28 MAANDAG 25 JANUARI 1932. Gemeentebegrootingverpachting baggerwerk. (Schüller e.a.) van den pachter Kuyf in dit vak. Spreker is overtuigd, dat zij beiden van het vak niets kennen, totaal niets, en hij is dan ook zeer belangstellend naar de nadere argumenten, waarom men het werk aan den heer Kuyf wil gunnen. Üok zou spreker het op prijs stellen, indien de Wethouder een nadere motiveering wilde geven, waarom uitvoering in eigen beheer duurder is. Met opzet beeft spreker niet in het debat gebracht hetgeen voorkomt over het eigen beheer in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 23 December, maar hij was er wel op voorbereid, dat het naarvoren zou worden gebracht, want in de vergadering van de Commissie van Fabricage, waarin deze aangelegenheid is besproken, werd hem die courant ook onder den neus ge draaid, met de woordenhier hebt gij nu het eigen beheer systeem in Rotterdam! Hij heeft toen geantwoord, dat hij de zaak weieens zou onderzoeken. Wat is nu het eigenaardige? Als men aanneemt, dat juist is wat in dit blad staat, dan is dat zeker wel een aanklacht tegen den betrokken Wethouder, al wil het blad zijn eigen anti-revolutionnairen Wethouder niet afvallen en al geeft het de schuld aan den Directeur van Gemeentewerken, die Vrijheidsbonder is. Een van beiden heeft zijn taak verwaarloosd, of de anti-revolutionnaire Wet houder, of de Vrijheidsbondsche Directeur van Gemeente werken. Indien er 700 menschen te veel zijn aangesteld, indien men maar raak heeft aangesteld zonder voor de menschen werk te hebben, dan is aan den Vrijheidsbondschen Directeur van Gemeentewerken een flinke kaakslag toegebracht en, in geval het hem niet aangaat, is de anti-revolutionnaire Wethouder behoorlijk van antwoord gediend. Bij een onderzoek, dat spreker heeft ingesteld, is hem ge bleken, dat de sociaal-democraten nog niet eens zoo ongunstig denken over dien Wethouder en dien Directeur van Ge meentewerken. Er is niets van waar en het is spreker onbe grijpelijk hoe de Wethouder Splinter hier een dergelijke losse opmerking lanceert zonder één enkel bewijs aan te voeren. Men mag toch verwachten, dat, als een Wethouder van Leiden iets beweert, hij dat met bewijzen tracht te staven en maar niet direct een courantenpraatje overneemt. Uit het door spreker ingestelde onderzoek is het volgende gebleken »Hoe zijn nu de feiten? Op den dag zelf dat wethouder De Jong in den Raad ver telde dat aan PI. Werken 600 a 700 man rondliepen voor wie geen werk zou zijn te vinden, waren bij dien dienst nog ongeveer 70 man werkzaam als aanvulling van het constante aantal vaste werklieden. Op het moment zelf, waarop wij dit schrijven, zijn er nog omstreeks 20 man boven het vaste corps arbeiders. Gewoonlijk worden in den winter eenige honderden arbeiders naar het Bosch- en Parkplan afgevoerd om daar de werkzaamheden wat op te doen schieten. En nu? Er werken daar thans 60 a 65 man! Men kan de arbeiders in de stad niet missen. Als een van die vele dingen noemt hij »chefs die onnoodig overwerk laten verrichten". Tot voor korten tijd kon men over dit onderwerp fantaseeren zooveel men wilde. Week- inkomens werden genoemd tot schrikbarende hoogte. Niets minder dan 'n schandaal meneer! En weet u hoe dat komt? De hooge extra-betalingen meneer! de hoogeper centages! Dat maakte ze allemaal belust op overwerk! Vergeten werd bij zulke exclamaties, dat de gemeente diensten dag ea nacht ter beschikking van de burgerij moeten staan. Dat voor water-, licht- en krachtvoorziening, brand wachten, waterstanden, zieken, etc. etc. ook op de meest onregelmatige tijden de arbeiders beschikbaar moeten zijn. Maar desondanks! Kon men er vroeger wat op los fanta seeren, nu kan men dat niet meer straffeloos doen De heer Splinter vraagt welke courant dat schrijft. De heer Schüller noemde de bron, waaruit het komt, de officieele statistieken en gegevens van Rotterdam, die een Raadslid uit Rotterdam spreker verstrekt heeft. De heer Splinter vraagt dat niet, maar wel, welke courant dat schrijft. De heer Schüller citeert hier een courant, terwijl hem dit ook schriftelijk is medegedeeld, waaruit de heer Goslinga ook altijd citeert, hetgeen dus de waarheid is, zooals hij altijd zegt en waarop hij zich altijd beroept, de Voorwaarts. De heer Goslinga vraagt of het dan waar is. De heer Schüller zegt, dat, als de heer Goslinga dan citeert uit die