32 MAANDAG 25 JANUARI 1932. Gemeentebegrooting. (Groeneveld e.a.) de heffing van opcenten op de hoofdsom der gemeentefonds belasting te Leiden en de verordening regelende de invor dering van de opcenten op de hoofdsom der gemeentefonds belasting te Leiden, zooals deze verordeningen zijn vastgesteld bij Raadsbesluit van 12 Januari 1931. De geheele begrooting van den gewonen dienst in ontvang en uitgaaf' tot een bedrag van ƒ8.427.294.— wordt vervolgens zonder hootdelijke stemming vastgesteld. De heer Groeneveld vraagt het woord over de eerste nota van wijzigingen in de ontwerp-begrooting 1932. De Voorzitter zegt, dat die bij de artikelen is behandeld en al de desbetreffende artikelen zijn behandeld en aange nomen. De beer Groeneveld vraagt of hij er het woord nog over kan krijgen. De Voorzitter antwoordt in ontkennenden zin. De uitgaafposten van den kapitaaldienst, volgnrs. 812 tot en met 911, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr. 755 van de ontvangsten van den Kapitaaldienst wordt verhoogd met 1.400.— ter overboeking van den ge wonen dienst, ten einde de verbouwing van »de Lakenhal", in plaats van uit geldleening, uit den gewonen dienst, ver deeld over een tijdvak van 5 jaren, te betalen. De ontvangposten van den kapitaaldienst, de volgnrs. 699 tot en met 811, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De heer van Eek wenscht de stem te motiveeren, welke zijn fractie over de begrooting in haar geheel zal uitbrengen. Toen deze begrooting als ontwerp door Burgemeester en Wethouders werd ingediend, had de sociaal-democratische fractie er groote bezwaren tegen, omdat zij naar haar meening niet in overeenstemming was met de tijdsomstandigheden, en het spreekt van zelf, dat zij tijdens de behandeling niet is gewijzigd overeenkomstig de werischen van de sociaal democraten, omdat al hun voorstellen, welke gingen in de richting van uitbreiding van overheidsbemoeiing, van krachtig optreden ter bestrijding van de werkloosheid en van hoogere belastingheffing van de gegoeden, zijn verworpen. De bezwaren van de sociaal-democraten tegen deze be grooting zijn dus in het algemeen blijven bestaan, hetgeen echter niet wegneemt, dat zij toch hun stem er niet aan zullen onthouden, omdat verwerping van de begrooting naar hun meening beteekent de onmogelijkheid voor Burgemeester en Wethouders om overeenkomstig de beginselen en voor schriften, in de begrooting neergelegd, de gemeente te be sturen. Zoolang de sociaal-democraten niet in staat zijn een andere begrooting vast te stellen, ligt het niet op hun weg de gemeente onbestuurbaar te maken. Spreker wil nu nog iets zeggen over de wijze van behan deling van deze begrooting, want daartegen heeft zijn fractie zeer ernstig bezwaar. Let men op plaatsen van gelijke grootte als Leiden, dan wordt hier in het algemeen niet lang gedaan over de behandeling van de begrooting. Dit is geen nadeel, als de Raadsleden voldoende gelegenheid krijgen om alles wat zij meenen te moeten zeggen in het midden te brengen, maar het lijkt spreker niet gewenscht. om de gewoonte van de laatste jaren te volgen, dat Burgemeester en Wethouders er op rekenen, dat de begrooting in één week wordt, afge handeld en als er weinig kans op is, dat dit gelukt, met een geforceerde zitting op Vrijdag toch probeeren hun doel te bereiken. Dezen keer is dat niet gelukt en toen is de be grooting verder bij stukjes en beetjes behandeld moeten worden. Telkens wanneer een Raadsvergadering werd uitgeschreven, probeerde het College de behandeling der begrooting weer een eindje verder te doen opschuiven; dat acht spreker toch wel zeer ongewenscht. De begrooting moet achter elkaar worden afgehandeldwanneer het bij stukjes en beetjes gebeurt, verdwijnt de belangstelling; het verband ontbreekt en daarom dringt spreker er bij het College op aan, bij de vaststelling van een tijd voor de behandeling van de volgende begrooting, el* op te rekenen, (fat zoo noodig de behandeling ook in een volgende week kan worden voortgezet. De Raad is volgens de wet nu eenmaal het College, dat aan het hoofd der ge meente staat; de Raad is dus het belangrijkste College in de Gemeentebegrooting. (van Eek e.a.) gemeente en wanneer hij moet overwegen en beslissen inzake de wijze, waarop de gemeente het volgende jaar zal worden bestuurd, dan moet het College daarvoor den noodigen tijd beschikbaar stellen. Spreker begrijpt zeer goed, dat het voor de Wethouders zeer