische gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders zeer goed vereenigen; wel gevoelt hij iets voor de opmerking, die de heer Schüller heeft gemaakt omtrent het tijdstip, waarop de voorbereidende werkzaamheden plegen aan te vangen. Ten aanzien van de financieele regeling heeft hij echter bedenkingen. Er wordt wel een betrekkelijk bescheiden bedrag gevraagd, maar bij de punten 12 en 13 der agenda zullen weder grootere bedragen gevoteerd wordenbedragen, die de gemeente eigenlijk voor dergelijke doeleinden niet heeft en ook niet krijgen kan; daarin ziet spreker een groot gevaar, wat hem aan Burgemeester en W ethouders de vraag doet stellen of het niet geraden zal zijn, dit rioleeringsplan in een vertraagd tempo uit te voeren of misschien die werken zelfs stop te zetten. De begrooting heeft men gelukkig nog sluitend gekregen; spreker hoopt nu maar, dat er geen tegenvallers zullen zijn, waarvoor hij altijd vrees koesterde. Men bedenke toch, dat de gemeente er niet in geslaagd is een leening op langen termijn te sluiten en genoegen heeft moeten nemen met een leening op zeer korten termijn, ii.l. voor 5 jaar. Wanneer de gemeente nu veel geld gaat vastleggen voor der gelijke doeleinden, zal zij spoedig weer moeten leenen en Verbetering van den Zijlsinqel. (Bosman e.a.) weer op korten termijn en zal zij daardoor niet kunnen voldoen aan haar verplichting om na 5 jaar die leening terug te betalenwant uit de middelen, uit de belastingen, is dat niet terug te betalen. Alles is dus daarop gebaseerd, dat men in dien tusschentijd een leening op langen termijn zal kunnen sluiten. Wanneer daarop thans uitzicht bestond, zou spreker er niet over spreken, maar spreker ziet den toestand in ons land en daar buiten hoe langer hoe moei lijker worden. De mogelijkheid om leeningen op langen termijn en tegen matige rente te sluiten, is op het oogenblik niet aanwezig en niemand kan zeggen, wanneer de toestand anders wordt; het altijd maar weer opnieuw vastleggen van gelden baart spreker groote zorg; spreker heeft daarop reeds eerder gewezen, bij de voorstellen tot scholenbouw, waartoe de wet de gemeenten wel verplicht, maar waarbij het Rijk niet tevens aangeeft hoe de gemeente ten slotte aan de middelen moet komen om dat te financieren. De opmerking van den heer Huurman in de vorige vergadering, dat stop zetting van al die werken de werkverschaffing en de werk verruiming niet zeer in de hand werkt, is volkomen juist en is dan ook niet door spreker bestreden. Door stopzetting van nieuwe werken, werkt men de werkloosheid in de hand, maar wat is het ergste? Wanneer de gemeei te-financiën vastloopen, wanneer men geen geld meer heeft voor alle gevoteerde uitgaven, waar blijft men dan met de werkver schaffing? Dan is men er immers nog veel erger aan toe; dan moet de gemeente om hulp aankloppen bij het Rijk en komt de gemeente onder curateele van het Rijk. Het is zelfs de vraag, of het Rijk wel in staat zal zijn alle gemeenten te helpen; ook voor het Rijk begint de toestand er heel critiek uit te zien. Daarom vraagt spreker den Wethouder van Financiën, die beter dan spreker den financieelen toestand kan overzien, den Raad te willen inlichtenvan diens, misschien geruststellend antwoord wil spreker het laten afhangen of hij zijn stem aan dit en de volgende voorstellen van het College kan geven. Spreker hoopt en acht het ook best mogelijk, dat hij den toestand veel te duister inziet. Spreker kan echter niet anders dan rekening houden met hetgeen hij in de practijk ziet, en zal gaarne van den Wet houder het een en ander omtrent de financieele regeling van de voorgestelde technische werken vernemen. De heer Knuttel gevoelt zich door de niet verwachte opmerkingen van den heer Bosman genoopt, tegen zijn voor nemen in, het een en ander over dit voorstel te zeggen. Spreker begrijpt niet, welke voorstelling iemand als de heer Bosman zich maakt van de verdere maatschappelijke ont wikkeling. De heer Bosman heeft den toestand niet te zwart geschilderd. Als men het kapitalisme zijn gang Iaat gaan, zal het er over vijf jaren nog donkerder uitzien dan thans. Wanneer men echter geen werken laat uitvoeren, zal de werkloosheid tot het onzinnige stijgen, hetgeen de arbeiders op den duur zeker niet zullen tolereeren, maar bovendien zal de werkloosheid zich voortplanten bij de fabrikanten en de leveranciers van de materialen. Het kapitalisme, noch de gemeente Leiden zal gered kunnen worden door het onuitgevoerd laten van werken als deze. Het verbaast spreker, dat iemand, die als de heer Bosman den toestand zoo ontzaglijk somber ziet, de verantwoording op zich durft Iaden van den strijd voor de handhaving van de bestaande maatschappelijke orde en het heerschende economische stelsel, dat niet anders dan vergrooting van de ellende brengt. Dit geldt niet alleen voor den heer Bosman, die althans open kaart speelt, maar ook voor hen, die optimistischer zijn, doch zijn bezorgdheid deelen. De meening van den heer Bosman getuigt van kortzichtig heid en eenzijdigheid, al is ook spreker van oordeel, dat wanneer het kapitalisme nog vijf jaren blijft voortwoekeren de ellende en de credietmoeiiijkheden nog grooter zullen zijn. De mogelijkheid bestaat, dat ook over vijf jaren de gemeente Leiden evenmin als thans er in kan slagen een leening op langen termijn te sluiten. Alle gemeenten van ons land, het Rijk zelf alsmede alle andere landen van Europa met uitzondering van Sovjet-Rusland, dat in andere ver houdingen leeft verkeeren op het oogenblik in soortge lijke moeilijkheden. Er moet dan ook voor deze zaak op de een of andere manier een uitweg gevonden worden. Leiden is niet de eenige gemeente, die in deze genoeglijk voortrollende wereld op haar eentje komt vast te zitten. Zoo is de toestand in elk geval ook niet, integendeel; bij de tegenwoordige algemeene verhoudingen zou Leiden het betrekkelijk nog het langst kunnen volhouden, omdat zijn schuldenlast op het oogenblik nog niet buitengewoon drukkend is en de werkloosheid hier, hoewel zeer erg, in vergelijking

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3