66
MAANDAG 7
MAART 1932.
Subsidie Belastingophaaldienst.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter zegt, dat dit geen voorstel is. Spreker stelt
voor, dit voorstel niet in behandeling te nemen, daar het
niets beteekent. De heer Schuilei' heeft, volmaakt de gelegen
heid, om tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders
te stemmen.
De heer Schüller heeft dit voorstel ingediend, om absolute
zekerheid te hebben, dat hij ten minste het woord nog kan
voeren.
De Voorzitter zegt, dat dat van den Raad afhangt, die vol
gens het Reglement van Orde daartoe vergunning moet geven.
De heer Schüller zegt, dat de Voorzitter dit ten aanzien van
andere leden niet zoo sterk aanhaalt.
De Voorzitter vraagt altijd, of de Raad geen bezwaar heeft.
De heer Schüller vraagt nu het woord tot intrekking van
zijn voorstel. Heelt de Raad er bezwaar tegen, dat de heer
Schüller voor de derde maal het woord voert?
De heer Wilbrink moet daartegen bezwaar maken, nu de
heer Schüller geforceerd het woord wil hebben.
De heer Wilmer heeft daartegen ook bezwaar.
De heer van Eek zegt, dat dit een schandaal is.
Het voorste], om den heer Schüller voor de derde maal
het woord te verleenen, wordt aangenomen met 20 tegen 13
stemmen.
Vóór stemmen: mevrouw de Cler—de Bruijn, de heeren
Kuipers, van Stralen, Vos, Vallentgoed, Knuttel, Kooistra,
Goslinga, Romijn, Schüller, Bergers, Simonis, Bosman, Koole,
Manders, Groeneveld, Verweij, van Eek, mevrouw Braggaar
de Does, en de heer Coster.
Tegen stemmen: de heeren van Eecke, Beekenkamp, van
Es, Wilbrink, van Tol, Meijnen, van der Reijden, Tepe,
Splinter, Donders, Wilmer, Huurman en de Reede.
De heer Schüller zegt, dat de heer Goslinga zeer handig
uit sprekers woorden een verkeerde conclusie getrokken heeft.
Spreker begrijpt heel goed, dat de Wethouder met plannen
rondloopt om binnenkort een aanslag op de positie van het
gemeentepersoneel te doen, waarbij hij dan als argument
kan gebruiken, dat volgens de sociaal-democraten het gemeente-
personeel in een dorado verkeert. Deze illusie wil spreker
den heer Goslinga oogenblikkelijk ontnemen dat heeft spreker
absoluut nooit gezegd, zoodat de heer Goslinga het later ook
niet tegen spreker kan gebruiken. Spreker heeft alleen willen
zeggen, dat zelfs na deze loonsverhooging de chef van dezen
ophaaldienst, waar de geheele dienst op drijft, toch nog maar
35.per week verdient; welke Rijks- of gemeenteambtenaar,
die verantwoordelijk is voor zulk een dienst, heeft een dergelijk
schandalig loon? Dan zijn het direct hoofdambtenaren of refe
rendarissen met 4.000.a, 6.000.de chef wordt echter
afgescheept met 35.per week, als hij het krijgt, en de
anderen met ƒ32.50 en ƒ30.—Dit zijn dus nog lang de loonen
van het gemeentepersoneel niet.
Volgens den heer de Reede moesten de sociaal-democraten
een toontje lager zingen in verband met het dubbele inkomen
van den heer Duys; hij gebruikte wel andere bewoordingen
dan «dubbel inkomen", maar dat was toch de bedoeling wel.
Spreker begrijpt niet hoe de heer de Reede den moed heeft,
hierop te wijzen, in dezen Raad, terwijl de heer Goslinga,
Wethouder van Financiën, met 3 000.salaris, daarnaast
voorzitter van den Raad van Arbeid is, met ƒ7.000.salaris
en als spreker zich niet vergist daarnaast nog 500.pensioen
als Wethouder van Schiedam heeft; tezamen vormt dat ruim
10.000.inkomen; alle Wethouders vervullen trouwens
daarnaast nog een functie en spreker begrijpt niet hoe de
heer de Reede aanmerking durft te maken op het groote
salaris van een partijgenoot van spreker, terwijl alle Wet
houders hier dubbel salaris genieten. Spreker erkent, dat er
door sociaal-democraten dubbele salarissen genoten worden,
maar de sociaal-democraten hebben ook de koe bij de horens
gepakt, maar laat de heer de Reede alsjeblieft zijn mond
houden over de sociaal-democraten, maar naar zijn eigen
partijgenooten en geestverwanten kijken; laat hij eerst zijn
eigen straatje schoonvegen, daar ligt nog genoeg bagger op.
Volgens den heer Wilbrink deelen de sociaal-democraten
Subsidie Bclastiiigophaaldienst.
