30
MAANDAG 25
JANUARI 1932.
Gemeentebegrootingverpaeliting baggerwerk.
(Groeneveld e.a.)
Is er geen werk in het particulier bedrijf, dan worden de
tnenschen onmiddellijk ontslagen en is het weer de gemeentekas,
die helpen moet. Zoo moet de gemeente het reserve-leger
van arbeiders voor het particulier bedrijf in het leven houden.
Om die verschillende redenen exploiteert de gemeente
weieens wat duurder dan een particulier, maar spreker kan
dat niet zoo verkeerd vinden. Bovendien staat voor spreker
niet vast, dat het altijd het geval is. Door zijn fractie is
weieens met bewijzen aangetoond, dat het overheidsbeheer
niet zoo slecht is. Sprekers partijgenoot Drees, Wethouder
in den Haag, heeft in een brochure met tal van feiten de
superioriteit van het overheidsbedrijf aangetoond en de voor-
deelen, daaraan verbonden, uiteengezet, terwijl de tegen
standers nog nooit hebben beproefd de onjuistheid van dat
betoog te bewijzen. Men kan het bij een gemeentebedrijf
weieens slecht treffen met een onbekwamen Wethouder of
een onbetrouwbaren directeur, maar die gevallen ontbreken
ook in het particuliere bedrijf niet. Dat in het algemeen een
Wethouder of een directeur van een gemeentebedrijf in
bekwaamheid zou achterstaan bij een bedrijfsleider in een
particulier bedrijf, betwist spreker ten stelligste.
Volgens den Wethouder zouden de sociaal-democratische
Wethouders te Rotterdam zijn weggejaagd, maar dit is niet
waar; zij zijn uit zich zelf weggegaan.
De heer Splinter zegt, die bewering ook wel te willen
terugnemen.
De heer Groeneveld antwoordt, hem daarbij wel een handje
te willen helpen.
In de courant heeft de Wethouder gelezen, dat Wethouder
de Jong te Rotterdam heeft medegedeeld, dat daar 700
arbeiders te veel in gemeentedienst zijn. De heer Schüller
heeft het reeds betwist, maar al was het zoo, wat beteekent
het dan nog, dat een groote stad als Rotterdam in dezen
tijd 700 arbeiders te veel heeft, terwijl in de particuliere
bedrijven duizenden, ja tienduizenden arbeiders te veel zijn
en worden ontslagen? Spreker kent een groot particulier
ondernemer, die zoo gevierd is, dat hij tot doctor is gepro
moveerd, en over wien de bladen schaven, dat het jammer
was, dat die man bij de verkiezingen slechts één stem had,
evenals een gewone kiezer. Die man heeft een onderneming
voor 25000 arbeiders gesticht, terwijl hij thans nog slechts
10000 arbeiders in zijn dienst heeft, hetgeen dus wil zeggen,
dat een groot deel van zijn fabrieksgebouwen en fabrieks-
woningen leeg staat.
Waar deze eminente particuliere ondernemer zich zoodanig
vergist, dat hij een onderneming bouwt voor 25000 arbeiders,
terwijl hij er maar 10000 noodig heeft, is het toch zeker niet
erg, dat de gemeente Rotterdam zich 700 arbeiders vergist.
Het is toch brutaal om, terwijl men de groote particuliere
bedrijver: in elkaar ziet rollen als kaartenhuisjes, en dus ten
duidelijkste blijkt, dat die niet goed in elkaar zitten en niet
goed opgezet zijn, nu nog te betoogen, dat het particulier
initiatief zoo goed is. De practijk bewijst nu, dat er ook zeer
onbekwame ondernemers en bedrijfsleiders zijn, die absoluut
geen kijk hebben op het bedrijfsleven. De Veiligheidswet en
de Warenwet, waarvoor de overheid een zeer groot ambte
narencorps moet onderhouden, uitsluitend om het particuliere
bedrijf te controleeren, waarmede het anders geheel mis zou
gaan, zijn een officieele erkenning, hoe slecht het particuliere
bedrijf wel is. Als er niels anders waren dan overheids
bedrijven, dan zou men die wetten vrijwel kunnen missen;
in elk geval zou men daarvoor niet zoo'n groot ambtenaren
corps noodig hebben.
Men zegt nu altijd, dat de particuliere aannemer ij zoo
mooi en zoo best is, alsof men daar nu niets van weet! Ver
schillende Raadsleden hebben daarin gewerkt en weten precies,
wat daar te koop is, dat die goeddeels berust op bedrog en
geknoei; men doet vrijwel niet anders dan trachten, de voor
schriften te ontduiken en iets anders te leveren dan is voor
geschreven en om niet uit te voeren, wat opgedragen, aan
genomen en betaald is. Spreker weet dat bij ervaring en de
Wethouder weet het even goed als spreker; spreker zou tal
van staaltjes van bedrog kunnen noemen en dan is het verre
gaand brutaal om dit zoo prachtig te noemen; integendeel,
wie dit geheele zaakje kent, weet dat dit heelemaal niet
prachtig, maar een zeer afkeurenswaardig gedoe is.
