MAANDAG 21 MAART 1932. 91 Saneeringsplan Paradijssteeg-Bouwelouwcnstecg. (Splinter e.a.) om te zorgen voor huisvesting van de menschen, die in het «menschenpakhuis" wonen. Het College is ook overtuigd, dat daarin verandering moet worden gebracht. Het College van Burgemeester en Wethouders heeft dan ook reeds geruimen tijd geleden aan den Directeur van Gemeentewerken opgedragen na te gaan, of het mogelijk is een inrichting te maken, waarin enkele van deze menschen worden ondergebracht. Voordat de huurders hun nieuwe woningen betrekken, worden hun meubelen en goederen ontsmet. De woningbouw- vereenigingen en de gemeente zorgen daarvoor. De uitvoering van het saneeringsplan zal ongeveer 200.000.kosten. Voor de onteigeningen zal n.l. een bedrag van 260.000.noodig zijn, terwijl de waarde van den bouwgrond kan geschat worden op 60.000.—. Als het Rijk in deze niet meewerkt, zullen de financiën van de gemeente het niet toelaten een dergelijk onteigeningsplan uit te voeren. De heer Kooistra zegt nu, dat het laatste het sniet voldaan" van zijn fractie is, maar het zou ook spreker ten zeerste spijten, indien men niet tot de uitvoering kon overgaan. Het College onderhandelt met den Minister en heeft alle hoop op een gunstig resultaat van de besprekingen. Burge meester en Wethouders zullen trachten om, indien eenigszins mogelijk tot de uitvoering van het saneeringsplan over te gaan, opdat een nieuwe stadswijk wordt verkregen, die werkelijk noodig is om tot opruiming van de krotten te kunnen geraken. De Regeering financiert deze zaak en men zal zich bij het besluit van de Regeering moeten neer leggen. De heer Knuttel merkt op, dat het woord uneerleggen" geen blijk geeft van overmatig vertrouwen van den Wethou der in de uitkomst van de onderhandelingen met den Minister. De heer Splinter is het ermee eens, dat men niet veel vertrouwen daarin stelt. Spreker heeft echter wel goed vertrouwen in de totstandkoming van de saneering. indien het College dat niet had, zou het niet met een dergelijk voorstel zijn gekomen, maar daarmede hebben gewacht, tot het over nadere gegevens zou hebben beschikt. De heer Wilbrink vreest toch, dat het voorloopig niet zal gelukken. De heer Splinter zegt, dat het College den weg heeft inge slagen, dien het meende, dat de juiste is. De gemeente kan op het oogenblik niet overgaan tot den bouw van nieuwe woningen, ook al omdat dit niet noodig is. Volgens den heer Schüller had men in plaats van 54 woningen 540 woningen onbewoonbaar kunnen verklaren. Men vergete echter niet, dat ook al is een woning slecht, zij daarom nog niet voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komt. Dat het gemeentebestuur en ook de Gezondheidscommissie hier laks zouden zijn opgetreden, die bewering laat spreker voor rekening van dengene, die ze heeft geuit. De Gezondheids commissie heeft altijd in overleg met het gemeentebestuur deze zaak behandeld en spreker ziet niet in, dat zij in deze laks is opgetreden. De heer Goslinga zegt, dat de heer van Eek bij het voorstel tot verbetering van den Zijlsingel hedenmiddag heelt gezegd, best te kunnen begrijpen, dat de gemeente tenslotte niet alleen kan voorzien in al het geld, noodig voor groote publieke werken, maar dat dan het Rijk moet helpen. Welnu, hier is nu een terrein, waarop het Rijk ook wil helpen, want voor sanee ring en krotopruiming is naar sprekers informatie geld be schikbaar en wel voor 4|%, tegen welke rente de gemeente onmogelijk kan leenen. Wat heeft de heer Kooistra hier nu tegen? Het is toch heel goed! Dat de gemeente dien weg op gaat, maar een voorbehoud maakt voor het geval, dat het Rijk het onverhoopt niet doet, is toch ook te begrijpen. Dan komt de zaak hier toch terug. Bij voorbaat de hulp van het Rijk af te wijzen is toch niet in overeenstemming met de aanwijzing, vanmiddag door den fractieleider van den heer Kooistra gegeven! Men is hier precies in die lijn met dit voorstel en nu deugt het weer niet. De heer Kooistra heeft gezegd, dat hetgeen in het Inge komen Stuk staat, spreker niet erg bevredigt; immers, daarin staat dat, wanneer het Rijk geen geld geeft, dit zal moeten worden uitgesteld. Wanneer de heer Goslinga dus zegt: er komt geld van het Rijk, dan kan men gerust zijn. Wil de heer Goslinga die verzekering geven? Is dat zoo? De heer Goslinga vertrouwt daarop. Saneeringsplan Paradijssteeg-Bouwelouwensteeg. (Kooistra e.a.) De heer Kooistra zegt, dat de heer Goslinga nu precies moet zeggen, hoe het is. Krijgt