MAANDAG 11 JANUABI 1932. 3 Geldleening. (Voorzitter.) doodelijk ongeval, door den Hoogen Baad is verworpen, met veroordeeling van eischeres in de kosten. De Voorzitter wenscht, alvorens wordt overgegaan tot de behandeling van de gedrukte agenda, de deuren te doen sluiten. De openbare vergadering gaat over in een niet gesloten deuren en wordt na eenigen tijd hervat. Na hervatting van de openbare vergadering stelt de Voorzitter namens Burgemeester en Wethouders spoed- eischend voor het volgende besluit te nemen: De BAAD der Gemeente Leiden; Gelet op de artikelen 170 en 228 der Gemeentewet; BESLUIT: Artikel 1. Ten laste van de gemeente Leiden wordt bij het Weduwen- en Weezenfonds van Europeesche Burgerlijke Ambtenaren in Nederlandsch-Indië, gevestigd te 's-Gravenhage, een geld leening aangegaan tot een bedrag van twee honderd vijftig duizend gulden 250.000.tegen p^ri-koers, rentende vijf en een half ten honderd (5J in het jaar. De geldleening wordt opgenomen op een door Burge meester en Wethouders te bepalen datum. Artikel 2. De rente wordt voldaan in half jaarlij ksche termijnen, ver schijnende 1 Juni en 1 December van ieder jaar; de eerste termijn verschijnt 1 Juni 1932. Artikel 3. De leening wordt a pari afgelost in 40 jaren, telken jare gedeelte of ƒ6.250.op den eersten December van ieder jaar. De eerste aflossing heeft plaats op 1 December 1932. De gemeente is bevoegd na vijf jaren na den datum van opneming van de gelden telken jare op den lsten December een extra bedrag, alsook het geheele overblijvend bedrag der leening af te lossen, mits van het voornemen om daartoe over te gaan drie maanden te voren aan den schuld- eischer schriftelijk is kennis gegeven; bij een zoodanige buitengewone aflossing zal door de gemeente van het be drag, dat extra wordt afgelost, een vergoeding van één ten honderd verschuldigd zijn. Artikel 4. Bij nalatigheid in de betaling van rente of aflossing, zal door de gemeente over het bedrag daarvan en over den tijd der nalatigheid een boete verschuldigd zijn, berekend tegen zeven ten honderd 's jaars. Artikel 5. Bij niet betaling op den bepaalden tijd van eenige rente of eenigen aflossingstermijn, alsmede in geval van faillisse ment van de schuldenaresse of bij hare aanvraag tot sur.-éance van betaling zal het geheele alsdan nog verschuldigde bedrag aan hoofdsom en rente in eens opvorderbaar zijn en zal de schuldeischer daareuboven viij zijn alle zoodanige maat regelen te nemen tot het behoud van de rechten van het fonds of verhaal van zijne vorderingen als de wet te zijner beschikking stelt en hem noodig of nuttig zullen voor komen. Artikel 6. Het bedrag van rente en aflossing wordt jaarlijks op de begrooting der gemeente in uitgaaf gebracht en uit de gewone inkomsten der gemeente bestreden. Artikel 7. De leening wordt aangegaan bij onderhandsche schuld bekentenis, waarvan de vorm door Burgemeester en Wet houders en den geldschieter in gemeenschappelijk overleg wordt vastgesteld. De kosten van het sluiten en het ten uitvoer leggen van de overeenkomst nu en later, alsmede alle belastingen, waarmede kapitaal- en rentebetalingen als zoodanig door de gemeente mochten worden belast, komen ten laste van de gemeente. Artikel 8. De opbrengst der geldleening zal strekken tot dekking van buitengewone uitgaven op Hoofdstuk XIII 5 (Grondbedrijf) Geldleening. (Goslinga e.a.) van den Kapitaaldienst, wegens den aankoop ingevolge raadsbesluit van 19 October 1931 van de gronden in het verlengde van de Oegstgeesterlaan en de Mariëupoelstraat en het bouwrijp maken van die gronden. De heer Goslinga zegt, dat in de Baadszitting van 19 October 1931 besloten is tot aankoop van 5 bunder grond aan de Oegstgeesterlaan en de Mariënpoelstraat ad 2 37 J per M2, in totaal voor 122.225.door bemiddeling van den heer Bübenkamp te Oegstgeest. Tegen dien aankoop zijn bezwaren uit de burgerij ingebracht, die in