86
MAANDAG 21
MAART 1932.
Aanleg weg tusschen Rijnsburgerweg en Marcdijk.
(Groeneveld e.a.)
In de tweede plaats komt in aanmerking een weg via de
Oegstgeesterlaan, en in de laatste plaats een langs den Leidschen
Hout. Nu beroept men zich wel op de werkverschalfmg, maar
wanneer men noodzakelijke werken heeft, dan behoeft men
toch niet naar werkverschaffingsobjecten te zoeken. Men kan
beginnen met den aanleg van een weg, die veel nuttiger en
noodiger is.
De heer Romijn zegt, dat, al deed men dit, het dan nog
niet genoeg was.
De heer Groeneveld zegt, dat men met het meest noodige
moet beginnen, want deze weg heeft uit verkeersoogpunt
vrijwel niets te beteekenen. Als men het geld hiervoor heelt
uitgegeven, beroept het College zich later hierop, dat men
geen geld voor productieve werken beschikbaar heelt, zooals
men al ten aanzien van de demping van het Levendaal
gedaan heeft.
De heer Goslinga heeft gezegd, dat men het College het
geld heeft afgenomen.
De heer Groeneveld zegt, dat de belastingverlaging, waarop
de heer Goslinga doelt, door diens partijgenoot den heer
Huurman o. a. is voorgesteld. De heer Goslinga moet dat maar
eerst eens in de christelijke raadsfracties behandelen en als
hij daarmede klaar is, maar eens bij de sociaal-democraten
komen; men moet het niet zoover van huis zoeken, wanneer
het dichtbij is te vinden.
Spreker blijft er bij, dat eerst noodig is een weg op een
andere plaats, die in een dringende behoefte voorziet; daarvoor
moet men in de eerste plaats het geld besteden en dan pas
voor een weg en voor een werk, dat daarvoor pas in de laatste
plaats in aanmerking komt; uit verkeersoogpunt is een ver
binding op een andere plaats veel nuttiger.
De heer Wilbrink is ten volle bevredigd door de toezegging
van den Wethouder inzake de plaats van de rioleering; daar
mede wordt hetzelfde doel bereikt.
Inzake het ruiterpad zal spreker geen amendement indienen.
Spreker is er echter niet zoo zeker van, dat er geen stof op
gejaagd zal worden als het er een half jaar op ligt, omdat er
grintzand opgebracht zal worden. Bij een voorstel om op den
Wassenaarschen weg een ruiterpad aan te leggen, zal spreker
zeer zeker voorstellen, dit uit te stellen tot men ondervinding
heeft opgedaan. Spreker hoopt, dat het College van het ruiter
pad zal afzien.
Spreker heeft zoo straks gezegd, dat hem niet bekend was,
of bij de andere aannemers van het werk aan de Middelste
gracht ongeschoolde arbeiders te werk gesteld waren, omdat
hij zich moeilijk kon voorstellen, dat de firma Klokgieter
tegelijk nog een boerenbedrijf zou exploiteeren en daar de
menschen te werk zou stellen. De heer Schüller zegt: toch
zijn er ongeschoolde arbeiders bij. Maar het bestek zal toch
wel voorschrijven, dat het collectief contract-loon zal worden
uitbetaald en dan acht spreker het van die aannemers toch
niet rationeel, dat zij ongeschoolde arbeiders aanstellen, tegen
het loon voor geschoolde.
Het kost spreker in de gegeven omstandigheden niet te veel
tijd om het werk te inspecteeren, maar hij acht den tijd
daaraan besteed voor de gemeente te duur als hij daarover
met den heer Schüller moet gaan debatteeren en zal daarom
van een rondgang met den heer Schüller afzien.
De heer Coster herinnert er aan, dat in dezelfde vergadering,
waarin de Wethouder de toezegging heeft gedaan, die deze
zich niet meer bewust is, door den heer Manders werd opge
merkt, dat hij niet kon begrijpen, waarom dit plan nog niet
in de Commissie van Fabricage was behandeld.
Het is juist, dat de aankoop van den grond in November
heeft plaats gehad, maar Burgemeester en Wethouders hadden
den grond reeds drie maanden in handen.
De heer Romijn zegt, dat de opmerkingen van den heer
Schüller en mevrouw Braggaarde Does over de grootere
uitgaven, die de te werk gestelden zullen hebben, alsmede
over het feit, dat laatstbedoelden door hun schuldeischers
lastig gevallen zullen worden, zoodra dezen vernemen, dat
hun klanten weer aan het werk zijn, bijkomstigheden betreffen,
die bij dit voorstel niet den doorslag mogen geven.
Bij de werkzaamheden aan het Academisch Ziekenhuis en
den Hortus is gebleken, dat zeer vele werktoozen er heel veel
voor gevoelen op deze manier weer aan het werk te gaan.
