MAANDAG 11 JANUARI 1932. 13 Gemeentebegrooting e.a. (Knuttel e.a.) van den dag in communistisch licht stelt, dan is dat geen substitutie van het een voor het ander. Daardoor bereikt men altijd natuurlijk slechts een be perkten kring. Ten aanzien van de kerkelijke, de sociaal democratische en de neutrale pers, welke laatste ten aanzien der communistische beweging gewoonlijk allerminst neutraal is, is een dergelijke censuur nooit toegepast; die ging altijd tegen één bepaalde, politieke richting. Wanneer de Voorzitter zegt, dat De Tribune moreel schadelijk is, welken maatstaf ligt daaraan dan ten grond slag1? Welke schade voor welke moraliteit is er? Welke morali teit wordt geschaad? De Tribune tracht den menschen be paalde godsdienstige of politieke dingen uit het hoofd te praten, maar hoe hen dat moreel kan schaden, is spreker niet duidelijk; hij acht het juist moreel nuttig voor hen; als men dat moreel schadelijk noemt, moet men alleen zijn eigen standpunt toelaatbaar verklaren en alles, wat daarbuiten valt, weren. Dit is weer een stap in de richting, om lang zamerhand, voetje voor voetje, de vrije meeningsuiting, die niet de autoriteiten en het gezag hier onaangetast wil laten, te beperken. De motie van den heer Knuttel wordt verworpen met 18 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Splinter, Goslinga, Komijn, Donders, Wilmer, van Eecke, Simonis, de Reede, Coster, van Es, Meijnen, Beekenkamp, Wilbrink, Eikerbout, van Tol, Bergers, van der Reijden en Tepe. Vóór stemmen: de heeren Koole, Groeneveld, Verweij, Knuttel, van Eek, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Vos, Schüller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vallentgoed, Kuipers, van Stralen, en Kooistra. (De heer Manders was bij deze stemming tijdelijk niet aanwezig.) Volgnr. 544 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter stelt, alvorens met de behandeling der begrooting door te gaan, voor de behandeling van het voorstel tot het aangaan van een geldleening, die straks geschorst is, nog verder te schorsen tot de volgende Raads vergadering. Degenen, die de leening zouden verstrekken, nemen genoegen met uitstel voor 14 dagen en Gedeputeerde Staten nemen eveneens met uitstel voor dien termijn genoegen. Het College zal onderzoeken, in hoeverre de mededeeling inzake het windrecht, die het College wel zeer laat bereikt heeft, van invloed is op de voorgestelde transactie. Volgens de daar over gewisselde stukken koopt de gemeente dezen grond vrij van hypotheken en alle andere lasten. Wat dit beteekent is niet zoo heel gemakkelijk uit 1 e maken, of hierdoor n.l. alles gedekt wordt, wat gedekt moet worden. Dit zal nu echter in rustige overweging kunnen worden vastgesteld en tijdig aan den Raad medegedeeld. Spreker stelt dus voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden tot de volgende Raadsvergadering. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten dit voor stel aan te houden tot de volgende Raadsvergadering. Voortgezet wordt de behandeling van de UITGAVEN van den gewonen dienst. De volgers. 545 tot en met 558 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 559, luidende: „Bijdrage aan Hoofdstulc VIII 16 van den kapitaaldienst f 1.198 De Voorzitter zegt, dat overeenkomstig het voorstel, op genomen in Ingek. St. No. 303 van 1931, in de vergadering van 30 November 1931 werd besloten de per saldo ten laste van de gemeente komende kosten terzake van de verbouwing van het Stedelijk Museum „de Lakenhal" ad 7.000.uit geldleening te bestrijden. Met betrekking tot de daarmede verband houdende be- grootingswijziging geven Gedeputeerde Staten bij hun schrijven van 22/31 December 1931 te kennen, dat zij het onder de gegeven omstandigheden gewenscht achten, het betrekkelijk geringe bedrag van 7.000.niet te dekken uit de opbrengst van een geldleening, doch deze kosten, verdeeld over een tijdvak van 5 jaren, uit den gewonen dienst te betalen. Aangezien bij het College van Burgemeester en Wethouders Gemeentebegrooting. (Voorzitter e.a.) hiertegen geen overwegend bezwaar bestaat, is ter over boeking van de eerste aflossing ad f 1400.naar den kapitaal- dienst, volgn. 