2 MAANDAG 11 JANUARI 1932. (Voorzitter e.a.) houden worden en zoo min mogelijk belemmering onder vinden. De Gemeenteraad zal moeten zorgen, dat zooveel eenigs- zins mogelijk is, worde voorzien in de nooden dergenen, die slachtoffer werden of dreigen te worden van den onspoed der tijden en bovenal zal het onze taak zijn te zorgen, dat wij de huishouding der gemeente gaande houden, zij het dan ook op een wat lager peil. Ik ben vol veitrouwen, dat wij dit alles zullen kunnen volbrengen in de zekere overtuiging, dat het gezond verstand van ons volk behoeden zal voor misstappen en wij ons zullen aanpassen ook aan ongunstige omstandigheden voor zooverre het in onze macht niet ligt die te veranderen. De dagbladen hebben allen een zoo volledige opsomming gegeven van de belangrijke gebeurtenissen in het afgeloopen jaar en van de vermeldenswaardige besluiten van Uwen Raad, dat ik daarover zwijgen zal. Er is gestadig door gewerkt aan de verbetering van de stad; vele openbare werken kwamen tot stand, onzichtbaar in den vorm van een radiodistributienet en een deel van de centrale rioleering, zichtbaar, in den vorm van verscheidene wegverbeteringen, groote bruggen, vooral ook de Leidsche Hout. De voornaamste bedrijven hebben ons in 1931 niet teleur gesteld en vertoonen op 31 December nog een merkbaren vooruitgang. Helaas moet ditzelfde gezegd worden, doch dan van de uitgaven, voor Hulpbetoon en Werkloozensteun. Tezamen vorderden die niet minder dan ongeveer 450.000.— gulden. Geen wonder waar het aantal werkloozen op 31 December ongeveer 800 grooter was dan op 1 Januari d a. v. Wij kunnen slechts hopen, dat het hoogste punt bereikt is, doch ook al wordt het niet erger, dan nog zullen die beide diensten ook weer in 1932 aanzienlijke bedragen ver slinden. In dit verband mag ik ook nog vermelden, hoe het in 1931 noodzakelijk werd een crisis comité uit de burgerij in het leven te roepen. Het stemt tot groote dankbaarheid, dat zooveel dames en heeren zich aangegord hebben om daarin werkzaam te zijn, en wij zullen nu met vertrouwen tegemoet zien het antwoord, dat de burgerij zal geven op den inmiddels tot haar gerichten oproep om middelen, zonder welke dit Comité tot onvruchtbaarheid gedoemd zou blijven en dat willen wij toch niet van Leiden gezegd hebben! Ik roep U dan op Dames en Heeren om in het komende jaar onze uiterste best te doen om het welvaren van Leiden en zijn burgerij te verzekeren. En daarop roep ik Gods zegen in. De heer Wilmer houdt de volgende toespraak: Mijnheer de Voorzitter! Aan mij is de eer, U te danken voor de wenschen, die U gericht hebt tot den Raad, tot de leden, individueel, voor hun gezinnen en als bestuurders van deze gemeente. Weder- keerig wensch ik van ganscher harte U en Uw gezin, maar ook U als hoofd der gemeente Leiden een gelukkig jaar. Zeer terecht hebt U geconstateerd, dat dit jaar zeer waar schijnlijk ook voor den Raad als zoodanig een zeer moeilijk zal zijn en dat het niet gemakkelijk zal zijn, in dezen zorgelijken tijd den juisten weg te kiezen en te vinden en dat het ook, wanneer wij dien eenmaal zullen hebben gevonden, dikwijls een zoo moeilijke en ondankbare taak zal zijn, dien ook te volgen. Ik spreek den wensch uit, dat het den Raad gegeven moge zijn, een ernstigen wil en een moreele kracht te bezitten, om den juisten weg, wanneer hij dien heeft gevonden, in te slaan en om zijn plicht te doen in de verschillende omstandigheden, die zich dit jaar zullen voordoen, hoe moeilijk die ook waar schijnlijk zullen zijn. De geheele Raad heeft ongetwijfeld met waardeering uit Uwen mond vernomen, dat U hebt geconstateerd het feit ik voor mij twijfel niet, of U hebt dit gezegd uit Uw diepste overtuiging, maar toch is het heel goed, het hier nog eens openlijk te constateeren dat de Gemeenteraad zal moeten zorgeD, dat zooveel eenigszins mogelijk is, wordt voorzien in den nood dergenen, die slachtoffer werden of dreigen te worden van den rampspoe 1 der tijden. De