14
MAANDAG 11 JANUARI 1932.
Gemeentebegrooting.
(Braggaar— de Does e.a.)
voedsel, kleeding en beddegoed. Laten vooral ook zij, die
zoo waardeercnd spreken over rijken kinderzegen, de kinder
verzorging niet vergetenvaststaat, dat men in de 1 oekomst
die kosten er wel degelijk uithaalt.
De aanstaande moeder moet door voldoende voorlichting
voor haar taak opgeleid worden. Als men niet voor vol
doende hulp aan deze menschen zorgt, is al dat spreken
over dien kinderzegen theorie. Waar sociaal-democraten,
Roomsch-Katholieken, democraten en communisten allen
op het standpunt staan, dat van gemeentewege moet gezorgd
worden voor voldoende voorlichting voor de aanstaande
moeder, dringt spreekster hierop in het bijzonder aan. De zorg
voor de moeder is ook de zorg voor het moederschap.
De heer Itomijn zegt, dat de door mevrouw Braggaar bij
de begrooting voor 1931 geuite wenschen, die ongeveer op
hetzelfde neerbomen als wat zij nu heeft gezegd, inderdaad
bij de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst in be
handeling zijn geweest. Spreker herhaalt zijn toezegging,
aan mevrouw Braggaar een overzichtje te zullen doen toe
komen van wat bij de behandeling daar naar voren is
gekomen en wat het resultaat van die bespreking is. Door
toevallige omstandigheden heeft mevrouw Braggaar—de
Does dat antwoord nog niet ontvangen, waarop zij inderdaad
recht heeft. Ter bekorting der discussie acht spreker het
beter, dat haar dit schriftelijk bereikt, dan dat spreker nu
dat geheele verslag zal voorlezen.
Volgnr. 571 wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Yolgnr. 572 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 573, luidende: „Subsidie
aan de Vereeniging tot verzorging van kleine kinderen te
Leiden''''500.
waarbij tevens aan de orde komt het voorstel van mevrouw
Braggaarde Does, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor, over te gaan tot oprichting
van een gemeentelijke crèche (kinderbewaarplaats)."
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat de moeders hun
kinderen niet naar een kinderbewaarplaats brengen, omdat
zij van de zorg voor hun kinderen af willen, maar omdat
de noodzakelijkheid hen daartoe dwingt.
Waar allen het er over eens zijn, d tt die kinderbewaar
plaatsen niet kunnen worden gemist, moet de gemeente
voor een voldoend aantal van dergelijke inrichtingen zorgen,
omdat anders het gevaar ontstaat, dat de moeders tijdens
haar afwezigheid haar kinderen bij een buurvrouw of bij
een kennis brengen, zonder eenige zekerheid van een goede
verzorging. Zulk een buurvrouw of kennis doet het om er
iets bij te verdienen, maar heeft vaak absoluut geen verstand
van het opvoeden van kinderen, zood at de verzorging onder
de meest ongunstige omstandigheden plaats heeft. In een
goede crèche zal gezorgd worden voor een zindelijke omgeving,
goede voeding en dergelijke, eischen, welke een moeder, die
haar kind tijdelijk onderbrengt, toch mag stellen. Bij een
goed ingerichte gemeentelijke crèche zal met die eischen
rekening worden gehouden en zullen de kinderen voor gevaren
zijn gevrijwaard. Wat is er eigenlijk voor toezicht op de
gezondheid van de kinderen en wat komt er terecht van
de deskundige verzorging, vraagt spreekster, wanneer zij hier
en daar worden ondergebracht
De gemeente heeft hier wel degelijk een taak te vervullen
en dat niet ieder gemeentebestuur zich er zoo gemakkelijk
van afmaakt, blijkt wel uit hetgeen in het maandblad van de
Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten Gemeente
bestuur van 31 Maart 1931, bladz. 117119 wordt gezegd
over de eischen, welke aan een kinderbewaarplaats moeten
worden gesteld. Men leest daar het volgende:
„Opgeschrikt door de beschrijvingen van zeer slechte toe
standen, in kinderbewaarplaatsen in ons land bestaande,
gepubliceerd in het jaarverslag van het Staatstoezicht en
besproken door den Minister van Arbeid in de Memorie van
Antwoord, verzochten mij enkele lezers, eens iets naders
over eischen aan deze inrichtingen te stellen, mee te deelen.
„Laat ik dit doen aan de hand van verordeningen uit twee
der gemeenten, die hieromtrent eischen gesteld hebben, en
wel ieder op eigen wijze.
„In Den Haag worden onder kinderbewaarplaatsen verstaan
alle plaatsen, welke bestemd zijn voor bewaring van kinderen
overdag beneden den leeftijd van zeven jaar en behoorende
tot meer dan twee gezinnen, het gezin van den bewaar
plaatshouder niet medegerekend. Zij, die eene vergunning
Gemeentebegrooting.
