MAANDAG 21
MAART 1932.
85
Aanleg weg tusschcn Rijnsburgerweg en Maredijk.
(Schiiller e,a.)
is, want de Geer en Stuifzand riemen ook kleinere werken
van de gemeente aan, waaraan normaal 5 man werk hebben
zoo heeft hij b.v. al eens een speeltuin van de gemeente onder
handen gehad en spreker was er ooggetuige van, dat hij daar
maar 3 man aan het werk had, behalve bij den aanvoer van
zand. Die arbeiders werken eerst des ochtends op het land
bij de koeien en dan moeten zij voor de gemeente werken.
Deze arbeiders zijn ook eens gebruikt, toen de rioleeringdienst
veel bagger kwijt moest. De gemeente zet haar arbeiders er
niet aan, maar die aannemer wel; die kan ze meteen kluitje
in het riet sturen, met lage loonen en lange werktijden. Als
de heer Wilbrink spreker wil bestrijden, moet bij zich eerst
op de hoogte stellen en dan spreken; mogelijk wil hij dat
niet, om die aannemers hier in den Raad niet zoo erg lastig
te vallen.
Vervolgens antwoordt spreker den heer Wilbrink, dat de
eigenlijke aannemer van het heiwerk, Klokgieter, ook een
zeer groot aantal ongeschoolde arbeiders in dienst heelt; daarbij
komt nog, dat het heiwerk uitbesteed is en dat de z.g. hei-
ploegen allemaal arbeiders van buiten zijn, die men tot bazen
heeft gemaakt, zoodat de Leidsche arbeiders er naast grijpen.
Als de heer Wilbrink zich van het uitbestede werk eens op
de hoogte wil stellen, laat hij daarvoor dan eens een half dagje
nemen en zich eerst behoorlijk op de hoogte stellen, als hij
met spreker hierover wil debatteeren.
Volgens den Wethouder is deze weg niet noodzakelijk, maar
moet men dat loon van ƒ0.42 aanvaarden, omdat men vastzit
aan de Rijksregeling. Het College zit aan die Rijksregeling
heelemaal niet vast, want het heeft die toen ook niet toegepast
bij de ontgraving van de begraafplaats; daar wordt toch ook
het loon van ƒ0.02 betaald.
De heer Splinter zegt, dat dat geheel ander werk was.
De heer Goslinga zegt, dat dat werk noodig was.
De heer Schiiller zegt, dat hij, als dit werk niet noodig is,
hoe graag hij ook werk zou hebben, liever zou hebben, dat
dit niet uitgevoerd werd, dan dat het zou gaan ten koste
van de arbeiders.
Men dient hierbij in het oog te houden, dat de arbeiders,
wanneer zij weer aan het werk gaan, goede voeding, kleeding,
schoeisel en gereedschappen moeten hebben en dan ook meer
verslijten.
Indien dit voorstel wordt aanvaard, zullen de geschoolde
grondwerkers genoodzaakt zijn voor 42 cent in plaats van
voor 62 cent per uur te werken. Indien de gemeente hen
daardoor niet dwingt zich aan contractbreuk schuldig te
maken, dan nog oefent zij een neerdrukkende werking op de
loonen uit, die in het contract zijn vastgelegd. Onderwerpt
een geschoolde grondarbeider zich niet aan deze voorwaarde,
dan wordt hem de steunuitkeering onthouden.
Spreker zou iets meer willen weten van het soortgelijke
werk, dat volgens den Wethouder bij het Academisch Zieken
huis en den Hortus wordt verricht. De Raad dient op de
hoogte gesteld te worden van hetgeen in de gemeente bij
wijze van werkverschaffing wordt gedaan, vooral, wanneer
daaraan geld van de gemeente wordt besteed. Spreker hoorde
dezen middag voor het eerst over de laatstbedoelde werk
zaamheden spreken.
Volgens den Wethouder zou de gemeente geen geld genoeg
voor dit werk hebben, indien het Rijk geen subsidie gaf. In
het rapport van den Directeur van Gemeentewerken staat
echter, dat het eindbedrag van de kosten even groot zal zijn
wanneer het werk bij wijze van werkverschaffing wordt uit
gevoerd als wanneer het contractloon wordt betaald, aan
gezien het werk in het eerste geval langer duurt, doordat
ongeschoolden worden te werk gesteld, dan in het tweede
geval, waarin het door geschoolden wordt verricht. De gemeente
betaalt ten slotte niets minder. De arbeiders moeten echter
het loodje leggen, doordat zij in plaats van voor 62 cent,
voor 42 cent per uur moeten werken.
Spreker geeft als zijn eigen meening te kennen hij ver
onderstelt, dat zijn fractie het daarmede eens is, doch wenscht
zijn fractie daaraan niet te binden dat Burgemeester en
Wethouders niet met een bloedend hart dit voorstel hebben
gedaan, maar graag met het voorstel komen om de loonen
van de arbeiders te drukken.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat volgens den Wet
houder deze zaak niet anders kan, omdat de Regeering deze
verplichting oplegt en dat er dus alleen keuze is tusschen
aannemen of verwerpen. Bij de behandeling van het voorstel
tot aanvaarding van het Rijkssubsidie in de steunregeling is
door de sociaal-democraten erop gewezen, dat de autonomie
der gemeente daardoor aan banden werd gelegd. De sociaal-
Aanleg weg tusschen Rijnsburgerweg en Maredijk.
