22
door den Gemeente-ontvanger tegen kwitantie rechtstreeks
aan de Rijksbelasting-administratie, na telkens vooraf be
komen schriftelijke machtiging van het bestuur dervereeni
ging, welke machtiging voor „fiat betaling" tevens moet zijn
voorzien van de handteekening van den Burgemeester of van
een Wethouder of van een daartoe aangewezen ambtenaar
van de afdeeling Financiën der Gemeente-Secretarie. Van
elke afdracht van gelden geeft de Gemeente-ontvanger on
middellijk kennis aan het bestuur der vereeniging;
6°. de gemeente vergoedt over het saldo der door den
Gemeente-ontvanger te houden rekening van stortingen en
afdrachten van voor het Rijk geïnde belastinggelden een
door Burgemeester en Wethouders te bepalen rente;
7°. het bestuur moet in acht nemen de regelen, die door
Burgemeester en Wethouders ter uitvoering van bovenstaande
voorschriften worden vastgesteld ten aanzien van het op
halen der gelden bij de belastingschiüdigen, de storting der
gelden bij den Gemeente-ontvanger, of de boekhouding en
administratie
8°. het bestuur der vereeniging is verplicht aan Burge
meester en Wethouders of aan een door hen aangewezen
commissie of afzonderlijk persoon alle gevraagde inlichtingen
te verschaffen, alsmede, zoo dit verlangd wordt, inzage, af
schriften of uittreksels te verstrekken van de boeken en
bescheiden der vereeniging;
9°. de benoeming en de bezoldiging van het personeel van
den Ophaaldienst, alsmede de instructiën van dat personeel
behoeven de voorafgaande goedkeuring van Burgemeester
en Wethouders;
10°. het in art. 7 der statuten vermelde waarborgfonds
strekt in de eerste plaats tot teruggave van hetgeen de
gemeente tengevolge van de verleende garantie ten behoeve
van de vereeniging mocht hebben betaald;
11°. een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen
persoon heeft als gedelegeerd lid zitting in het bestuur der
vereeniging
12°. indien een of meer der gestelde voorwaarden niet wordt
nagekomen kan de gemeente de garantie en de subsidie,
onverminderd het overigens omtrent den duur daarvan be
paalde, onmiddellijk doen eindigen;
13°. de statuten en het huishoudelijk reglement mogen
niet in strijd zijn met deze bepalingen. Wijzigingen in de
statuten of in het huishoudelijk reglement aan te brengen,
zijn aan de voorafgaande goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders onderworpen
II. aan de vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst als
uitkeering in eens te verstrekken een bedrag, gelijk aan het
nadeelig saldo van de door Burgemeester en Wethouders
goedgekeurde exploitatie-rekeningen over 1930 en 1931, echter
tot een maximum-bedrag van 800.voor beide jaren
tezamen.
III. ten behoeve van de meerdere subsidie over 1932 en
de bedoelde uitkeering in eens, vast te stellen de hierbij
overgelegde begrootingsstaten, dienst 1931, groot ƒ800.
en dienst 1932, groot ƒ700.Voor meerdere subsidie in
1932 behoeft de desbetreffende post slechts met 700 te
worden verhoogd, aangezien reeds op een bedrag van
2.000.werd gerekend en volgens de begrooting van den
Ophaaldienst een totaal bedrag van 2.700.wordt ver-
eischt. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, dienst 1931,
is nog ƒ7.567.37 beschikbaar. Van den post voor Onvoorziene
Uitgaven, dienst 1932, welke bij de vaststelling van de begroo
ting werd uitgetrokken op 78.780.is reeds afgeschreven
10.400.(Ingek. Stukken nis. 17 en 18), zoodat thans
nog 68.380.beschikbaar is.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 54. Leiden, 25 Februari 1932.
Bij haar schrijven van 12 Juli 1929 deelde de Commissie
van Beheer over de gestichten Endegeest, Voorgeest en
Rhijngeest ons mede, dat het gedeelte van het hoofdgebouw
van het gesticht Endegeest, dat behalve voor de godsdienst
oefeningen ook voor recreatiezaal voor de patiënten en het
personeel wordt gebruikt, door toeneming van de gestichts
bevolking te klein was geworden, terwijl er voorts behoefte
bestond aan een behoorlijke rijwielbergplaats.
Teneinde te overwegen, of hierin zonder al te hooge kosten
verbetering ware te brengen, verzocht de Commissie ons
den Directeur van Gemeentewerken uit te noodigen om in
overleg met den Geneesheer-Directeur een plan voor den
bouw van een nieuwe recreatiezaal en rijwielbergplaats op
te maken.
Gevolg gevend aan dit verzoek, droegen wij op 18 Juli
1929 den Directeur van Gemeentewerken op genoemde
Commissie hierin van voorlichting te dienen. Het gevolg
hiervan was, dat bij brief van 12 Augustus 1931 de voor
melde Commissie ons een schetsplan van een nieuw recreatie
gebouw met kostenberekening toezond en daarbij een zeer
uitvoerige toelichting gaf, om welke redenen de bestaande
toestand niet langer voort kon duren.