(Schüller e.a.)
de lakens uit onder het gemeentepersoneel; spreker herinnert
echter aan de Hetze, gevoerd bij de benoeming van den
adjunct-directeur der Lichtfabrieken, toen de geheele stad
ondersteboven gezet is om niet no. 1, maar no. 2 benoemd
te krijgen, die eindelijk ook benoemd is. Bij de benoeming
van ambtenaren kijken de christelijke partijen, naar de mede-
deelingen van sprekers partijgenooten uit de Commissies en
ook naar hetgeen spreker zelf heeft meegemaakt, stelselmatig
niet naar de qualiteiten der sollicitanten, maar naar geloof
en politieke richting. Tot heden toe is nog nooit een sociaal
democraat tot hoofdambtenaar benoemd. En wanneer, spreker
constateert dit met trots, de moderne vakbeweging onder het
gemeentepersoneel het grootste aantal leden heeft, dan komt
dat, doordat de moderne organisatie de christelijk georga-
niseerden uit hun organisaties gehaald heeft, doordat dezen
de oogen zijn opengegaan, dat zij door hun eigen gelools-
genooten hier in den Raad in den steek worden gelaten. Zoo
is het den laatsten tijd bij den Markt- en Havendienst aan
gestelde personeel christelijk en niet modern georganiseerd,
maar de tijd zal komen, dat ook deze brugwachters in de
moderne organisatie zullen komen; dat praatje van den heer
Wilbrink maakt niets uit; het is alleen, dat de arbeiders in
gemeentedienst bewust worden; binnenkort zal men wel
meemaken, dat de arbeiders zullen ervaren, dat zij bij hun
eigen afgevaardigden in den Raad absoluut geen steun zullen
vinden. Zij zullen weer gehoond en in den steek gelaten
worden door hun eigen geestverwanten en partijgenooten,
maar de modern georganiseerden zullen hun den wegwijzen.
De sociaal-democraten hebben nog geen enkele poging
gedaan een sociaal-democratischen hoofdambtenaar te doen
benoemen. Bij de tegenwoordige samenstelling van den Raad
zullen zij daartoe ook wel geen kans krijgen, al was hij nog
zoo bekwaam, want de katholieken, anti-revolutionnairen en
christelijk-historischen zullen daartegen wel waken.
De heer Wilmer beveelt het voorstel van Burgemeester en
Wethouders gaarne aan en kan zich met de strekking daar
van volkomen vereenigen.
Spreker zal zich in deze niet begeven op den weg, die
door vele leden is bewandeld. Hij heeft niet gestemd voor
het voorstel om den heer Schüller voor de derde maal het
woord te geven, omdat hij van oordeel is, dat het aanzien,
hetwelk de Raad in de gemeente moet hebben, niet wordt
verhoogd, wanneer over een zaak als deze uitvoerige beschou
wingen worden gehouden, die met de zaak zelf niets te
maken hebben, en omdat hij meende te kunnen voorzien,
dat de heer Schüller in derde instantie zou spreken over
vele dingen, die met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders niet de minste relatie hebben.
De heer Groeneveld zegt, dat de opmerking van den Wet
houder over het ontbreken van een voorstel tot het instellen
van een gemeentelijken ophaaldienst misschien formeel juist
is en aangezien de Wethouder hem daartoe eigenlijk dwingt,
zal spreker zulk een voorstel indienen.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel
van orde van den heer Groeneveld, luidende als volgt:
«Ondergeteekende stelt voor punt 10 van de agenda aan
te houden en Burgemeester en Wethouders te verzoeken bij
den Raad voorstellen in te dienen ten einde te komen tot
instelling van een gemeentelijken ophaaldienst van belastin
gen en schoolgeld."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Groeneveld zegt, dat hij eigenlijk niet met pleizier
zijn voorstel heelt ingediend. Immers is de opmerking, dat
deze zaak niet aan de orde is, niet juist, want er bestaat
sedert eenige jaren een gemeentelijke schoolgeldophaaldienst en
Burgemeester en Wethouders stellen thans voor die gemeente
lijke bemoeiing te doen eindigen. Daarbij komt dus ook ter
sprake het principe van het gemeentebeheer bij het ophalen
van verschillende gelden.
Een gemeentelijke belastingophaaldienst is een gemeentebe
lang. Er zijn gemeenten, waar zulk een dienst goed function-
neert en winst afwerpt, b.v. Zwolle. Ook uit een financieel
oogpunt is de instelling van een gemeentelijken ophaaldienst
dus van belang. Hieraan is de consequentie verbonden, dat
het personeel van den dienst in een betere rechtspositie komt,
hetgeen echter nog niet beteekent, dat het in een dorado zal
leven. Het zal echter dezelfde sociale voorrechten hebben als
het overige gemeentepersoneel thans heeft (o.a. vacantie,
pensioen), waarvan de waarde volgens den heer Wilbrink
niet minder dan 20% van het loon is. Het is voor spreker