Indien men het contractloon in het bollenbedrijf vergelijkt
met het weekloon in de werkverschaffing, respectievelijk 21.
en 20.kan het verschil geen voldoenden grond geven om
Aanleg weg tussehen Rijnsburgerweg en Maredijk, e.a.
(Romijn e.a.)
te zeggenom die reden wordt het door ons niet geaccepteerd.
De moeilijkheden, waarop hier de aandacht is gevestigd, zullen
voor de betrokkenen even groot zijri, wanneer zij in het bollen
bedrijf gaan werken, als wanneer zij bij de werkverschaffing
worden aangesteld.
Men moet niet zeggende werkloozen zitten in fmancieele
moeilijkheden, laat hen dus werkloos blijven, maar wel: door
dat zij weer werken, kunnen zij op een hooger niveau komen.
Aan hen, die wanneer zij aan het werk gaan geen kleeding,
schoeisel of gereedschappen hebben, kan door het Crisis-Comité
B-steun worden verleend en wel door hun eigen menschen.
Volgens mevrouw Braggaarde Does zou de heer van Stralen
uit het Uitvoerend-Comité zijn gewerkt, maar het Uitvoerend-
Comité heeft met de verleening van B-steun niets te maken.
Tegenover den heer Knuttel dient spreker peccavi te zeggen.
Inderdaad verleent de gemeente fmancieele bijdragen voor
de werkzaamheden aan den Hortus en het Academisch Zieken
huis, voordat de Raad hierin gekend is. Het was de bedoeling
deze zaak eerst in den Raad te brengen, doch de werken
waren spoedeischend, speciaal was dit het geval met het werk
aan dan Hortus, dat vastzat aan het werk van het Academisch
Ziekenhuis en vóór een bepaalden dag gereed moest zijn.
Burgemeester en Wethouders hebben getracht de zaak uit te
stellen, maar toen in de vorige Raadsvergadering vaststond,
dat het punt niet behandeld kon worden en dus weer eenige
tijd verloren zou gaan, moest de knoop doorgehakt worden.
Het College achtte dit beter voor de menschen, dan dat zij
zouden blijven doorloopen zooals zij nu doen; daarom is het
College daarmede meegegaan en daarop vooruitgeloopen.
Spreker heeft dit met opzet thans aan den Raad medegedeeld,
omdat dit via de waschlijst zeer vermoedelijk eerst veel later
weer in orde zal worden gebracht.
De heer Schüller zegt, dat volgens den Wethouder het de
vorige Raadszitting te laat was, om den Raad in kennis te
stellen van de medewerking der gemeente aan de werk
verschaffing aan het Academisch Ziekenhuis en den Hortus,
maar dan had het College in elk geval nu toch met een
voorstel moeten komen. Het wacht nu echter maar totdat
dat waschlijstje klaar is; misschien zijn daar nog wel meer
van die »waschjes" bij.
De Raad dient toch behoorlijk gekend te worden bij het
doen van uitgaven; het College is in elk geval niet gerechtigd
uitgaven te doen zonder voorkennis van den Raad. Er wordt
nu heel gemoedelijk deze mededeeling aan den Raad gedaan,
maar daartegen heeft spreker ernstig bezwaar en hij keurt
die houding van het College ten sterkste af.
Het amendement van den heer Schüller wordt verworpen met
20 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmende heeren Manders, van Tol, Bergers, van
Es, Meijnen, Wilbrink, van der Reijden, de Reede, van Ros
malen, Bosman, van Eecke, Romijn, Goslinga, Splinter, Tepe,
Donders, Huurman, Beekenkamp, Wilmer en Coster.
Vóór stemmen: de heeren Vos, Koole, Groeneveld, Knuttel,
Kuipers, Vallentgoed,, mevrouw de Clerde Bruijn, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren Schüller, Verweij, van Eek en
Kooistra.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen met 20 tegen 12 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Manders, van Tol, Bergers, van
Es, Meijnen, Wilbrink, van der Reijden, de Reede, van Ros
malen, Bosman, van Eecke, Romijn, Goslinga. Splinter, Tepe,
Donders, Huurman, Beekenkamp, Wilmer en Coster.
Tegen stemmen: de heeren Vos, Koole, Groeneveld, Knuttel,
Kuipers, Vallentgoed, mevrouw de Clerde Bruijn, mevrouw
Braggaar—de Does, de heeren Schüller, Verweij, van Eek en
Kooistra.
XIII. Voorstel om de Commissie van Beheer over de ge
stichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest" te machtigen
tot den bouw en de inrichting van een recreatiegebouw met
rijwielbergplaats e.a. op bet terrein van liet gesticht „Ende
geest".
(Zie Ing. St. No. 54.)
De heer Wilbrink achtte dit bedrag, toen hij dit voorstel
onder oogen kreeg, niet alleen belangrijk, maar zelfs zeer
hoog en in dezen tijd buitengewoon duur.
Toen het spreker bij het nazien van de stukken bleek,
dat men in de commissie op verzoek van het College van
Burgemeester en Wethouders belangrijke bezuinigingen had