559 met dit bedrag verhoogd en mitsdien ge bracht op 2598. Volgnummer 755 van den kapitaaldienst is dienovereen komstig met het zelfde bedrag verhoogd en derhalve eveneens gebracht op 2598. De post voor „Onvoorziene uitgaven" is in verband hier mede verlaagd met 1400.en alzoo nader uitgetrokken op 78.780. Volgnummer 559, verhoogd met 1400.wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 560 tot en met 568 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Bij volgnr. 569 wordt de begrooting van de Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon voor 1932 zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd, waarna ook dit volgnr. zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Volgnr. 570 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 571, luidende: „Koeten van de Jcraamverzorging van armlastige ingezetenen 4620. Mevrouw Braggaar -de Does kan, evenmin als zij zich kon vereenigen met de houding van Burgemeester en Wet houders ten aanzien van de zuigelingenzorg, waarover bij volgnummer 305 is gesproken, het niet eens zijn met het standpunt van het College met betrekking tot de verzorging van armlastige kraamvrouwen. Bij de behandeling van de vorige begrooting heeft zij dezelfde zaak besproken en aan gewezen op welke punten Burgemeester en Wethouders nalatig waren wat betreft de zorg voor behoeftige kraam vrouwen. Zij heeft bij die gelegenheid antwoord verzocht op verschillende vragen, welke zij stelde, maar tot heden heeft zij daaromtrent nog niets vernomen en daarom heeft zij dit jaar bij het sectie-onderzoek de zaak opnieuw aan geroerd. In tegenstelling met Burgemeester en Wethouders is zij van oordeel, dat moederschapszorg of kraamverzorging niet is een zaak van particulier initiatief, maar tot het terrein van de overheidszorg behoort, omdat, als men spreekt over moederschapszorg, dit niet alleen de moeder geldt. Wil men het kind, dat geboren moet worden, de beste levenskans geven, dan moet men beginnen met te zorgen voor de aan staande moeder, voor de zwangere vrouw. Dat de sociaal-democraten in die opvatting niet alleen staan, blijkt uit het feit, dat op bladz. 32 van het Roomsch- Katholieko boekje „Gemeentepolitiek" staat: „laten wij nagaan, hoe de gemeentebesturen moeten doordrongen zijn van de belangen der volksgezondheid". Ook de schrijver van dat boekje is de meening toegedaan, dat men hier niet te doen heeft met een zaak, welke van particuliere zijde moet worden behartigd. Spreekster is van oordeel, dat tot de zorg voor de volksgezondheid ook behoort de zorg voor de zwangere vrouw, voor de aanstaande moeder. Waar Burgemeester en Wethouders zeggen, dat er op dit gebied genoeg wordt gedaan, wijst spreekster er op, dat in de gezinnen van de arbeiders, vooral van de minder gesitu eerden, in die dagen zeer veel armoede en teleurstelling wordt geleden. Iletgeen men een „heugelijke gebeurtenis" pleegt te noemen, is voor vele aanstaande moeders en moeders eenigermate een bange gebeurtenis, omdat zij niet weten hoe zij in die dagen in de behoeften van haar gezin moeten voorzien. Bovendien komt het niet zelden voor, dat zij, die moeder moeten worden, of de jonge moeder niet de noodige rust krijgt; men moet eigenlijk tot de arbeidersklasse be lmoren om te weten, wat op dit punt door jonge moeders geleden wordt. Wanneer door voldoende hulp in de huis houding den jongen moeders de noodige rust gewaarborgd zou zij nzou zeerzeker algeheel en spoedig herstel te wachten zijn; dat beteekent niet alleen gezondheid voor de moeder, maar zeker ook voor het kind; door de noodige rust op haar kraambed zal zij beter voor haar kind kunnen zorgen. Spreekster zou willen, dat de door haar genoemde wenschen alsnog in de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst besproken zouden wordenzij begrijpt, dat het niet mogelijk is, daarop onmiddellijk te antwoorden, maar zou in de toekomst toch wel gaarne antwoord hierop hebben. Noodig zijn voldoende voorlichting aan aanstaande moeders, goede hulp in de huishouding, waar noodig verstrekking van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 13