(Rraggaarde Does e.a.)
democraten onderschrijven ten volle, dat het leegloopen voor
de arbeiders een ramp is; omdat zij het meest in aanraking
komen met menschen, die onder werkloosheid gebukt gaan,
zijn zij het beste in staat daarover te oordeelen, maar het
eenige doel is niet om de menschen bezig te houden, maar
moet ook zijn om hun onderhoud te verschaffen voor henzelf
en hunne gezinnen. Nu is door de heeren Wilmer en Romijn
gezegd, dat dit loon toch iets hooger is dan de steun, maar
men moet niet vergeten, dat tijdens de werkloosheid ver
nieuwing en aanschaffing van kleeren en van zooveel wat
noodig is achterwege blijft, dat schulden gemaakt worden,
niet omdat de menschen zoo slecht zijn, maar uit nood;
zoodra de schuldeischers er nu lucht van hebben, dat men
weer werk heeft, komt ieder op af betaling aandringen. Omdat
het loon zoo laag is, kan niet aan deze verplichtingen worden
voldaan. Dat is een groot bezwaar, aan de werkverschaifing
verbonden. Een ander groot bezwaar is, dat tijdens de werk
loosheid het gezin uitgemergeld is, van alles nieuw moet
hebben en dat dit achterwege blijft. Nu zal men zeggen: de
winter is bijna om, maar zoodra de menschen in de werk
verschaffing kwamen, werden ook geen brandstoffen meer
gegeven, terwijl men toch absoluut nog niet zonder kachel
kon. De arbeiders worden er door deze lage loonen slechter
van. Daarom kunnen de sociaal-democraten hier niet voor zijn.
De heer Knuttel zegt, dat het meerendeel van zijn bezwaren
al in het licht is gesteld door den heer Schiiller en mevrouw
Braggaarde Does, die echter misschien te veel den nadruk
heeft gelegd op de gezinsbezwaren, omdat ook zonder die een
dergelijke loonsverlaging niet te aanvaarden zou zijn. Die
menschen zullen moeten werken voor ongeveer 20.per
week, wat natuurlijk zoowel ten aanzien van het bestaande
grondwerkersloon als in verhouding tot den steun geen loon
is te noemen. Toen evenwel daarnet opgemerkt is, dat het
College waarschijnlijk niet met een bloedend hart met dit
voorstel kwam, is energiek van de zijde van het College met
het hoofd geschud, alsof het dit wel deed. Maar het is toch
opmerkelijk, dat tegen dit standpunt van de Regeering ten
aanzien van de werkverschaffing, dat zij reeds lang inneemt,
van de partijen in de Tweede Kamer, waartoe de leden van
het College behooren, nooit verzet is gekomen. Men schuift
hier dus weer de schuld op de Landsregeering, maar men
heeft als politieke organisatie nooit iets gedaan, om dat
standpunt van de Regeering te wijzigen. In zooverre verwerpt
spreker ook dat betreuren van het standpunt van de Regee
ring volkomen. Er is evenwel nog meer. Door het College
is, naar de Raad gehoord heelt, reeds medewerking verleend
aan een dergelijke werkverschaffing, waar blijkbaar geen
financieele verplichtingen van de gemeente in het spel waren
anders had de Gemeenteraad moeilijk gepasseerd kunnen
worden. Dit neemt evenwel niet weg, dat spreker het ook
buitengewoon afkeurt, dat een dergelijke beslissing van prin-
cipieele beteekenis, zij het misschien niet van financieele,
waardoor de gemeente medewerking verleent aan bepaalde
aanvallen op het loonpeil, is genomen buiten den Raad om.
De heer Groeneveld heeft noch den heer Wilbrink, noch
den heer Knuttel kunnen bevredigen, hetgeen ook trouwens
niet zijn bedoeling was.
In verband met de desbetreffende opmerking van den heer
Wilbrink merkt spreker op, dat hij zich door geen Minister
zal laten voorschrijven, hoe hij zijn stem over een voorstel
zal uitbrengen. Andere leden van den Raad, die de verlaging
van de salarissen der leeraren ook niet noodzakeliik vonden,
hebben dat wel gedaan. Het spijt spreker zeer, dat de ver
werping van een voorstel de gemeente 86 000.— aan sub
sidie zou moeten kosten, maar dat is voor hem nog geen
reden om zich bij het uitbrengen van zijn stem door een
Minister te laten dwingen.
In verband met hetgeen de heer Knuttel heelt gezegd,
herinnert spreker er aan, dat hij slechts uit het oogpunt
van het verkeer dit voorstel heeft bezien.
Spreker is het met den heer Wilmer eens, dat deze weg
niet strikt noodig is. Tegen den aanleg van dezen weg zou
niet zoo'n groot bezwaar bestaan, indien er in de gemeente
geen ander werk voor de werkloozen zou zijn te vinden, doch
dat is er wel. Er is een verbinding noodig tusschen den
Rijnsburgerweg of den Stationsweg en den Maredijk. Er zou
een verbinding gemaakt kunnen worden tusschen het station
en de nieuwe veemarkt, een verbinding via de Oegstgeesterlaan
en een verbinding, als thans voorgesteld door Burgemeester
en Wethouders, langs den Leidschen Hout. In de eerste
plaats komt in aanmerking de aanleg van een weg, die
loopt van het station naar de veemarkt. Deze weg is niet
alleen van belang voor de veemarkt, maar ook voor het gewone
verkeer en is daar reeds sinds jaren noodig.