8
MAANDAG 11 JANUABI 1932.
Gemeentebegrooting.
(Wilbrink e.a.)
bet geval Gedeputeerde Staten dit subsidie niet mochten
goedkeuren, de Baad bij de Kroon in beroep zou moeten
gaan. Er zijn in Leiden tal van organisaties, welke ook
werkzaam zijn in het belang van de algemeene ontwikkeling
van de arbeiders en op een veel langer levensduur kunnen
terugwijzen dan dit Instituut, zoodat zij met veel meer
recht bij de gemeente om subsidie zouden kunnen aankloppen.
Het is wel zeker, dat bij aanneming van het voorstel van
den heer Groeneveld een stroom van aanvragen om subsidie
voor dergelijke instellingen van andere richting zou binnen
komen. Eeeds op dien grond is de Baad verplicht dit
voorstel af te wijzen; bij aanneming zou het niet blijven
bij die 500.—, maar zou het binnen een jaar een uitgave
worden van duizenden guldens.
De heer Goslinga zegt uitdrukkelijk te hebben verklaard,
dat niet de omstandigheid, dat een raadsbesluit tot toe
kenning van een dergelijk subsidie reeds bij Koninklijk
besluit is vernietigd, aanleiding heeft gegeven tot de ge
wijzigde houding van Burgemeester en Wethouders, maar
dat het College de argumenten van de Kroon in dezen deelt.
De heer Groeneveld wijst op subsidies aan roomsch-katho-
lieke kerken in Limburg, maar spreker is niet verantwoor
delijk voor wat Gedeputeerde Staten van Limburg goed
keuren. Het is niet, zooals de heer Groeneveld denkt, dat
alle besluiten van Gedeputeerde Staten aan de goedkeuring
van de Kroon zijn onderworpen; de Kroon komt alleen in
actie, in geval tegen een besluit van Gedeputeerde Staten
bezwaren worden ingebracht.
Het toekennen van een subsidie aan een roomsch-katho-
lieke kerk zou bij spreker op verzet stuiten, maar de heer
Groeneveld zou er voor moeten stemmen, juist omdat hij
ook zijn stem geeft aan een subsidie voor het Instituut voor
Arbeidersontwikkeling. Als hij vóór het eene is, moet hij
ook vóór het andere wezen.
Spreker herhaalt, dat bij aanneming van het voorstel van
den heer Groeneveld zich een stroom van subsidie-aanvragen
zou ontketenen, terwijl er in dezen tijd niet aan te denken
valt om daaraan te voldoen.
De heer Groeneveld kan niet zeggen, of hij onder alle
omstandigheden vóór een subsidie aan een roomsch-katholieke
kerk zou zijn. Dit zou afhangen van de reden waarom de
gemeente subsidieerde. Even goed als de Nederlandsche
Hervormde gemeente steun krijgt voor het onderhoud van
de kerkgebouwen, kunnen er omstandigheden zijn, waaronder
spreker zou zijn voor een subsidie aan een roomsch-katho
lieke kerk.
Spreker vestigt er verder de aandacht op, dat met die
aangevraagde 500.de kosten van het Instituut niet
geheel kunnen worden betaald. Het subsidie is alleen gevraagd,
omdat het Instituut allerlei zaken behandelt, welke op
neutraal terrein liggen en ten doel hebben den arbeiders
algemeene ontwikkeling bij te brengen. Spreker ziet niet in,
waarom de gemeente daar niet gunstig tegenover zou staan.
Volgens den heer Wilbrink zijn er te Leiden meerdere in
stellingen, welke hetzelfde doel nastreven. Indien die in
stellingen subsidie vroegen, zou het best mogelijk zijn, dat
spreker vóór inwilliging van die aanvragen stemde. Men
zou dat moeten afwachten.
Het voorstel van den heer Groeneveld, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor aan het Instituut voor
Arbeidersontwikkeling afd. Leiden 500.subsidie te ver-
leenen.",
wordt verworpen met 20 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Splinter, Goslinga, Bomijn,
Manders, Donders, Wilmer, van Eecke, Simonis, de Beede,
Knuttel, Coster, van Es, Meijnen, Beekenkamp, Wilbrink,
Eikerbout, van Tol, Bergers, van der Beijden en Tepe.
Vóór stemmen: de heeren Koole, Groeneveld, Verweij,
van Eek, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Vos,
Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vallent-
goed, Kuipers, van Stralen en Kooistra.
Volgnr. 535 wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
Beraadslaging over volgnr. 536, luidende: Uitgaven voor
volksfeesten4 992.
De heer Knuttel stelt voor, dit volgnummer te vermin
deren met ƒ4892.en het dus terug te brengen op 100.
De bedoeling is om alleen het subsidie aan de Zwemver-
eeniging ,,De Zijl" te handhaven.
Geineentebegrooting.
(Knuttel e.a.)