lastig is om langer dan een week hun tijd grootendeels in beslag genomen te zien door het begrootings- werk, waaronder de andere zaken lijden; hij is er ook geen voorstander van, de behandeling der begrooting langer te rekken dan noodig is. De hier gevolgde methode, om zooveel mogelijk alles te behandelen bij de algemeene beschouwingen, maakt trouwens, dat in het algemeen de behandeling van de begrooting hier niet te lang behoeft te duren. Voor dat be langrijke werk, het belangrijkste, dat de Raad te doen heelt, moet de tijd echter beschikbaar worden gesteld; het College moet een dergelijk tijdstip kiezen, dat zoo noodig de begrooting in twee weken kan worden behandeld. Het belang der zaak en ook de wijze, waarop de begrooting behandeld wordt, eischen dit. De heer Wilmer sluit zich bij den heer van Eek aan en acht het wenschelijk, dat de begrooting een volgende keer niet meer bij stukjes en brokjes wordt behandeld, maar achter eenvolgens, maar verschilt met den heer van Eek, waar deze als middel daartoe aangeeft om voortaan daarvoor meer dan één week beschikbaar te stellen. Spreker zou dat middel alleen willen toepassen in uiterste instantie, maar spreekt het vertrouwen uit, dat het niet in practijk behoeft te worden gebracht, dat partijen elkaar alsnog zullen weten te vinden, om de bespreking der begrooting wat te verkorten, zonder dat dit aan de degelijkheid van die bespreking eenige schade doet, door den spreektijd op de een of andere wijze te rant soeneeren. Spreker acht dat zeer goed mogelijk. De begrooting kan heel degelijk behandeld worden, terwijl er minder tijd aan wordt besteed, wanneer men den spreektijd maar be perkt. Zonder dat zal iemand een paar uur praten, zonder met opzet lang te praten, zonder voor zich zelf overtuigd te zijn, dat hij langer praat dan noodzakelijk is, maar bij rantsoeneering zal hij hetzelfcL* in veel korteren tijd moeten zeggen, b.v. een uur dan zal hij zelf ondervinden, dat dat ook wel gaat; spreker heeft dat zelf ook wel eens ondervonden. Wanneer men daartoe een maal wordt gedrongen, kan men de zaak iri korteren tijd ook heel goed en fundamenteel bespreken. Daardoor wordt geen enkel gemeentebelang geschaad. Spreker geeft volkomen toe, dat de behandeling der begrooting belangrijk is, maar al die breedvoerige besprekingen daarbij zijn toch, gezien vanuit het gemeentebelang, hoe dan ook, niet zoo belangrijk, dat zij niet zullen kunnen worden ingekort. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders in stemmen met de opmerking, door de heeren Wilmer en van Eek gemaakt, dat het hoogst ongewenscht is, dat de begrooting wordt behandeld zooals ditmaal is geschied, dat er eerst een week aan wordt besteed en nadien drie ver gaderingen noodig zijn in een tijdruimte van 14 dagen om de begrooting onder dak te krijgen. Het College vindt dat hierom onaangenaam, omdat het zich, evenals de ambtenaren, veel moeite heeft gegeven om de begrooting vroeg in te dienen. Het was een teleurstelling, dat de behandeling niet afliep in den daarvoor gestelden tijd van een week, eri ten einde de zaken van de gemeente niet te veel in de war te laten loopen, morst men zijn toevlucht nemen tot de thans gevolgde methode. Hetgeen de heeren hebben gezegd is een voorproefje van een bespreking, welke naar het oordeel van spreker weleens over deze kwestie mocht plaats hebben, waarvoor zich een ongezochte gelegenheid zal voordoen, wanneer het Reglement van Orde aan een herziening zal worden onderworpen, wat zal moeten gebeuren, voordat de volgende begrooting in zee gaat. Dan kunnen de behandeling van de begrooting, de tijden voor de bespreking van de verschillende hoofdstukken en de rantsoeneering van den spreektijd ter sprake gebracht worden. Dit debat behoeft, naar spreker meent, niet te worden voortgezet. Het kan gevoeglijk worden verschoven naar een speciaal daarvoor gekozen oogenblik, wanneer al de Raads leden zich nader zullen hebben beraden, op welke wijze zij denken, dat een degelijke en toch zoo kort mogelijke be handeling van de begrooting is te verkrijgen. Spreker kan geen toezegging doen omtrent den zin, in welken het College voorstellen zal doen, maar wel kan hij toezeggen, dat de zaak aan de orde zal worden gesteld. De geheele begrooting van den kapitaaldienst, in ontvang tot een bedrag van 5.700.825.— en in uitgaaf tot een bedrag van 5.440.487.wordt tenslotte zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 16