MAANDAG 7 MAART 1932. 69 Tariefsherziening Openbaar Slachthuis. (Bergers.) consument is, dat ook met deze verlaging de algemeene onkosten, welke op het slagersbedrijfsturen, verlaagd worden. Hiernaar te streven is plicht voor het slagersbedrijf en voor deel voor den consument." Het doel van sprekers amendementen is inderdaad een ver laging van de algemeene onkosten te verkrijgen. Verder leest men: »Het is een overbekend feit, dat de uitvoering der sociale wetten nu eenmaal ook met hun financieele gevolgen op het slagersbedrijf een last werpen. Vooral is zulks het geval met de uitvoering der Vleeschkeuringswet, welke zware eischen stelt aan slagerijen en werkplaatsen." De eischen, die genoemde wet stelt ten aanzien van de hygiëne (o.a. dat de wanden met tegels zijn bedekt), kosten veel geld, zoodat, wanneer de gelegenheid zich voordoet om verlaging van de slachttarieven te verkrijgen, men zorgen moet er bij te zijn om ook een klein gedeelte te ontvangen van de winst, die anders in de gemeentekas vloeit. Ook leest men: »üe slager heeft er dus wel degelijk belang bij, indien ook de Overheid hem hierin ter zijde staat, door de diensten, welke uit een oogpunt van volksgezondheid door deze worden gepresteerd, niet als belastingsobject te beschouwen. Waar zou het naar toe gaan, indien dit stelsel eens consequent werd doorgevoerd en ook de openbare veiligheid, gemeente lijke reinigingsdienst, ontsmettingsdienst, brandweer, enz. een winst moest opleveren? Dit zijn toch ook diensten, welke de Overheid in het belang der samenleving presteert. Waarom moet de Vleeschkeuringswet hierop een uitzondering maken Zeker omdat deze zoo gemakkelijk als winstobject kan worden gebruikt. Aan de hand dezer wet kan men nu eenmaal een groep middenstanders dwingen tot een gecentraliseerde uitoefening van het bedrijf. Men heeft ze op een plaats gemakkelijk in de hand en het is een klein kunstje ze tusschen de belasting- schroef te jagen. Het groote verschil wat er ligt in de heffing van winst uit de bedrijven als gas, water, electriciteit, enz., is wel het al of niet verplicht gebruik maken van deze overheidsdiensten. Niemand kan men verplichten gebruik te maken van gas, electriciteit of water. Doch met den Vleeschkeuringsdienst is dit echter een ander geval. Met de Wet dwingt de Overheid hiervan gebruik te maken, dus ook bij te dragen in de winst. Hier l'gt juist het kardinale punt. De Overheid toch heeft verplicht aan een bepaalde groep van burgers van den Vleeschkeuringsdienst gebruik te maken, waarvan de betrokken gemeenten zoodanig profijt trekken, dat de slagers moeten zorgen voor een flinke winst, getrokken uit dezen dienst." Spreker vestigt er de aandacht op, dat in zijn amendementen de tarieven voor kalfsvleesch ook zullen worden verlaagd. Men heeft, de laatste dagen in de couranten kunnen lezen, dat er bij den invoer van kalfsvleesch nogal eens gezondigd wordt, doordat men het niet laat keuren; goed beschouwd is dit eigenlijk de schuld van de gemeente; voor een paar gulden koopen die menschen een kalfje en verdienen er een paar kwartjes aan en moeten daarvoor bij nacht en ontij in de weer zijn; daarbij kunnen zij niet r.og ƒ1.slaehtloon betalen. Spreker raadt dus aanneming van zijn amendement aan; hij vindt dit verschrikkelijk voor die menschen. Het vloekt met de rechtvaardigheid en is daarmede in strijd, dat een vleeschwarenfabrikant, die hierop groote winsten maakt, per kalf, 30 pond vleesch, betaalt ƒ0.15, en zoo'n arme drommel, de armsten van de armsten, ƒ1.Spreker komt daartegen met alle kracht op; dit is een volksvoedselspreker zit in de Raadszaal, anders zou hij nog veel krachtiger woorden ge bruiken; het vloekt met de rechtvaardigheid, het is veel te veel. Die menschen mogen dat niet doen en moeten de wet eerbiedigen; spreker zal de laatste zijn om hen daartoe aan te sporen, maar spreker kan zich voorstellen, vooral nu in dezen tijd voor hen als handelaren in lompen en oud ijzer niets te verdienen is, dat zij om nog een sneê brood te ver dienen, het keurloon van ƒ1.en den accijns van ƒ0.30 trachten te ontduiken, om den honger te ontgaan. Waar de Raad nu voldoende tijd heeft gehad om spreekers amende menten te bestudeeren, hoopt spreker dat deze zullen worden aangenomen en dat de Raad niet zal terugschrikken voor een winstderving van ƒ5.000.voor de vleeschwarenfabrikanten, die den slagers ten goede zal komen. Aanneming van deze amendementen is nog in het voordeel van de gemeente; dooi den Hoogen Raad is nu uitgemaakt, dat geconserveerde vleeschwaren bij invoer niet meer ter keuring behoeven te worden aangeboden. Het is ten slotte een klein kunstje, om varkens te doen slachten in een gemeente, waar dit goedkoop