MAANDAG 21
MAART 1932.
87
Bouw recreatiegebouw bij Endeqcest.
(Wilbrink e.a.)
aangebracht, kwam spreker voor een moeilijke beslissing te
staan, want in de gegeven omstandigheden was het moeilijk
op nog verdere bezuinigingen aan te dringen. Spreker moet
wel aannemen, dat naar de opvatting van deskundigen en
van de commissie, die het beheer over de gestichten voert,
aan het bezuinigen een einde is gekomen.
Gezien de bezuinigingen, welke zijn aangebracht en de
moeilijkheid voor spreker om niet alleen over de belang
rijkheid, maar ook over de noodzakelijkheid van het voorstel
te oordeelen, zal spreker zijn stem aan het voorstel niet
onthouden, al betreurt hij het, dat in dezen tijd voor deze
zaak zoo'n belangrijk bedrag moet worden gevoteerd, dat
wel is waar gevonden wordt in de middelen, die het
gesticht ter beschikking staan, maar welke uitgave toch een
vermindering ten gevolge zal hebben van het kapitaal, dat
in wezen de gemeente ter beschikking heeft.
De heer Bosman zegt, dat er geen bezwaar tegen is deze
uitgave te financieren uit het vernieuwingsfonds, indien de
middelen daarvan inderdaad aanwezig zijn. Het is echter ook
mogelijk, dat de gelden van het fonds gestort zijn in de ge
meentekas en de gemeente er de beschikking over heeft,
zooals zij ook over alle andere middelen beschikt. De gelden
zijn dan niet meer beschikbaar voor den bouw, maar moeten
door de gemeente op de een of andere manier verschaft
worden. In dat geval moet men de financiering uit een geheel
ander oogpunt bezien. Spreker stelt daarom de vraag: is het
juist, dat de middelen voor de uitvoering van de verbouwing
beschikbaar zijn.
De heer Goslinga zal zijn stem aan dit voorstel niet kunnen
geven. Spreker is bereid toe te geven, dat het wenschelijk is
een verbeterd gebouw te hebben voor kerkdiensten en recreatie,
hoewel in dit geval meer nadruk gelegd moet worden op
recreatie (tooneel, bioscoop enz.) dan op kerkdiensten. Spreker
stelt echter de vraag: is deze uitgave op dit oogenblik nood
zakelijk. Voor dengene, die de ontwikkeling van de financieele
positie van de openbare lichamen nagaat, is het duidelijk,
dat men niet kan doorgaan met het voteeren van uitgaven,
alsof er geen vuiltje aan de lucht ware en alles wel op zijn
pootjes zal terecht komen. Het crediet van de openbare
lichamen is beperkt. De voor de gemeente beschikbare kapitaal
middelen zullen zoo efficient mogelijk moeten worden besteed
voor de dingen, die het meest noodzakelijk zijn. is het nu
noodzakelijk, deze uitgave thans te voteeren? Daarbij kan
spreker niet afgaan op de mededeelingen van de Commissie
voor de Gestichten, die eerst zelfs een gebouw van 138.000.—
noodig achtte en daarna een van ƒ88.000.Waar er zoo
maar ƒ50.000.— af kon, heeft die Commissie deze zaak toch
ook niet met heel veel zorg behandeld; men moet dit vol
komen zakelijk bezien.
Den heer Bosman antwoordt spreker, dat die fondsen niet
aanwezig zijn. Dit fonds is wel aanwezig en komt ook op de
balans voor, maar dit is het bedrijfskapitaal van de stichting,
voor de financiering der dagelijksche uitgavenelke 3 maanden
worden de rekeningen aan Leiden en andere gemeenten uit
geschreven, die dan in den loop van dat kwartaal binnen
komen, maar inmiddels is weer geld uitgegeven. Dit af-
schrijvings- en vernieuwingsfonds wordt dus gebruikt als
bedrijfskapitaal. Voor den bouw van die recreatiezaal moet
de gemeente dus beginnen met 88.000.— aan de stichting
als bedrijfskapitaal te leenen, waarvoor deze rente en aflossing
moet betalen; dit drukt dus op de exploitatierekening. Boven
dien kost de exploitatie van een dergelijke recreatiezaal met
rijwielbergplaats ook geld; die moeten schoongehouden, ver
licht en er moet bediening zijn; die rijwielbergplaats is van
den ochtend tot den avond open; in die recreatiezaal moeten
allerlei gezelschappen optreden; dat kost geld; 5.000.— is
toch niet te veel geraamd.
De heer Manders lacht om iets, waar hij heelemaal niets
van weet; spreker wenscht bij de behandeling van een dergelijk
voorstel niet uitgelachen te worden.
Rente en aflossing en bedieningskosten bedragen tenminste
12 000— per jaar, wat weer op de uitkomsten van dit
gesticht zal drukken. Is het nu een tijd voor deze toch min
of meer luxe uitgave? Men zal hierom weer ander, meer
noodzakelijk werk moeten laten wachten; daar helpt geen
moedertjelief aan. Het denkbeeld, alsof er ergens in het ge
meentehuis een onuitputtelijke geldkist staat, waar men
maar uit kan putten, is onjuist. Minister Verschuur heeft
onlangs gezegd, dat men den indruk wil vestigen, alsof er
ergens een schat ligt, dien de Regeering maar verzuimt op
te graven; evenmin als de Spaansche schatgraver kan de
Regeering dien te voorschijn halen. Men moet zich beperken,
of men wil of niet, tenzij men op het standpunt staat: dan
moet de boel maar kapot en dan moet de chaos maar komen.