(Braggaarde Does e.a.)
willen hebben om een kinderbewaarplaats op te richten,
moeten aan Burgemeester en Wethouders overleggen: een
bewijs van goed zedelijk gedrag (hoogstens 1 maand oud),
eene opgaaf van het perceel of perceelsgedeelte, waarin men
de kinderbewaarplaats wenscht te vestigen; een op schaal
vervaardigde teekening en eene omschrijving van de indeeling
van dat perceel of perceelsgedeelte, aanwijzende de be
stemming van elk onderdeel. De localiteit, de daarin te ge
bruiken meubelen en verdere inventaris, de speelplaats en
de tot de bewaarplaats behoorende omgeving, moeten ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders voldoen aan
door hen voor elk geval afzonderlijk vast te stellen hygiënische
en andere eischen. Er zijn bepalingen omtrent het weren
van allerlei besmettelijke ziekten opgenomen. De houders
en/of leiders der kinderbewaarplaatsen zijn verplicht toe te
laten, dat de kinderen, voor zooveel de omstandigheden
zulks toelaten, op eerste aanvrage van de daartoe aangewezen
ambtenaren van den gemeentelijken geneeskundigen dienst
of van den gemeenschappelijken schoolartsendienst worden
onderzocht. Bij gebleken noodzakelijkheid zijn ook de houders
of leiders en andere personen, in de inrichting aanwezig,
verplicht, zich aan een geneeskundig onderzoek te onder
werpen. In deze gemeente hebben Burgemeester en Wet
houders het dus geheel in de hand, alleen goede bewaar
plaatsen voor kinderen toe te laten. De gemeente heeft een
aparte verordening.
„Als type van eene andere regeling neem ik de gemeente
Hilversum, waar bestaat eene „verordening nopens het ver-
leenen van subsidie ten behoeve van kinderbewaarplaatsen".
„Hierin komen voor eischen:
A. Ten aanzien van het personeel: Er moet in de kinder
bewaarplaats tijdens het verblijf van kinderen aldaar naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoend
personeel aanwezig zijn, dat op de kinderen toezicht houdt
en ze verzorgt.
B. Ten aanzien van de localiteiten
1°. Elke wiegen- en elke kribbenkamer moet eene hoogte
van ten minste 4 M. en een vloeroppervlakte van ten minste
1 M2. voor elke daarin aanwezige kribbe hebben.
2°. Elk niet onder 1°. begrepen lokaal moet eene hoogte
van ten minste 4 M. en voor ieder daarin aanwezig kind
een vloeroppervlakte van ten minste 0.80 M2. en een lichame-
lijken inhoud van ten minste 3.60 M3. hebben."
Spreekster zou zoo kunnen doorgaan en nog vele eischen
kunnen noemen; als men daarmede den toestand hier ver
gelijkt, dan schiet Leiden in dit opzicht nog wel tekort.
Spreekster stelt voor, naast de bestaande crèche, die toch
ook niet aan de noodige eischen voldoet, een tweede te
stichten, omdat in een stad als Leiden de afstanden te groot
zijn voor slechts één crèche. De moeder moet des ochtends
eerst het noodige werk in huis doen en de andere gezins
leden verzorgen en vervolgens haar kind wegbrengen naar
de crèche, die dikwijls geheel niet in haar route ligt, waar
voor zij dikwijls naar het andere einde van de stad moet
loopen. In de eerste plaats is de bestaande inrichting zeer
onvoldoende, maar ook wegens de groote afstanden moet
een tweede crèche gesticht worden. Volgens het College is
er in de bestaande crèche geen plaatsgebrek, maar dan is
het ziende blind; er kunnen ten hoogste 50 kinderen ver
pleegd worden; niet zelden, vooral des Vrijdags, wanneer de
inmakerijen aan den gang zijn, zijn er 70 a 75 kinderen per
dag. De Geneeskundige Dienst acht de tegenwoordige in
richting absoluut onvoldoende, evenals dr. Putto. De Armen
raad, wien om advies gevraagd is, erkende, dat deze inrichting
voor Leiden noodzakelijk is en dat Leiden er niet buiten
kan, maar ook, dat zij niet aan haar doel beantwoordt.
Daarom acht spreekster het gewenscht, nog een tweede kinder
bewaarplaats te stichten, om in dezen toestand verbetering
te brengenvooral ook de arbeidsvoorwaarden van het per
soneel zullen bij oprichting van een tweede crèche nagegaan
moeten worden. Er is dus alleszins reden om spreeksters
voorstel aan te nemen.
De heer Komijn zegt nog niet in de gelegenheid te zijn
geweest het vraagstuk van de crèches grondig te bestudeeren.
Elk jaar maakt mevrouw Braggaar over die crèches op
merkingen en brengt zij daaromtrent wenschen naarvoren,
maar tot dusverre zijn die wenschen onvervuld gebleven en
heeft men blijkbaar, zij het dan niet con amore, genoegen
genomen met den bestaanden toestand.
Er bestaat hier ter stede een crèche en klachten over die
inrichting hebben het College nog niet bereikt. Er zijn wel
wenschen, de een wil het zus, de ander zoo, maar het blijft
bij het uitspreken van wenschelijkheden en op dit oogenblik
is er voor het gemeentebestuur geen aanleiding om niet over
te gaan tot het verleenen van het voorgestelde subsidie, te