90 MAANDAG 21 MAART 1932. Saneeringsplan ParadijssteegBouwelouwensteeg. (Knuttel e.a.) De heer Knuttel sluit zich hoofdzakelijk bij den heer Kooistra aan, maar legt er den nadruk op, dat hij buitenge woon weinig vertrouwen heeft, dat deze zaak ook inderdaad tot stand zal komen; gehoord de verschillende uitlatingen van den Wethouder van Financiën, zal er nog wel een of andere hinderpaal te overwinnen zijn. Spreker zal zijn stem aan dit voorstel geven, maar zou niet gaarne gecenseerd worden dit te doen op goed vertrouwen, dat deze saneering nu ook werkelijk tot stand zal komen; de Leidsche arbeiders bevolking mag daarop wel terdege toezien. De heer Schiillcr zegt, dat het voorstel slechts een half voorstel is, aangezien Burgemeester en Wethouders ook had den moeten voorstellen tot den bouw van een aantal wonin gen over te gaan. De woningen aan de Medusastraat zijn voor de gezinnen, waarover het in deze gaat, niet beschikbaar de toewijzing heeft reeds plaats gehad. Van de 75 woningen zijn 20 toegewezen aan tegenwoordige krotbewoners. Voor 55 gezinnen, die een krotwoning bewonen, is dus geen woning beschikbaar. Het is bekend, dat 80% van de woningen aan de Lange Paradijssteeg en de Lange Bouwelouwensteeg besmet zijn. Zorgt de gemeente er straks voor, dat de meubelen en de goederen van de bewoners worden ontsmet, voordat de ver huizing naar de nieuwe woningen plaats heeft? Indien de ontsmetting niet plaats heeft, zullen de nieuwe woningen binnen een halt jaar geheel besmet zijn. In het rapport van de commissie uit het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en Stedebouw betreffende de huisvesting van krotbewoners wordt gezegd, wat de eerste plicht is van de gemeentelijke overheid bij de onteigening van de krotten en de overbrenging van de bewoners naar andere woningen. Spreker heeft een flauw vermoeden, dat de Wethouder zich over de hier aan de orde komende vraagstukken niet vol doende door deskundigen heeft laten voorlichten; dan zou hij hier niet met een half, maar met een geheel voorstel zijn gekomen. In dat rapport leest spreker nu: »üe commissie laat in het midden, of hier van een wette lijke verplichting voor de gemeentelijke overheid, welke uit vloeisel zou zijn van art. 55 (oud 37) der Woningwet, ge sproken kan worden. Hierover is verschil van meening mogelijk. Wèl wil zij als haar oordeel te kennen geven, dat de gemeente, die aan gezinnen verbiedt te blijven in woningen, beneden een door haar als toelaatbaar gestelde grens, daarmede de zedelijke verplichting op zich heeft genomen, om te zorgen voor een passende huisvesting van die gezinnen, voor het geval het hun onmogelijk is zelfstandig daarin te voorzien." Deze commissie van deskundigen de Wethouder zal het toch zeker niet ontkennen zegt dus, dat als een gemeente bestuur voorstellen doet tot ontruiming van woningen, hetzij door onteigening, hetzij door onbewoonbaarverklaring, het dan ook verplicht is te zorgen voor nieuwe woningen. Dit is hier echter geenszins het geval. Zoo is het ook met de ontsmet ting. Ook wordt hier in Leiden nog heel weinig aandacht geschonken aan het type woningen; ook aan de nieuwe wo ningen stelt het gemeentebestuur heel lage eischen. Hierover zegt die commissie: »Men hoede zich evenwel voor averechtsche bezuiniging. Als zoodanig beschouwen wij: belangrijke inkrimping van de afmetingen van de vertrekken, vermindering van het aantal slaapkamers, besparing op bergruimte en constructie. Ten opzichte hiervan is men, mede als gevolg van het streven der regeering om de bouwkosten te drukken, wel eens te ver gegaan." Volgens spreker gaat het College hier ook te ver. Men gaat hier blijkbaar van de gedachte uit, dat voor dat soort men- schen een kamer, een keuken, en een zolder met een paar schotten afgeschoten al vrij voldoende is; spreker acht dat geheel onvoldoende. Maar daarnaast heeft de gemeenschap een taak ten aanzien van nog andere gezinnen, die in andere plaatsen al sterker ter hand genomen is. met medewerking ook van anti-revolutionnairen, christelijk-historischen en roomsch-katholieken, n.l. de zorg voor de sociaal-zwakkere, en de a-sociale gezinnen, zooals er op het oogenblik in het »menschenpakhuis" wonen; spreker zegt niet, dat zij dit alle maal zijn. Tot nu toe heeft het gemeentebestuur nog niets ge daan om dien menschen een behoorlijke huisvesting te bezor gen, om hen huizen te leeren bewonen, zooals in Amsterdam en Den Haag geschiedt, waar men voor die menschen een bepaald type woningen gebouwd heeft; men leert hen daar, een huis bewonen en brengt hen van lieverlede naar andere woningen terug. Men kan, na jaren lang gewacht te hebben, er dankbaar voor zijn, dat het gemeentebestuur eenigszins doordrongen is van de noodzakelijkheid om iets te doen, ten einde het