MAANDAG 7
MAART 1932.
73
Tariefsherziening Openbaar Slachthuis.
(van Stralen e.a.)
dat toch uit andere plaatsen zooveel goedkooper aanbiedingen
komen, dat de firma's Tieleman en Dros en Verhoef, die
tenslotte toch zakenlieden zijn, toch naar elders gaan, waar
zij voor nog minder terecht kunnen. Is het nu niet mogelijk,
van die firma's de zekerheid te krijgen, dat zij bij tariefsver
laging hier ook zullen blijven? Anders is er niet heel veel
aanleiding tot tariefsverlaging. Op grond van een en ander
meent sprekers fractie, dat het voorstel van het College moet
worden aangenomen.
De heer van der Heijden is als mede-commissielid door den
heer Bergers nog niet overtuigd, dat tariefsverlaging voor
de slagers noodzakelijk is. De heer Bergers heeft verklaard,
mede te zullen gaan met de verlaging voor de firma Tieleman
en Dros; volgens den heer Wilmer heeft dit op de firma Verhoef
weinig invloed, maar de heer Verhoef krijgt door de voor
gestelde verlaging toch ook een voordeel van 2.000.
per jaar. Nu sprak de heer Bergers van goedkooper slachten
buiten de stad, maar hij weet ook wel, dat hij de laagste
tarieven, die er zijn, genoemd heeft en niet de hoogere. Het is
in elk geval noodzakelijk, dat de vleeschwarenfabrieken door
concurrentie gedwongen hun artikelen goedkooper moeten
leveren en dat zal blijken, wanneer deze tarieven zijn ver
laagd. Voor Leiden is deze industrie een groot belang, want
wanneer de firma Tieleman en Dros personeel moest vermin
deren of sluiten, zouden de arbeiders naar het Crisiscomité
moeten en ten laste der Gemeente komen.
De heer Goslinga geeft den heer Wilmer toe, niet op alle
details te hebben geantwoord, maar meende, dat men aan de
algemeene beschouwingen bezig was en dat de details bij de
artikelen ter sprake kwamen. Spreker heeft er evenwel geen
bezwaar tegen ook bij de algemeene beschouwingen op de
details in te gaan.
Volgens den heer Wilmer heeft spreker met geen woord
over de bezwaren van den heer Verhoef gesproken, maar dit
adres heeft bij de stukken gelegen, met een beschouwing van
den Directeur van het Slachthuis over dit adres en een brief
van de Commissie voor het Slachthuis; aan wat de heer
Verhoef vraagt, is dus wel terdege aandacht gewijd, evenals
aan zijn belangen. Wat betreft het feit, dat de heer Verhoef
niet door den Directeur zou zijn ontvangen, deze heeft spreker
verklaard, dat hij den heer Verhoef reeds een oneindig aantal
keeren heeft ontvangen.
De Directeur heeft aldoor met den heer Verhoef gesproken,
die altijd klant van het Slachthuis is geweest, maar met
Kerstmis om voor spreker onbekende redenen als klant is
verdwenen. Spreker is niet in de gelegenheid geweest de
Commissie voor het Slachthuis te hooien over het geheel
nieuwe adres en tarief van den heer Verhoef. Het adres is
eerst dezen middag om 12.15 binnengekomen. Spreker sluit
zich te dien aanzien aan bij het betoog van den heer Wilbrink
en gelooft de meening van het geheele College te vertolken,
indien hij ontraadt op dit adres in te gaan, dat het onder
scheid opheft tusschen middel- en grootbedrijf. Terwijl het
gedifferentieerde tarief van het voorstel van Burgemeester en
Wethouders er vooral op gericht is het grootbedrijf in de
gemeente te houden, worden in het adres van den heer
Verhoef den middelbedrijven meer voordeelen bezorgd dan
reeds door het voorstel van Burgemeester en Wethouders
worden verkregen.
Het vermoeden van den heer Wilmer, dat geen enkele
poging is gedaan om den heer Vei hoef als klant te behouden,
is dus in het geheel niek juist.
De heer Wilmer heeft bedoeld, dat er geen samenspreking
en geen overleg met de directie van het Slachthuis heeft plaats
gehad.
De heer Goslinga zegt, dat de directie volkomen op de
hoogte was van de verlangens van den heer Verhoef. Men
kan echter niet aan hot praten blijven. De heer Verhoef zendt
telkens nieuwe adressen; hij blijkt zelfs zoo slecht te weten,
wat hij eigenlijk wil, dat hij zijn adres van drie weken ge
leden heeft ingetrokken en een nieuw adres heeft ingediend.
Er is wel degelijk aandacht geschonken aan de belangen van
den heer Verhoef en spreker hoopt dan ook, dat bij als klant
zal terugkomen. Volgens het nieuwe tarief zal hij 4700.—
moeten betalen, hetgeen voor hem een verlaging van be-
teekent.
Volgens den heer Wilmer, die erkend heeft, dat het tarief
zakelijk is, zou de schaduwkant er van zijn, dat de mogelijk
heid van verlaging van de tarieven in de toekomst er door
wordt verminderd.
De tarieven zijn echter in het allerjongste verleden reeds
aanzienlijk verlaagd. De verlaging waartoe in 1927 is besloten,
Tariefsherziening Openhaar Slachthuis.