Spreker stelt dus voor, de kosten voor arbeidsloon bij
feestelijke gelegenheden (o a. verjaardagen in het Koninklijk
Huis), voor het uitsteken en herstellen van vlaggen, het
subsidie aan de 3 Octobervereeniging en de kosten voor een
kinderfeest op den verjaardag van H. M. de Koningin te
schrappendie kosten zijn eigenlijk gelijk te stellen met het
daarnet geweigerde subsidie aan het Instituut voor Arbeiders
ontwikkelinghet zijn subsidiën aan een bepaalde politieke
richting, om het nationalisme hier meer ingang te doen
vinden en daarvoor propaganda te maken, die spreker zeer
schadelijk acht, daar zij ten doel heeft de bevolking eeniger-
mate voor de werkelijke klassetegenstellingen in de maat
schappij blind te maken en haar die eenigszins uit het oog
te doen verliezen, en bovendien met het oog op de inter
nationale verhoudingen.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Knuttel is
ingediend een voorstel, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor art. 536 met 4892.te ver
lagen."
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer van Eek is gewoon, elk jaar zijn bezwaren tegen
dezen post te uiten en zal zijn stem dan ook aan het voor
stel van den heer Knuttel geven. Dit volgnummer spruit
voort uit de omstandigheid, dat tot het College schijnbaar
nog altijd niet is doorgedrongen het feit, dat ongeveer '/s
der Leidsche bevolking staat op socialistisch en republikeinsch
standpuntspreker acht het niet juist, dat bij het optreden
naar buiten en bij feestelijkheden met de gezindheid van
dat volksdeel absoluut geen rekening gehouden wordt, en
niet alleen daarbij, maar eigenlijk altijd, wanneer in het
openbaar wordt opgetreden. Alleen in den Baad zelf kan
men niet ontkennen, dat een belangrijk deel van dat College
op een ander standpunt staat, al zondigt men er daar ook
herhaaldelijk tegen; het is sprekers gewoonte niet om telkens
op te komen tegen het zenden van een felicitatie bij ver
jaardagen van leden van het Koninklijk Huis; de sociaal
democraten vinden die zaak niet erg, maar dan wordt toch
verondersteld, dat de geheele Baad zijn belangstelling in en
aanhankelijkheid aan het Koninklijk Huis uit. De sociaal
democraten voeren hier niet rechtstreeks strijd tegen het
Koningschap; dat is voor hen niet van voldoende belang;
zij vinden dat in het algemeen een overbodige en een dure
instelling, maar indien aan den anderen kant de kapita
listische belangen ernstig gevaar liepen en de socialistische
beweging zeer sterk werd, zou men wel degelijk het Koning
schap tegen de socialistische beweging gebruiken; in dat
verband acht spreker het toch ook gewenscht, tegen deze
betrekkelijk onschuldige buigingen voor de Koninklijke
gevoelens front te maken en stelling te nemen. Dit sluit niet
uit, dat de sociaal-democraten bereid zouden zijn, aan
historische feesten deel te nemen, indien die maar zoodanig
werden ingericht, dat zij daartegen geen overwegende be
zwaren hadden. Spreker wenscht de consequenties van den
klassenstrijd niet geheel door te voeren en zou willen, dat
bij bepaalde gelegenheden het geheele volk eens gezamenlijk
feestvierde; er is toch al zooveel leed in de wereld, dat
spreker publieke feestelijkheden niet zou willen weren.
Spreker zou daartegen dus geen bezwaar maken, indien
ieder zich in elk opzicht met aard en karakter van het
feest kon vereenigen, maar het gaat hem te ver, nu al die
feestelijkheden worden dienstbaar gemaakt als propaganda
voor nationalistische en royalistische gevoelens. Met de
katholieken, hoewel zij niet zoo sterk in Leiden vertegen
woordigd zijn als de socialisten, wordt wel rekening ge
houden met eventueele katholieke bezwaren tegen die
feestelijkheden zou wel rekening gehouden worden. Het is
alleen aan hun betrekkelijke zwakte te wijten, zij vormen
nog maar Vs der bevolking, dat met de gevoelens der
sociaal-democraten geen rekening gehouden wordt. Het
voorstel van den heer Knuttel zal wel verworpen worden,
maar spreker hoopt toch, dat de tijd zal aanbreken, dat de
sociaal-democraten zoo sterk zijn, dat de Baad bij zijn
optreden in het openbaar en bij het subsidieeren van feeste
lijkheden wel genoodzaakt zal zijn, rekening te houden met
allen, die niet op nationalistisch of royalistisch standpunt
staan.
De heer Goslinga zegt, dat deze post in hoofdzaak wordt
uitgetrokken als een gepast betoon van eerbiedige hulde
aan het hoofd van den Staat, wanneer dat verjaart. Dat is
geen krenking van het republikeinsche deel der bevolking;
daaraan denkt het gemeentebestuur niet, maar eenvoudig