de gemeente dat geld? De heer Goslinga kan het natuurlijk niet zeker zeggen. De heer Kooistra zegt, dat de heer Goslinga dergelijke din gen dan niet moet zeggen. Spreker acht het geen goede poli tiek om al bij voorbaat te zeggenwanneer de Regeering het niet geeft, doen wij het niet. De heer Goslinga wijst op wat de heer van Eek gezegd heeft, maar daartegenover zegt spreker dat het geld voor de saneeiing klaar ligt; als dit zoo is, laat men het dan hier zeggen en als het niet zoo is, dan moet de gemeente hierin bijspringen. Het zal den heer Goslinga niet lukken den een tegen den ander uit te spelen in deze. Spreker is er niet zoo gerust op. Uit een noot van de circulaire, welke de Minister den 8sten Januari 1932 aan de gemeentebesturen heeft verzonden, blijkt, dat het niet zoo gemakkelijk is aan geld te komen. Indien het echter noodig is, dat het saneeringsplan uitgevoerd wordt, moet de gemeente het ook uitvoeren. De heer Goslinga merkt op, dat als de gemeente van te voren zegt: wanneer de Regeering niet wil medewerken, doen wij het toch, de gemeente het geld in het geheel niet krijgt. De heer Kooistra meent, dat het College deze clausule in het geheel niet in het voorstel had moeten opnemen. Burge meester en Wethouders hadden deze brug niet noodig. Zij zijn in dit opzicht reactionnair genoeg. Spreker vraagt dan ook: willen Burgemeester en Wet houders het saneeringsplan toch uitvoeren, wanneer de Re geering geen financieele medewerking verleent. De Wethouder had er de sociaal-democratische fractie geen verwijt van behooren te maken, dat zij wel dankbaar, maar niet voldaan is, want ook de Wethouder heeft voor het College die verklaring afgelegd. Wanneer de Wethouder zegt: wij hebben geen nieuwe woningen meer noodig, blijkt daaruit, dat hij geen rekening houdt met de volgende saneeringsplannen, waarbij nog 307 woningen onbewoonbaar moeten worden verklaard. Wanneer men echter de saneeringsplannen spoedig wil uitvoeren, wordt het nu tijd met den bouw van nieuwe woningen te beginnen. De Wethouder is echter niet bereid voor een behoorlijke woningreserve te zorgen. Wanneer men de saneeringsplannen niet uitvoert, als de Regeering geen financieele medewerking verleent, komt men nooit uit de misère. In deze gemeente staat nog een groot aantal woningen, die reeds lang afgekeurd hadden moeten worden. Er zijn echter geen nieuwe woningen, waarin de bewoners van de krotten ondergebracht kunnen worden. Daarom acht spreker het niet goed gezien aan deze voor waarde vast te houden. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder niet begrijpt, dat er volgens spreker nog meer woningen moeten zijn. Spreker begrijpt den Wethouder niet; dat de Wethouder dit zegt, is wel een bewijs, dat hij zelf niet weet hoeveel woningen hier feitelijk voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komen, doordat het gemeentebestuur van Leiden nog steeds ten achter is bij andere gemeenten, Amsterdam, Haarlem, Breda b.v. ten aanzien van het stelselmatig instellen van een onderzoek naar den toestand van de woningen en van het bijhouden van de resultaten daarvan door een kaartsysteem. Dan zou de Wethouder, op de woning af, kunnen mededeelen, in welken toestand de woningen hier verkeeren. Dat kan hij nu niet, omdat hij de zaken niet behoorlijk onderzoekt, laat onderzoeken en stelselmatig bijwerken. Dat verzoek is gedaan, maar afgewezen, want spreker begrijpt heel goed, dat bij invoering van een dergelijk stelsel een ontstellend aantal woningen oogenblikkelijk voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking zou komen en dat daarnaast het College ten aanzien van een ontstellend aantal woningen de eigenaren zou moeten aanschrijven om ze in een behoorlijken toestand te brengen. Dat is de leemte, die hier is; het gemeente bestuur bezit geen gegevens over den toestand van de woningen en kan dus ook niet zeggen: wij hebben voldoende woningen. Spreker tart den Wethouder om aan te toonen, aan de hand van de juiste gegevens, niet van de paar ge gevens, die hij hier nu geeft, dat volgens dit voorstel voldoende woningen gebouwd zullen worden. Dit is onvoldoende, omdat de Wethouder niet met systematische gegevens kan aan- toonen, dat het voldoende is. Op de voorstellen tot onbe woonbaarverklaring van de Gezondheidscommissie kan het gemeentebestuur zich niet beroepen, dat het hier niet in zijn taak te kort geschoten is; spreker verklaart onomwonden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 17