adressen aan Gedeputeerde Staten kenbaar zijn gemaakt. Vandaar dat goedkeuring van dezen aankoop niet aanstonds door Gedeputeerde Staten kon geschieden, omdat deze natuur lijk de ingebrachte bezwaren moesten onderzoeken. Na eeniger tijd, toen de goedkeuring uitbleef, bleek aan het College, dat de bezwaren tegen dit Baadsbesluit van Gedeputeerde Staten niet gelegen waren, spreker vestigt daarop den nadruk, in de bezwaren, uit de burgerij naar voren gekomen, maar van financieelen aard waren. Gedeputeerde Staten hadden zich n 1. bij circulaire van 24 November j.l. uitge sproken, dat zij geen kapitaalsuitgaven door de gemeenten zouden goedkeuren, indien de noodzakelijkheid daarvan niet was gebleken en bovendien niet door de gemeenten kon worden aangetoond, dat die kapitaalsuitgaven door een leening op langen termijn konden worden gedekt. Van die bezwaren tegen dezen grondaankoop bleef alleen het laatste over, namelijk dat door Burgemeester en Wethouders niet kon worden aangetoond, dat de gelden, noodig voor den aankoop en het bouwrijp maken van dezen grond, door een leening op langen termijn waren gedekt. Gedeputeerde Staten hebben dat aan het College kenbaar gemaakt bij schrijven van 1/4 December, 1931, luidende als volgt: „Ten aanzien van het besluit van den Baad TTwer ge meente d.d. 19 October j.l. tot aankoop van grond in het verlengde van de Oegstgeesterlaan tegen den prijs' van ƒ122.225.deelen wij U thans mede, dat dat besluitende daarmede verband houdende comptabiliteitsbesluiten slechts door ons zullen kunnen worden goedgekeurd, wanneer er op gerekend kan worden, dat zoowel voor de koopsom als voor de kosten van bouwrijpmaking een leening op normalen termijn, b.v. van 40 jaren, kan worden gesloten." Burgemeester en Wethouders hebben getracht in een con ferentie met Gedeputeerde Staten dezen hiervan af te brengen, er op wijzende, dat uit de opbrengst van de 5 %- leening van twee millioen ruimschoots middelen aanwezig zijn om dezen grond te betalen, maar Gedeputeerde Staten hebben gemeend, dat die leening meer als een kasgeld- leening moest worden beschouwd, konden niet goedvinden, dat deze grond er uit werd betaald en hebben Burgemeester en Wethouders gedreven tot het aangaan van een leening op langen termijn. Het College is op 31 December 1931 geslaagd bij het Weduwen- en Weezenfonds van Europeesche Burgerlijke Ambtenaren in Nederlandsch-Indië. Het is een aanbieding voor een leening van ƒ250.000.rentetype 51 en tegen pari koers. Burgemeester en Wethouders achten het in het belang van de gemeente om deze leening thans aan te gaan, omdat deze grond er uit kan worden betaald en aan Gedeputeerde Staten daardoor elke reden om den aankoop van dezen grond niet goed te keuren, uit handen zal worden genomen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot dadelijke behandeling van dit voorstel besloten. (De heeren de Beede en Knuttel waren inmiddels ter vergadering gekomen.) De heer Coster zal, evenmin als hij zijn stem heeft ge geven tot aankoop van dezen grond, medewerken tot het sluiten van deze leening, omdat hij den prijs voor dezen slechten grond veel te hoog vindt. De heer van Eek heeft bezwaar tegen de houding van Gedeputeerde Staten. Na dit praecedent zal het voor de gemeente verbazend moeilijk zijn onroerende goederen aan te koopen, terwijl bovendien de mogelijkheid niet is uitge sloten, dat Gedeputeerde Staten dienzelfden eisch, welken zij thans stellen ook zullen stellen, wanneer de gemeente geld noodig heeft voor het doen uitvoeren van nuttige werken. Het gemeentebestuur zal op die manier ontzaglijk beperkt worden in zijn vrijheid van handelen, maar nu eenmaal tot aankoop van dezen grond is besloten en een beroep op de Kroon niet zal baten, heeft spreker geen bezwaar zijn stem aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te geven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3