Zij stelde ons voor bij Uwe Vergadering een voorstel in
te dienen tot den bouw en inrichting van een recreatiezaal
en rijwielbergplaats c.a. overeenkomstig het voormelde
schetsplan.
De kosten volgens dit plan bedroegen voor den bouw
120.000.en voor de inrichting 15.000.in totaal
derhalve 135.000.welk bedrag door verschillende bezui
nigingen met 7.000.kon worden verminderd, zoodat in
totaal benoodigd zou zijn 128.000.
Door de wisseling in ons College kon deze aangelegenheid
niet direct in behandeling komen en bleef dientengevolge
eenige maanden rusten.
Toen het voorstel bij ons College in October 1931 ter
tafel kwam, meenden wij, dat om financiëele redenen onzer
zijds niet aan de verdere tenuitvoerlegging van het ons
voorgelegde plan mocht worden medegewerkt en nam de
Wethouder van Fabricage op zich met den Directeur van
Gemeentewerken te overleggen, of niet belangrijke bezuini
ging mogelijk was.
Niettegenstaande een nader onderzoek en het aanbrengen
van verschillende wijzigingen tot resultaat hadden, dat de
raming met een bedrag van 18.000.kon worden verlaagd,
meende ons College, dat het ook toen nog niet verantwoord
was aan deze plannen zijn goedkeuring te hechten.
Wij besloten op grond hiervan de plannen wederom in
handen te stellen van de Commissie van Beheer met ver
zoek te overwegen, of niet een nog goedkoopere oplossing
zou zijn te verkrijgen.
Bij haar schrijven van 2 Februari 1932 deelde de Com
missie ons mede, dat een nader overleg met den Dienst
van Gemeentewerken tot het zeer voldoening gevend resultaat
had geleid, dat een nieuw schetsplan kon worden overgelegd
van een gebouw, beantwoordende aan de eischen, die moeten
worden gesteld, en waarvan de kosten werden geraamd op
83.000.—.
Ons College was van meening, dat thans in redelijkheid
niet meer op een nog verder gaande bezuiniging mocht
worden aangedrongen en diende dus thans te onderzoeken, of
het er toe kon overgaan een voorstel tot den bouw van
een recreatiezaal bij Uwe Vergadering aanhangig te maken.
Met de Commissie van Beheer zijn wij van meening, dat
er inderdaad behoefte aan het voorgestelde gebouw bestaat.
Het tegenwoordige lokaal toch, dat gebruikt wordt voorde
godsdienstoefeningen van de Prot. en de R.K. patiënten,
verder dienst doet als Collegezaal voor den Hoogleeraar in
de Psychiatrie en tenslotte bestemd is voor recreatiezaal,
is ongetwijfeld in den loop der jaren te klein geworden,
zoowel door de uitbreiding van de gestichtsbevolking als door
de toeneming van het aantal medische studenten.
Door verbouwing van de bestaande zaal is geen oplossing
te vinden, daar zij aan twee zijden is ingesloten.
De Commissie heeft het bovenstaande in haar bij de
stukken overgelegd schrijven van 12 Augustus 1931 zeer
uitvoerig toegelicht en wij meenen, dat een herhaling daar
van op deze plaats niet noodig is.
Wij deelen voorts de meening van de Commissie, dat het
gewenscht is bij eventueelen nieuwbouw tevens te voorzien
in een behoorlijke rijwielbergplaats, zoomede een portiers
loge en kunnen ons uit dien hoofde derhalve geheel met de
zienswijze en de plannen van de Commissie vereenigen.
Ook zijn wij van oordeel, dat het door den Dienst van
Gemeentewerken ingediende schetsplan met kostenberekening
van 18 Januari 1932 op gelukkige wijze voorziet in de eischen,
die aan een dergelijk gebouw moeten worden gesteld. Gelijk
soortige inrichtingen, waarmede het gesticht Endegeest
gelijken tred heeft te houden, bezitten een dergelijk ontspan
ningsgebouw reeds en het zou niet van goed inzicht getuigen in
dezen voor onze gestichten niet met den eisch des tijds
mede te gaan. Dit klemt voor Endegeest nog te meer, nu
een dergelijke zaal tevens dienstbaar wordt gemaakt aan
het onderwijs ten behoeve van de Universiteit.
Waar ten slotte het aanwijzen van de benoodigde middelen
niet op groote moeilijkheden stuit, aangezien de Commissie
in overweging geeft de financiering van dezen nieuwbouw
te doen plaats vinden uit het afschrijvings- en vernieuwings
fonds der gestichten, dat hiervoor toereikend is, geven wij
Uwe Vergadering onder verwijzing naar de in de Leeskamer
ter visie gelegde stukken en onder mededeeling, dat de
oprichting van het gebouw ook nog de toestemming van
den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw be
hoeft, in overweging de Commissie van Beheer over de
gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest te machtigen
over te gaan tot den bouw en de inrichting van een recreatie-