geheele Gemeente raad heeft ongetwijfeld met instemming deze woorden van U vernomen. U roept ons op, ons uiterste best te doen, om de wel vaart van Leiden en van zijn burgerij te verzekeren in het komende jaar; daarvoor zal in dezen moeilijken tijd noodig zijn een zooveel mogelijk eensgezinde samenwerking tusschen de Raadsleden onderling. Het moge in het nieuwe jaar aan de Raadsleden gegeven zijn, bij alle verschil van inzicht, al dan niet voortkomend uit beginsel, elkaar zooveel mogelijk te waardeeren. (Wilmer e.a.) Onder de voorlichtende leiding van het College van Burge meester en Wethouders moge het nieuwe jaar, onder Gods zegen, voor den Raad der gemeente Leiden zoo goed mogelijk zijn. De Voorzitter dankt den heer Wilmer hartelijk voor diens vriendelijke woorden, welke door hem op hoogen prijs worden gesteld. Spreker deelt mede, dat zijn ingekomen: 1°. Missive van Gedep. Staten, houdende mededeeling, dat de beslissing wordt verdaagd: 1°. omtrent de nog niet vastgestelde gemeente- en bedrijfs- begrootingen 2°. omtrent de verordening tot wijziging van die op den aanleg van straten en wegen. 2°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goedgekeurde raadsbesluiten a. tot verhuring van het bovenhuis aan de 3 October- straat No 27a, aan W. Noppe; b. tot verhuring van een strook grond aan den Apothekers- dijk, aan S. P. J. de Groot; c. tot verhuring van verschillende perceelen wei- en teelland d. tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een 2-tal strookjes grond, respect, aan den Hoogen Morschweg, Sectie P, No. 1646 ged. en aan den Hoogen Rijndijk, Sectie M, No. 4149 ged.; c. tot het aangaan van een overeenkomst van ruiling betreffende de perceelen Sectie K, No. 3909 ged. en 3677 ged. en het perceel Sectie K, No. 3257 ged., aan de Anna Paulownastraat. 3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde raadsbesluiten tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van: a. de kosten van verlegging van de verbindingsstraat tusschen de Julianastraat en de Anna Paulownastraat; b. de verhooging van het weekloon van een 4-tal suppoos ten bij het Stedelijk Museum „de Lakenhal"; c. de aanschalfing van leermiddelen voor de school voor U.L.O., aan de Hooglandsche Kerkgracht No. 20a; d. de kosten van verbetering van de verbinding tusschen de Geeregracht en de Jan van Houtbrug; e. de verhooging van de aan de Yereeniging „School - kinderkleeding en voeding" over 1931 toegekende subsidie. 4°. Mededeeling van Ir. J. Westra, dat hij zijne benoeming tot Hoofdinspecteur bij het Bouw- en Woningtoezicht aanneemt. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij, om vergunning tot plaatsing van een nieuwen electromotor met centrifugaalpomp te Katwijk. 2°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, om werk- looze arbeiders, ingeval van ziekte, voor gemeenterekening te doen verzekeren, ingevolge artikel 78 der Ziektewet. Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Verzoek van den heer Kooistra, om tot Burgemeester en Wethouders eenige vragen te mogen richten met betrekking tot het instorten van een huis in de Bouwenlouwensteeg. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het verzoek toe te staan en de interpellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. De Voorzitter deelt nog mede: 1°. dat op 24 December heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces-verbaal in duplo is opgemaakt, dat aan de Gedep. Staten is toegezonden en in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd 2°. dat op 28 December ambtelijke bezoeken zijn afgelegd aan het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis, het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis en het Academisch Ziekenhuis; en 3°. dat het door de Wed. Weijl geb. van den Broek inge steld cassatieberoep, in zake hare vordering tot schadeloos stelling ter zake van het aan haren echtgenoot overkomen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 2