Bouw recreatiegebouw bij Endegeest.
(Goslinga e.a.)
Dan moet men het neemrecht toepassen, zooals de heer
Knuttel wil. Op dat standpunt staan echter het College en
de Raadsmeerderheid niet. Uit dien hoofde kan spreker zijn
stem niet aan dit voorstel geven, hoewel hij tegen de uitgave
op zich zelf geen onoverkomelijk bezwaar heeft. Wanneer
een lid van het College niet met een voorstel van het College
meegaat, wordt dat gewoonlijk niet in het Ingekomen Stuk
vermeld; dat vindt men zeker van te weinig beteekenis,
maar spreker wil zich toch maar niet zoo onder den voet
laten loopen. Spreker is hiertegen en zal ook tegen dit
voorstel stemmen.
De heer Wilmer heeft als lid van de Commissie van Beheer
deze zaak niet zonder zorg behandeld en de vraag, of in de
gegeven omstandigheden een dergelijke uitgave verantwoord
zou zijn, heeft bij spreker een punt van zeer ernstige over
weging uitgemaakt.
Niet dan na het voor en tegen gewikt en gewogen te
hebben is spreker tot het besluit gekomen, dat men ook in
dezen tijd de uitgave mag doen.
Bij den tegenwoordigen stand van de geneeskundige behan
deling van krankzinnigen maakt een recreatiezaal een nood
zakelijk bestanddeel van de geneeswijze uit. Veel meer dan
een tiental jaren geleden, tracht men de krankzinnigen te
genezen, niet door hen op te sluiten, maar wel door hen
zooveel mogelijk te conformeeren aan het gewone dagelijksche
leven. Hiervoor is een recreatiezaal, zooal niet noodzakelijk,
dan toch zeer gewenscht.
Indien Endegeest deze zaal niet krijgt, is het het eenige
gesticht in den lande, dat een dergelijke zaal mist en zal het
althans met de groote gestichten niet op een lijn gesteld
kunnen worden.
Waar een dergelijke recreatiezaal is, maken de patiënten
er een druk gebruik van. De patiënten zouden haar niet
meer kunnen missen.
Als de Wethouder van Financiën vraagt: is het nu een
tijd om dergelijke uitgaven te doen, stelt spreker daartegen
over de vraag: is het nu een tijd om te bezuinigen op uit
gaven, die gewenscht worden geacht voor zieken en speciaal
voor zieken, die in Endegeest verpleegd worden
Wethouder Goslinga heeft een opmerking gemaakt, die
alle leden van de Commissie van Beheer wel op hun fatsoen
zullen trekken, al worden zij er niet boos om, n.l. dat de
Commissie niet met zorg de begrooting heeft nagegaan, zoodat
later daarop bezuinigd is geworden.
Het gebeurt herhaaldelijk, dat van een eerst vastgestelde
begrooting later wordt afgeweken. Dit geschiedt vooral, wan
neer men de zaak langer onder zijn aandacht heeft en ook
verschillende colleges zich er voor interesseeren. Uit die
afwijkingen mag men echter niet concludeeren, dat de eerste
begrooting niet met voldoende zorg zou zijn samengesteld.
Bovendienin dit geval beteekent de wijziging van de
begrooting een bezuiniging, maar in den laatsten tijd heeft
de Wethouder van Financiën een wijziging van een begrooting
voorgesteld, waarbij het eindbedrag werd verhoogd met een
ton n.l. de begrooting van het radio-distributiebedrijf. Toch
zegt spreker niet, dat de eerste begrooting van dit bedrijf
zonder zorg werd samengesteld. Spreker zou den Wethouder
in overweging willen geven ook niet een dergelijke conclusie
in dit geval te trekken.
De heer Huurman begrijpt niet, dat de heer Goslinga den
bouw niet noodzakelijk acht. Op grond van welke inlichtingen
kan de heer Goslinga nu zeggen, dat het niet noodzakelijk
is? Hij weet dat evenmin als spreker. Men moet zich ten
aanzien van zaken als deze laten voorlichten door deskundigen.
Het spijt spreker, dat de heer Goslinga, die buitengewoon
deskundig is op velerlei gebied, wel Wethouder van de
bedrijven en niet van de gestichten is.
Spreker is overtuigd, dat hij, indien hij ook Wethouder van
de gestichten was, een ander geluid hau laten hooren. Nu
blijkt, dat hij niet voldoende met de eischen, die de tegen
woordige geneeswijze stelt, op de hoogte is.
Gedurende de laatste 10 jaren is in de behandeling van
de patiënten een wijziging ten goede gekomende ongelukkigen
die vroeger werden afgezonderd, verrichten nu eenigen arbeid.
Op deze wijze wordt getracht het lijden te verlichten en ook
wat ontspanning betreft hen dat te doen genieten, wat een
gezond mensch in de maatschappij ook geniet.
Het bestaande gebouw, dat 35 jaar oud is, en voor kerkzaal is
ingericht, is in den loop der tijden veel te klein geworden. Boven
dien is dit voor ontspanningszaal absoluut ongeschikt. Wanneer
de heer Goslinga de steekhoudende motieven van den Directeur
zelf had gehoord, zou hij hierover anders gesproken hebben.
Nu zegt de heer Goslinga: men moet gezelschappen
betalen. Maar het is geen komedie, geen schouwburg.