98 MAANDAG 21 MAART 1932. Aanbod van de L.E.M.V.O.G. (Voorzitter e.a.) aan den Raad overlatende bepaalde stappen te doeD, indien hij dat noodig oordeelt. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders zijn omtrent deze zaak verder geen voorstellen te verwachten. De heer Huurman zegt, dat ook al is hetgeen de Voorzitter heeft voorgelezen geen voorstel, het toch beschouwd dient te worden als een ingekomen stuk. Burgemeester en Wethouders hebben thans daaromtrent praeadvies uitgebracht, voordat het ingekomen stuk aan den Raad bekend was. In den regel stellen Burgemeester en Wethouders met betrekking tot een ingekomen stuk voor het aan te nemen voor kennisgeving, of het te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Is het nu niet mogelijk dit stuk te laten drukken, zoodat de Raad er kennis van kan nemen en het daarna in een openbare vergadering te behandelen? De Voorzitter zegt, dat er bij den heer Huurman nog steeds een misverstand bestaat: de Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goederen heeft geen voorstel aan den Raad gedaan, maar eenvoudig aan Burgemeester en Wethouders het denkbeeld in overweging gegeven om dezen grond te koopen en in dien geest een voorstel aan den Raad te doen. Het College heeft dit echter geweigerd. Er komen wel meer voor stellen bij het College, waarop het niet ingaat, maar die zijn van weinig beteekenis; daarvan hoort de Raad niet. Deze zaak achtte het College echter belangrijk genoeg en daarom heeft het er kennis van gegeven aan den Raad, dat het op dit voor stel niet ingaat. Het College doet geen voorstel en heeft daar over geen praeadvies uit te brengen, maar het wil den Raad niet onkundig laten, het aan de Raadsleden overlatende om, indien zij meenen daarop wel te moeten ingaan, te zorgen dat het College met de noodige voorstellen komt. De heer Vcrweij heeft wel behoefte aan een motiveering van zijn afwijzend standpunt, wanneer deze zaak in bespreking komt en aangezien hij op het oogenblik daartoe den tijd niet het meest geschikt acht, ondersteunt hij de gedachte om die zeer belangrijke zaak aan te houdenhet loopt hier over groote bedragenen groote terreinen; een afwijzing zonder meer zou naar buiten geen goeden indruk maken. Spreker heeft behoefte aan een goede motiveering voor zijn afwijzend standpunt, aangezien hij in het algemeen wel is voor aankoop van grond, zoodat hij ondersteunt de gedachte om deze zaak aan te houden, niet tot morgenmiddag, zooals de heer Goslinga nu zegt. De Voorzitter zegt, dat deze zaak dan niet in behandeling kan komen vóór 11 April. Spreker deelt mede, dat vanmorgen een mededeeling is in gekomen, waarbij deze grond aangeboden wordt voor in totaal 560.000.in plaats van voor het eerst genoemde bedrag van f 611.450. De heer Groeneveld zegt, dat dat 1 ton verdiend is. De Voorzitter ontkent dit; spreker wilde, dat het waar was. Dit is een vermindering van den gevraagden prijs met f 51.000.— Spreker kan zich begrijpen, dat de Raad het moeilijk vindt, hierover een beslissing te nemen en dadelijk te weten, wat hij wil, maar dan staat het aan de Raadsleden een ander voorstel te doen. De heer Wilmer geeft volkomen toe, dat dit aanbod bij het College is ingediend en niet bij den Raadhet College is zoo vriendelijk, hoewel het daartoe niet veiplicht is, den Raad daarvan in kennis te stellen, maar nu het Collage dit gedaan heeft, verzoekt spreker namens den Raad dit stuk gedrukt rond te doen zenden aan de Raadsleden en het op een volgende vergadering in bespreking te brengen. De heer Goslinga zegt, dat het College in den loop van den dag ook nog een aanbieding heeft gekregen ten aanzien van de financieringsmogelijkheid van dezen aankoop, die evenwel het College geen aanleiding heeft gegeven om af te wijken van hun standpunt, door den Voorzitter medegedeeld. Dien aangaande kan spreker evenwel in het openbaar geen mede- deelingen doen op dit oogenblik; wenscht de Raad nadere inlichtingen, dan zal dit met gesloten deuren moeten ge schieden. De heer Schiiller kan wel met het denkbeeld van den heer Wilmer