leugenpers, zijn geheele betoog een leugen is, wanneer hij de sociaal-democraten wil uitschelden. Gemeentebegrootingverpachting baggerwerk. (Schüller e.a.) Het artikel vervolgt dan: »Voor ons liggen de statistieke loongegevens van het ge- meentepersoneel over 1930. Met zulke kleinigheden houdt die schrijver in het Dagblad" zich niet op. Toch zou hij daaruit kunnen zien, hoe het met het overwerk bij de gemeente gesteld is. Deze statistiek leert, dat in totaal over dat jaar ruim 2 ton, n.l. 203.624.99, voor overwerk is uitgegeven, aan in totaal 6882 arbeiders, zoodat over 1930 aan elk gemiddeld 29.58 of met inbegrip van de percentages nog niet 57 centen per week is uitgegeven! Wij hooren reeds bezwaren tegen onze becijfering. Eerstens dat wij bij het personeel al de vrouwen en jeugdigen mee telden en tweedens dat het personeel bij de kleinere diensten, Musea e.d. eveneens is meegeteld. De eersten doen weinig of geen overwerk en bij die sub 2 komt overwerk nauwelijks voor. Daardoor wordt het cijfer ten gunste van uw betoog beïnvloed. «Hoewel wij die reden geenszins accepteeren, omdat het ook wel eens voor zal komen, dat jongelui en vrouwen voor over werk worden geroepen en bij kleinere diensten zeker ook wel eens overwerk moet worden gedaan, zijn wij bereid de volle maat te geven en noemen daarvoor de zes grootste of belangrijkste bedrijven. Drinkwaterleiding betaalde 80 cents per arbeider per week; Electriciteitswerken 43 ct., Gas fabrieken 53 ct., PI. Werken 43 ct., Telefoon 35 ct., V. M. R. O. dienst 58 ct. per man en per week; alles met inbegrip van percentages (uitgezonderd de vrouwen en jeugdigen). «Over 1930! In dit loopende jaar zullen deze cijfers nog belangrijk lager zijn. Met zenuwachtige zorg wordt gewaakt tegen de betaling. Elk uur overwerk moet worden ingehaald. Bij de arbeiders vindt men daarbij het tegendeel van verzet. Fanatiek wordt als regel aan de 48-urige werkweek vast gehouden. «Waar en in welk complex der grootbedrijven, met zoo gedifferentieerde bemoeiingen als bij de gemeente, wordt zoo weinig loon voor overwerk uitbetaald, als juist bij onze ge meentelijke bedrijven! Maar zoo'n «Dagblad" man, die zeer waarschijnlijk in het bezit is van al deze cijfers, doch ze zeker nooit heeft nagezien, veel minder bewerkt, slaat maar door als 'n blinde vink." Ook de Wethouder heeft doorgeslagen als een blinde vink, zonder eenig bewijs aan te voeren. Spreker heeft bij zich een uitknipsel uit De Avondpost Dagblad voor Stad en Landbetreffende den kazernebouw te Steenbergen. De Voorzitter doet een beroep op den heer Schüller om het debat zoo min mogelijk uit te breiden. Als deze de artikelen niet voorlas, maar er zich toe bepaalde de strekking ervan weer te geven, dan zou dit tot bekorting kunnen leiden. De heer Schüller herinnert er aan, dat de Wethouder zelf bij de behandeling van de begrooting heeft gezegd, dat het ging om het principe eigen beheer of aanbesteding. Voor de bespreking van een dergelijk groot vraagstuk mag men, meent spreker, toch wel even den tijd nemen. De Voorzitter doet opmerken, dat men dikwijls den inhoud van een artikel in enkele woorden kan samenvatten, hetgeen tot bekorting leidt. De heer Schüller geeft er de voorkeur aan, de artikelen in hun geheel voor te lezen, want als hij dit niet doet, loopt hij gevaar, zijn geheele betoog ondersteboven te citeeren. Spreker leest dan in dit artikel het volgende «DE KAZERNE TE STEENBERGEN. Door ondeugdelijken bouw ongeschikt. Verzakt, gescheurd en vochtig. De minister van Defensie heeft inlichtingen verstrekt op het adres van J. C. Bazelier, bouwkundige te Steenbergen, betreffende aankoop dan wel verlenging der huurovereenkomst door het Rijk van de door adressant gebouwde Marechaussee kazerne aldaar en vergoeding der door hem ten gevolge van de exploitatie dier kazerne geleden schade. De minister zet uiteen, dat de toestand, waarin de kazerne verkeert, uitwijst, dat zoowel de wijze van bouwen als de verwerkte materialen niet deugdelijk zijn geweest. Hoewel aan het gebouw belangrijke herstellingswerkzaamheden zijn verricht, verkeert het naar zijn meening ook thans nog niet in een toestand, dat het zonder dat daaraan uitgebreide voor zieningen worden getroffen, als marechaussee-kazerne behou den kan blijven. Vermoedelijk tengevolge van onvoldoende fundeering, is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 12