is, en om daar het spek, a deel van het geheel, schouders, Tariefsherziening Openhaar Slachthuis. (Bergers e.a.) kop en pooten in te zouten; dan kost invoer niets; men voert dan alleen in 2 hammetjes en 2 ribbetjes; dan betaalt men ƒ0.50 of ƒ0.60 in plaats van 4.75. Spreker beveelt dus in het belang van de gemeente zijn amendementen aan; de slagers hebben er het volste recht op. De heer Coster vraagt, waaruit eigenlijk de juistheid blijkt van de mededeeling van deri Wethouder in de vorige ver gadering, dat het bestaan van de firma Tieleman en Dros wordt bedreigd. Heeft de firma zelf dat gezegd, of heeft de Wethouder inzage van haar boeken gehad? Ook zeide de Wethouder, dat volgens den Directeur van het Slachthuis een slager aan een koe een koe en aan een kalf een kalf verdient. Nu zijn er wel menschen, die de winst van anderen beter kunnen berekenen dan van zich zelf, maar toch betwijfelt spreker het, of die opmerking inderdaad juist is. Wanneer de gemeente het geld niet kan missen, moet men de tarieven niet verlagen, maar uit de winst van het Slachthuis blijkt, dat die verlaging wel kan plaats hebben en daarom hebben de slagers uit een oogpunt van billijkheid even goed als de vleeschwarenfabrikanten recht op verlaging van de tarieven. Spreker steunt daarom de amendementen van den heer Bergers. Mocht de Raad deze amendementen verwerpen, dan zullen de slagers zwaarder belast blijven dan de vleeschwarenfabrikanten. Spreker heeft in het betoog van den Wethouder opmerkin gen over het adres van Verhoef gemist. Js dat hieruit te verklaren, dat het bedrijf van Verhoef een klein bedrijf is, althans niet zoo groot als dat van de fa. Tieleman en Dros? De heer Goslinga sluit zich aan bij den dank, die door den heer Bergers is gebracht aan de leden, die tot het uitstel van de behandeling van dit voorstel in de vorige vergadering hebben medegewerkt. Aanvankelijk was spreker over dat uitstel min of meer verstoord, maar die verstoordheid heeft plaats gemaakt voor dankbaarheid, doordat het uitstel de gelegenheid bood de financieele gevolgen van de aanneming van de amendementen-Bergers nog eens goed na te gaan. I'e vorige maal had spreker geen juist inzicht in de finan cieele gevolgen; de oorzaak daarvan laat spreker in het midden. Vermoedelijk doordat de financieele uitkomsten door de ambtenaren wat haastig waren berekend, heelt spreker aan vankelijk gemeend, dat de amendementen 8600.— zouden kosten (ƒ5600.van de tarieven van de vleeschwarenfabrikanten en 3000.van de gemeente). Bij de beschouwing van de amendementen a tête reposée bleek hetgeen de heer Bergers had voorgesteld veel erger te zijn. Het kost aan de vleesch warenfabrikanten 5000.maar het zal aan de gemeente 8.300.kosten, welk bedrag de slagers minder zullen betalen. Men dient de reden van deze voorgestelde tariefsverlaging niet uit het oog te verliezen. De gemeente kan het geld eigenlijk niet missen, maar Burgemeester en Wethouders zijn met hun voorstel gekomen, omdat het ter wille van de concurrentiemogelijkheid voor de vleeschwarenfabrikanten noodzakelijk is de voorgestelde tariefsverlaging in te voeren. Is men van die noodzakelijkheid niet overtuigd, dan moet men tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. Wanneer men echter meent het advies van de commissie van het Slachthuis niet te moeten opvolgen, is er nog geen enkele reden om voor de amendementen-Bergers te stemmen, want daarin wordt eigenlijk voor drie vierden aan Burgemeester en Wethouders gelijk gegeven. De heer Bergers wil n.l. den vleeschwarenfabrikanten een verlaging van 17.000,(d. i. 5.000,minder dan Burgemeester en Wethouders voorstellen) geven. Indien dit nu werd ingegeven door liefde voor de gemeente kas, door de overweging: de gemeente kan het niet missen, dan zou het nog tot daaraan toe zijn. De heer Bergers pikt dit echter in voor de slagers en bovendien nog 8000. meer. Daartegen moet spreker ernstig waarschuwen; daar voor is geen enkele reden. Spreker is buiten dezen Raad aangevallen om de door hem in de vorige Raadszitting gebezigde uitdrukking: de slagers verdienen een koe aan een koe en een kalf aan een kalf. De heer Stuurman, daarnaar gevraagd, hield dit niet vol, doch zeide, dat dit wel eens gebeurd is, maar dat men dit over 1931 in het algemeen niet mag zeggen. Aangezien sprekers zegsman dit terugneemt, neemt spreker het ook terug, maar hij houdt vol, dat 1931 voor de slagers een behoorlijk jaar is geweest. De heer Bergers zegt nu: voor het Slachthuis ook, maar dat is nu niet in het geding. Het gaat er om, of de slagers op het oogenblik door de tarieven van het Slachthuis in hun bestaansmogelijkheid bedreigd worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 11