meegaan, maar dan is men nog niet klaar, met alleen hetgeen de Voorzitter heeft medegedeeld. Dan is spreker er voor, dat den Raadsleden ook ter inzage worden verstrekt de adviezen van de commissiën van fabricage en van financiën, de gemaakte berekeningen en de geheele transactie, die al Aanbod van de L.E.M.V.O.G. (Selxiiller e.a.) eenige weken loopt. Immers, de leeningsvoorwaarden kunnen wel zoo zwaar zijn, dat men wel voor dezen aankoop is, maar dat die toch onmogelijk wordt daardoor; het College is ook van die meening, maar dat kunnen de Raadsleden nu niet beoordeelen, omdat zij die voorwaarden niet kennen. Spreker is er dus voor, dit stuk te doen drukken en alle gegevens en alle andere stukken eveneens ter beschikking van de Raadsleden te stellen. De Voorzitter heeft daartegen geen bezwaar en acht het in deze omstandigheden wenschelijk, dat den Raad mede deeling geschiedt van andere zaken, die het College ter oore zijn gekomen. Daarom doet spreker de deuren thans sluiten. Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat. De heer Wilmer stelt voor, de stukken op deze zaak be trekking hebbende, het aanbod van de LEMVOG, alsmede de adviezen van de verschillende raadscommissiën en ook de meening van het College, zoo uitvoerig mogelijk, te doen drukken en publiek aan de Raadsleden te doen toekomen, opdat dezen dat alles kunnen bestudeeren en overwegen, of zij al dan niet een voorstel naar aanleiding van dit aanbod zullen doen. De Voorzitter zegt, dat het College tegen dit voorstel geen bezwaar heeft. Het voorstel van den heer Wilmer wordt voldoende onder steund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling van het voorstel van den heer Wilmer is besloten, wordt zonder hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van den heer Wilmer besloten. De Voorzitter vraagr, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Wilbrink zegt, dat een verzoek om subsidie is in gekomen van het bestuur van de christelijke bewaarschool in Oegstgeest, waarop verschillende kinderen van Leiden gaan, welk verzoek dateert van 31 October 1.1.; het bestuur heeft daarvan echter nog niets gehoord. Aangezien hiermede een Leidsch belang gemoeid is, ouders uit Leiden hebben spreker verzocht, daarover te spreken, hoopt spreker, dat het College dit verzoek spoedig in gunstige overweging zal nemen. De heer Tepe zegt, dat dit verzosk zal behandeld worden tegelijk met de andere bewaarschoolquaesties, bij den Raad aanhangig gemaakt; dit zal gebeuren, zoodra de verordeningen op de bewaarscholen voor behandeling in den Raad gereed zijn; die zijn nu zoover gereed, dat zij in een van de eerst volgende vergaderingen van het College behandeld zullen worden. Mevrouw Braggaarde Does vraagt, nu de vrouwelijke hulp bij de politie al eenigen tijd door ziekte verhinderd is om haar functie waar te nemen, of in haar plaats een plaats vervangster is gesteld. Indien dit niet gebeurd is, verzoekt spreekster daartoe zoolang over te gaan, aangezien spreekster er prijs op sielt, dat werk door een vrouw te laten doen. De Voorzitter zegt, dat op het oogenblik niet is voorzien in die luncue, maar spreker wil gaarne overleggen met den Commissaris, inhoeverre er behoefte is aan vervanging. De heer Schüller vraagt wanneer een bespreking is te verwachten over het voorstel van den heer Kuipers, bij de begrooting behandeld, waarover de heer Tepe schorsing van de beraadslaging heeft gevraagd, over de loonen van het losse personeel. De heer Tepe durft dat niet precies te zeggen, maar die zaak is in onderzoek en zal zoo spoedig mogelijk hier behan deld worden. Spreker durft niet te zeggenin de eerstvolgende vergadering; daar kunnen misschien nog een paar vergade ringen over heen gaan. De heer Bergers zegt, dat het urinoir bij het nieuwe par keerterrein op de Lammermarkt, achter het Leger des Heils, in eenigszins desolaten toestand verkeert. Nu er daar verstraat wordt, is het nu niet mogelijk dat een beetje verderop te plaatsen, in eenigszins moderner en frisscher stijl?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 24