94
MAANDAG 21
MAART 1932.
Openbare inschrijving gronden Lammenschansweg
(Scliiiller.) arbeiderswoningbouw.
publiek geheim en nu wordt hier door het College openlijk
uitgesproken, dat dit in het uitbreidingsplan staat; de Raads
leden mogen er niets van zeggen; hun is geheimhouding op
gelegd. Spreker zou dan wel eens graag willen weten, wanneer
eindelijk dat uitbreidingsplan eens publiek gemaakt wordt;
het is eigenlijk wel publiek; de menschen, die er erg op zitten
te azen, weten de stukken en brokken ervan wel te krijgen,
maar officieel is het althans nog niet openbaar. Wanneer zal
het nu eens in openbare Raadszitting aan de orde gesteld
worden
Waarom houdt het College toch zoo angstvallig vast aan
die Rijksbijdrage; waarom vraagt het Rijksvoorschot aan?
Het is het College toch bekend, dat voor de volkshuisvesting
speciaal bij de Rijksverzekeringsbank geld aangevraagd kan
worden, onder dezelfde verantwoordelijkheid als voor het Rijk,
doch vrij van alle klemmende voorschriften, die de Regeering
den gemeentebesturen oplegt. Bovendien kunnen dan de aan
vragen van de verschillende bouwvereenigingen vlugger af
gehandeld worden; het herhaaldelijk confereeren en corres-
pondeeren met de Regeering is dan niet meer noodig; dat is
dan alleen noodig tusschen de bouwvereenigingen en het
College; dan krijgen de bouwvereenigingen ook meer vrijheid
van indeeling en grooter oppervlakte van de woningenal
die voordeelen kan men bereiken door zich niet tot de Re
geering te wenden, maar voorschot aan een andere instelling
te vragen. Spreker heeft de Rijksverzekeringsbank genoemd,
maar wil aan deze instelling niet vasthouden; er zullen nog
wel meer zijn, waar geld te krijgen is onder garantie van
de gemeente.
Bovendien is het voordeel er aan verbonden, dat de woning-
bouwvereenigingen niet geprest worden te bouwen op grond,
die niet meer dan 600.voor elke woning mag kosten.
Bij de bestaande grondprijzen in Leiden is een eenigszins
behoorlijke arbeiderswoning niet op een dergelijke oppervlakte
te bouwen, aangezien men voor 100 M2. 800.moet betalen.
De Regeering drukt dan ook stelselmatig het type.
Volgens de Inspecteur van de Volkshuisvesting, Ir. van der Kaa,
kan men den grondprijs drukken door de kosten van den straat-
aanleg en de rioleering te verminderen. Dien kant wenscht spre
ker echter niet uit te gaan, omdat men daardoor in de arbeiders
wijken geen straten van een behoorlijke breedte zou verkrijgen.
Een andere oplossing, die aan de hand werd gedaan, is een
rijweg te maken van 5 M. en bij de huizen een voortuin van
5 M. aan te leggen, zoodat op den grond van de tuinen geen
rioleeringskosten zouden drukken.
De oppervlakte van de woningen zou dan evenwel met de
oppervlakte van de tuinen verminderd worden. Wel is waar
verkrijgt men dan een breede straat, maar de bouwvereeni
gingen zijn verplicht voor deze vuilnisbakken" een behoorlijke
atscheiding te maken, waarvan de kosten de bouwkosten van
de woning zullen doen stijgen.
Dit alles is voor spreker voldoende reden om het voorstel
van den heer Kooistra te steunen. De gemeente dient een voor
schot te vragen aan de Rijksverzekeringsbank, of waar dan
ook, ten einde van deze klemmende bepaling bij den bouw
van woningen ontheven te worden.
In het voorstel van Burgemeester en Wethouders is het
advies van de Commissie van Fabricage ten aanzien van het
uitgeven van gronden in erfpacht wel heel erg weggewerkt.
Het zou wenschelijk zijn geweest, indien het in zijn geheel
in het stuk van Burgemeester en Wethouders was opgenomen
geworden.
Het advies luidt als volgt:
«Aangezien uit een oogpunt van gemeentebelang tegen het
in erfpacht uitgeven van gronden aan woningbouwvereeni-
gingen o. i. geen enkel bezwaar bestaat, uit genoemd oogpunt
zulks wellicht zelfs de voorkeur zou verdienen boven verkoop
van grond, ware hieromtrent nader met de vereenigingen
overleg te plegen."
De gronden, waarop het advies van de Commissie van
Fabricage steunde, worden echter niet vermeld; ten aanzien
van sprekers tweede amendement had spreker de geheele
Commissie achter zich en hij hoopt, dat zij ook hier in deze
achter hem zal blijven staan. Bij de bespreking van het erf-
pachtsvraagstuk bij de begrooting voor 1928 heeft de Wethou
der verklaard, dat hij gaarne bereid was om, indien hij er ernstige
gegadigden kwamen, te overwegen, den grond in erfpacht
uit te geven. Nu zijn hier ernstige gegadigden aan bod, maar
van die ernstige overweging blijkt in de stukken niet veel.