wan- Saneeringsplan ParadijssteegBouwelouwensteeg. (Schiiller e.a.) beheer niet bestendigd te doen zijn, maar men moet ook erkennen, dat daarmede de taak van het gemeentebestuur niet geëindigd is: het College had den Raad tevens voorstel len tot den bouw van woningen moeten voorleggen. Indien in Leiden woningen onbewoonbaar worden verklaard, wil dat nog niet zeggen, dat zij ook worden ontruimd. Wie goed bekend is met de woningtoestanden in Leiden weet, dat men in plaats van 54 woningen minstens 540 woningen onbewoonbaar had moeten verklaren. Hieruit blijkt wederom het laksche optreden van het gemeentebestuur. Het is ook mogelijk, dat de Gezond heidscommissie een wenk heeft gekregen om niet ver genoeg te gaan met haar afkeuringen, omdat er geen woningen zijn en de gemeente niet van plan is woningen te bouwen. Indien de Gezondheidscommissie zich haar taak en verant woordelijkheid bewust was en daarbij actief optrad, zou een uitgebreid arbeidsveld voor haar braak liggen. Het gemeente bestuur zou dan ook niet met dit plan zijn gekomen, dat eigenlijk niets anders is dan een voorstel om een grooter aantal woningen onbewoonbaar te verklaren dan men in den regel heeft voorgesteld. Bovendien vraagt het College van Burgemeester en Wethouders thans machtiging om zoo noo- dig tot onteigening van perceelen over te gaan. Dit wil nog niet zeggen, dat men tot de uitvoering van het definitieve plan zal overgaan. Dit voorstel verdient den naam van saneeringsplan niet. Indien dit voorstel iets anders inhield dan het verzoek om tot een uitgebreide onbewoonbaarverklaring over te gaan en de bedoeling er van was, dat de woningen inderdaad zullen worden ontruimd, zouden de woningen aan de Lange Para dijssteeg, die reeds in 1921 onbewoonbaar werden verklaard, thans niet meer bewoond zijn. Het is onjuist, dat de 75 woningen van »Werkmans Wo ningen" voor de krotbewoners beséhikbaar zijn. Dit beperkt zich tot een 20-tal. Spreker zou graag op dit punt eenige opheldering ontvangen. De heer Splinter zegt, dat de heer Kooistra van dit voorstel met veel genoegen kennis genomen heeft, maar daartegenover zegt een geestverwant van hem: het is maar een half,en dus eigenlijk geen voorstel. Het College is, evenals de heer Kooistra, dankbaar maar niet voldaan en zou zelf, als het mogelijk was, nog verder willen gaan. Volgens den heer Kooistra moeten er 87 woningen worden ontruimd, maar daaronder zijn er 46, die voor onbewoon baarverklaring in aanmerking komen, de rest nog niet. Het is dus absoluut onjuist, dat men op het oogenblik woningen tekort zou komen. Nu zegt de heer Kooistra: in de Medusa straat worden 75 woningen gebouwd en vermoedelijk 56 in de Lusthoflaan; spreker is het met den heer Kooistra eens, dat die laatste 56 woningen reeds klaar waren geweest, wanneer de gemeente de noodige medewerking had gehad, zooals zij gaarne gezien had. De heer Schiiller had gehoord, dat maar 20 woningen zijn toegewezen aan de bewoners van huizen, die ontruimd moeten worden, maar het is ook heelemaal de bedoeling niet, die woningen alle te bestemmen voor krotbewoners. Er moet een stelselmatige opschuiving plaats hebbendit in antwoord op de vraag van den heer Kooistra ook, hoe dit allemaal in die 75 en 56 woningen moet gebeuren. Het is toch ook niet wenschelijk om in al die 75 woningen krot bewoners te plaatsen; de heeren weten van het Transvaalhof, waarbij dat vroeger ook gedaan is, wat voor narigheid en ellende dat geweest is. Spreker is het volkomen met den heer Schüller eens, dat het een opvoedsysteem moet zijn, maar het zou allesbehalve opvoedend werken, als men alle krotbewoners van hun krotten naar die woningen aan de Medusastraat overplaatste. Die 75 woningen zijn ook niet voor krotbewoners bestemd; men past een opschuifsysteem toe, zoodat de krotbewoners weer in de andere huizen kunnen trekken. Dan vraagt de heer Schüller: waarom dit halve voorstel, waarom niet dadelijk gekomen met den bouw van nieuwe woningen. Maar er is op het oogenblik geen behoefte aan nieuwe woningen; wanneer deze, en ook die andere, woningen ontruimd moeten worden, heeft men net voldoendeer worden dan gebouwd 131 woningen. Met inbegrip van alle onbe woonbaar verklaarde woningen, en ook van de niet onbe woonbaar verklaarde in Paradijssteeg en Bouwelouwensteeg, komt spreker tot een totaai van 144 wel en niet onbewoon baar verklaarde woningen, waartegenover 131 nieuwe woningen staan. Het is spreker dus totaal onbegrijpelijk hoe de heer Schüller kan zeggen, dat er meteen een voorstel moet komen tot den bouw van nieuwe woningen. Spreker begrijpt niet hoe men nooit voldaan kan zijn: dadelijk moeten er weer nieuwe woningen gebouwd. Volgens den heer Schüller is het de plicht van de gemeente

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 16