(Goslinga e.a.)
heeft voor de slagers in de jaren 1928 tot en met 1931 een
voordeel van 19.000.per jaar gebracht. Dat voordeel blijft
ook in de toekomst bestaan, zoodat het zeer begrijpelijk is,
dat men in deze tijdsomstandigheden geen voorstel doet tot
verlaging van de slagerstarieven.
Indien de gemeente door haar tarieven de groote vleesch
warenfabrieken als klant zou verliezen, zouden de slagers
tarieven naar het oordeel van de Directie en de Commissie
voor het Slachthuis weer verhoogd moeten worden.
Het verwijt van den heer Bergers, dat spreker niet tegen
zijn verlies kan, is onjuist; hij kan er best tegen, maar zou
het buitengewoon betreuren, indien de Raad een beslissing
zou nemen op onjuiste voorstellingen. Men dient goed te
weten, voor of tegen wat men stemt.
Indien de heer Bergers als grondslag voor zijn betoog, dat
de slagerstarieven verlaagd kunnen worden, de grootere ont
vangst van 26.000.van 1931 neemt, is zijn redeneering
totaal onjuist. Moet men, omdat men over een jaar een winst
van 26.000.— heeft gehad, voor altijd 13.000.per jaar
prijsgeven. Het zou zijn, alsof de gemeente met het geld ver
legen zat, terwijl er toch geen betere plaats is, waarheen men
het geld in Leiden brengen kan dan de gemeentekas.
Als rechtgeaard Raadslid diende de heer Bergers zich er
over te verblijden, dat het slachthuis door allerlei omstandig
heden over 1931 een voordeel heeft gehad, maar thans doet
hij alle mogelijke moeite het geld weer direct weg te dragen.
Dat vindt spreker geen redeneering; dat volgt er toch niet
uit, omdat men nu een goed jaar heeft gehad. Wat de heer
Coster zeide over den heer Verhoef is niet juist; wanneer hij
meent, dat aan de bezwaren van den heer Verhoef geen aan
dacht is gewijd, dan heeft de heer Coster de stukken niet
gelezen.
De heer Costcr bedoelde: in het betoog van den Wethouder.
De heer Goslinga zegt, dat daaraan de schriftelijke stukken
toch ten grondslag liggen. Spreker heeft geen inzage gehad
van de boeken van de firma Tieleman en Dros en wil die
niet hebben ook. Het is evenwel den Directeur van het Slacht
huis bekend, en ook door de Kamer van Koophandel mede
gedeeld, dat de tarieven te hoog zijn om Tieleman en Dros
in de gelegenheid te stellen om met elders gevestigde vleesch
warenfabrieken te concurreeren dat onderzoek is al geruimen
tijd geleden ingesteld; daarvan heeft hij zeer veel werk ge
maakt en op dat rapport van dien hoogst deskundigen ambte
naar is spreker afgegaan.
De heer Knuttel vindt het een verkapt subsidie uit de ge
meentekas aan Tieleman en Dros, vreest dat althans; dat vindt
spreker toch wel heel sterk; de heer Knuttel moet zich dat
toch uit het hoofd zetten; dat is het niet, De heer Knuttel
is toch in zijn hart vóór overheidsbedrijf en dan moet hij toch
kunnen hebben, dat dit zakelijk optreedt om een grooten klant
te behouden en zich niet maar in het hoekje laat drukken
waar de slagen vallen en zich laat afmaken; dan is het ten
doode opgeschreven.
De heer van Stralen wilde, dat de firma Tieleman en Dros
zich zou verbinden om niet buiten de stad te slachten; hij is
blijkbaar bevreesd, dat ondanks de sterke tariefsverlaging de
concurrentie van elders nog wel eens zoo groot zou kunnen
zijn, dat die firma toch wegging. Dit is een krachtig pleidooi
vóór het voorstel van het College, want als die kans al bestaat
bij het lage tarief, hoe groot is zij dan niet bij het tegen
woordige? Dit denkbeeld is eenige dagen tevoren ter sprekers
kennis gebracht;spreker heeft daarover nagedacht en dit be
sproken in het College en met den Directeur van het Slacht
huis, maar heeft daarover geen commissie-vergadering kunnen
beleggen. Het denkbeeld, dat de firma zich tegenover deze
verlaging verbindt, is staatsrechtelijk onmogelijk, want dan
zou de overheid zich ook moeten verbinden, het tarief op dit
peil te houden en dat kan zij niet doen; de Lichtfabrieken
kunnen wel een contract afsluiten om tegen een zekeren prijs
te leveren, met minimum-afname, maar de overheid kan dat niet
doeri. Als de gemeente van Tieleman en Dros eischte, niet
buiten Leiden te slachten, zou die firma daartegenover een
verbintenis eischen en dat kan de gemeente niet doen; dit
tarief wordt vastgesteld krachtens publiek recht, niet door
het slachthuis, zooals de heer van Eek nu zegt; het is een
publiek tarief, dat voor ieder geldt; dat is het principe van
een gemeentebedrijf en is ook in overeenstemming met de
positie der overheid tegenover een dergelijke firma; de ge
meente bewijst die firma geen gunsten; het College meent dit
te moeten doen in het welbegrepen belang der gemeente;
gaat de firma toch weg. dan zal het tarief misschien nog eens
verlaagd moeten worden. Spreker weet niet of dit zal gebeuren
hij hoopt van niet, maar hij heeft de stellige overtuiging, dat
de firma Tieleman en Dros door deze tariefsverlaging tevreden-