Bovendien is sinds 1928 nog geen enkel voorstel van het
College gekomen, om niet voort te gaan met stelselmatigen
■verkoop, maar tot erfpacht over te gaan. Nu zal de Wet
houder misschien zeggener is geen enkele gegadigde geweest,
maar als men in andere gemeenten daarop had gewacht, zou
men ook daar wellicht nooit tot erfpacht zijn gekomen. In
andere gemeenten gaat men er echter op uit, biedt men op
Openbare inschrijving gronden Lammenschansweg;
(Scliiiller e.a.) arbeiderswoningbouw.
de borden den grond niet alleen te koop aan, zooals hier
gebeurt, maar zet men er bij, dat de grond ook in erfpacht
kan worden verkregen. Dan zou de erfpacht ook zeer zeker
wel meer ingang vinden. Vooral in dezen tijd, nu eigenlijk
geen bouw- en grondcrediet te krijgen is, zouden de particu
lieren ook wel op erfpachtsgrond willen bouwen, wanneer het
gemeentebestuur werkelijk wilde; wanneer net de volkshuis
vesting, hetzij door middel van de overheid, hetzij door parti
culieren, wil verbei eren, dan is het nu toch wel de juiste
tijd om het erfpachtsvraagstuk eens degelijk onder handen te
nemen, zoodat men op erfpacht kan bouwen, zoodat men niet
ineens het volle bedrag beschikbaar moet hebben voor aan
koop van den grond. Het is wel merkwaardig, dat voor dit
doel geen geld beschikbaar is, maar dat wel stelselmatig
overwogen en gepoogd wordt, door het College om voor grond-
speculanten en bouwers de terreinen op de voordeeligste wijze
bouwrijp te maken. Waarom zou in dezen tijd, nu heel moeilijk
geld te krijgen is, voor de particulieren, de gemeente de
bouwnijverheid niet de hand toereiken en haar helpen? In
1930 is een uitvoerig rapport verschenen over terreinen in
de Kooi; door spreker is toen in de Commissie van
Fabricage er op aangedrongen, om nu eens niet over te
gaan tot verkoop, maar om eens een berekening te maken
van de kosten van uitgifte in erfpacht; spreker heeft hier
een uittreksel uit het officieele rapport, waaruit blijkt, dat de
grondprijs bij verkoop daar 8.58 zou zijn, terwijl bij uitgifte
in erfpacht een canon van 0 52 per M2. zou zijn te berekenen.
Indien men dezen weg insloeg, zou men de bouwnijver-
heid en den bouwvereenigingen een grooten dienst bewijzen,
want het zou voor de bouwvereenigingen voordeeliger zijn
te bouwen op grond, dien zij in erfpacht hebben verkregen,
dan op grond, dien zij hebben gekocht.
In dit verband vestigt spreker de aandacht op meeningen,
die ook in andere kringen bestaan.
Spreker heeft voor zich De Nederlander van 16 Maart
1932 en neemt aan, dat de heer Splinter als lid van de
Christelijk Historische Unie op dat blad is geabonneerd.
Mocht hij dat niet zijn, dan zal de heer Goslinga, die volgens
zijn zeggen zeven bladen per dag leest, hem het blad wel
willen geven. Ten slotte is ook spreker bereid den Wethouder
het orgaan te leenen.
De heer Splinter merkt op, dat de heer Schüller het blad
nog uit oude traditie leest.
De heer Scliiiller neemt gaarne kennis van de meeningen,
die in andere kringen bestaan en laat zich ook gaarne
door personen uit die kringen voorlichten, zoodat hij een
woordje kan meespreken. Voor zoover zijn kennis hem daartoe
in staat stelt, tracht hij zich te verdiepen in de meeningen
van andere partijen.
In het hoofdartikel van De Nederlander van 16 Maart 1932
is een meening uitgesproken, die spreker meermalen in den
Raad heeft verkondigd.
De inhoud van het artikel is ontleend aan het werk van
den heer Mr. L. Lietaert Peerbolte De Woningwet". Spreker
beveelt den Wethouder de lezing aan van de inleiding en
de eerste drie hoofdstukken van dit boek. Indien de Wethou
der 50% van de daarin behandelde stellingen tot de zijne
had gemaakt, zou hij met met dit voorstel zijn gekomen.
De heer Wilbrink merkt op, dat ook de redactie van De
Nederlander de stellingen van den heer Lietaert Peerbolte
niet tot de hare maakt.
De heer Scliiiller zegt, dat de redactie voor een groot
gedeelte rnet den schrijver van het boek meegaat. Spreker
heett dit boek juist aangehaald, omdat de heer Lietaert
Peerbolte als christelijk man behoort tot de kringen van de
heeren Wilbrink en Splinter.
Ot is de heer Splinter dan soms niet christelijk? Spreker
heeft niet gezegd, dat de heer Peerbolte christelijk-histoiisch
is. Men moet goed op sprekers woorden letten; hij is al zoo
lang lid van den Raad, dat hij heel goed op zijn woorden
past, omdat hij weet, dat speciaal op hem wordt gelet;
daarom zorgt spieker wel, dat men er nooit iets anders uit
kan halen.
Deze stelling wordt dus van christelijke zijde geuit en als de
wethouder hetgeen de heer Lietaert Peerbolte hier schrijft, maar
voor 50% tot het zijne maakt, zou er binnenkort hier veel
meer tot stand komen ten aanzien van de woninbouwver-
eenigirigen en de volkshuisvesting. Daarom dringt spreker
aan op aanneming van het amendement-Kooistra, zoodat aan
het Rijk geen geld gevraagd zal worden, maar men op andere
wijze zal trachten, dat te verkrijgen, om aan de dwingende
bepalingen, die de Regeering stelt, te ontkomen.