De heer Splinter heeft in eerste instantie vergeten den
heer Schüller te antwoorden, dat de heer Kuyf zich vast
gelegd heeft, 27.per week aan de werklieden te betalen
Verder geschiedt deze verpachting voor 1 jaar; daarna
wordt zij geacht voor één jaar te zijn verlengd indien zij niet
door één der partijen 3 maanden te voren is opgezegd. De
verpachting geldt dan ook tenslotte maar voor ten hoogste
Gemeentebegrootingverpachting baggerwerk.
(Splinter e.a.)
2 jaar; daarna moet de zaak opnieuw onder oogen gezien
worden. Het is niet een eeuwigdurende verpachting, maar
een voor ten hoogste 2 jaar.
Wat den heer Kuyf betreft, de heer Schüller heeft erkendj
dat deze een zeer bekwaam vervoerder was.
De heer Schüller heeft gezegd te willen aannemen, dat hij
bekwaam is in zijn vak.
De heer Splinter zegt, dat iedereen dat zal moeten toegeven.
Volgens den heer Schüller weet de heer Kuyf van het verdere
vak niets. Spreker kan dat niet beamen; z. i. is hij van dat
vak voldoende op de hoogte.
Er komt nog bij, dat zoo'n pachter energie en werkkracht
moet hebben en bovendien leiding moet kunnen geven. Die
eigenschappen zien Burgemeester en Wethouders in den
heer Kuyf.
Er is gezegd, dat de samenwerking met den heer Kuyf
goed is, en terecht, al is er natuurlijk weieens verschil van
meening geweest. Dit is echter geen bezwaar; het komt
meermalen voor, omdat de een zoo min mogelijk wil geven
en de ander zoo veel mogelijk wil hebben.
De heer Bergers zeide niet overtuigd te zijn, dat de laagste
inschrijver niet goed was. Zijns inziens waren de opzichters
er om het werk te controleeren. Spreker is het daarmede
niet eens; al heeft men opzichters, dan moeten de menschen,
die het werk uitvoeren, toch zelf ook bekwaam zijn.
De heer Groeneveld vindt het overheidsbeheer niet zoo slecht.
Hoelang spreker en de heer Groeneveld hierover ook zouden
debatteeren, zij zouden het toch niet eens worden, omdat zij
te ver van elkander af staan. In groote lijnen acht spreker
het eigen beheer-systeem niet aanbevelenswaardig, al geeft
hij toe, dat Gemeentewerken het bij kleine werken weieens
met succes heeft toegepast.
Spreker vraagt den voorzitter thans de deuren te doen
sluiten.
De heer Bergers vraagt of Burgemeester en Wethouders
bekend is, of de laagste inschrijver dezelfde loonen uitkeert
als de heer Kuyf.
De heer Splinter antwoordt, dat het niet is vastgelegd, maar
dat het van zelf spreekt.
De heer Schüller wijst er op, dat artikel 22 der voorwaar
den van het pachtcontract luidt:
»De verpachting geschiedt voor den tijd van één jaar,
ingaande 1 Januari 1932 en eindigende 31 December 1932
en wordt geacht daarna voor den tijd van een jaar, tegen
dezelfde pachtsom en dezelfde vergoedingen voor het in
artikel 23, lid 2, vermelde vervoer en voorts onder dezelfde
voorwaarden te zijn verlengd, indien de pacht niet 3 maanden
voor het eindigen van den pachttijd schriftelijk door een der
partijen is opgezegd."
Wel degelijk staat hier 2 jaar; indien dus door geen van
beide partijen wordt opgezegd, gaat het nog door.
De heer Goslinga zegt, dat er duidelijk staat, dat dit contract
geldt voor 1 jaar en dan nog 1 jaar; dan is het uit.
De heer Splinter zegt, dat bovendien de gemeente altijd
met 3 maanden kan opzeggen.
De heer Schüller zegt, dat dan de Raad een initiatief
voorstel zou moeten doen.
De heer Splinter zegt, dat deze zaak na twee jaar altijd
weer ter sprake komt, ook bij verlenging.
De heer Schüller zegt, dat hierbij wel duidelijk gebleken is
het gevaarlijke van het plotseling naar voren brengen van
cijfers, waarvan men niet tevoren kennis heeft kunnen nemen.
In de berekening van den directeur over het eigen beheer
vindt men duidelijk alle cijfers en die zijn geheel anders dan
die, welke de heer Wilbrink nu bij den Raad ingang wil
doen vinden. Daarom is het altijd zoo gevaarlijk, zoo maar
pardoes met cijfers te gaan goochelen. Bij de bestrijding van
eigen beheer vindt het gauw ingang, als men plompverloren
eenige cijfers geeft en zegt: zie je wel, dat het duur is. De
heer Wilbrink weet blijkbaar niet, hoe de zaak in elkaar zit.
Op het oogenblik moet de Reiniging al een opzichter beschik
baar hebben voor dit werkbij eigen beheer is er dus geen
uitbreiding van opzichthoudend personeel; de heer Wilbrink
weet heel goed, dat de opzichter eiken dag moet opgeven,
wat de pachter moet baggeren, en moet controleeren, of de
baggerlieden daar werken, enz. Wanneer de heer Wilbrink